4
Rantwijck en andere gedeputeerden rapporteren over hun besprekingen
gisteren met ambassadeur
Vane,
over de nadere
verklaring naar aanleiding van diens op 30 april ter vergadering
van
HHM schriftelijk ingediende propositie over het horen van de
Engelse
getuigen in de zaak
Amboina
[Ambon] en de
gevolgde
procedures.
HHM zullen de navolgende verklaring op schrift stellen, die na resumptie in de vergadering aan de ambassadeur zal worden overhandigd. Als voorwaarde stellen zij dat Vane eerst schriftelijk een ondertekende memorie indient over het voorstel van
Carlaton, die door de ambassadeur in de genoemde bijeenkomst moet
worden bevestigd.
HHM verklaren ermee akkoord te gaan dat de Engelse getuigen in aanwezigheid van ambassadeur Vane door gedelegeerde rechters worden gehoord, ondervraagd en geconfronteerd op de aan beide Hollandse gerechtshoven [het
Hof van Holland en Zeeland
en de
Hoge Raad van Holland en Zeeland
] in criminele zaken gebruikelijke wijze over de punten en artikelen waarover zij door het hof van de Admiraliteit van de Engelse koning zijn gehoord, alsmede over alles dat kan dienen ter beslechting van deze zaak. De gedelegeerde rechters dienen deze zaak naar goeddunken te behandelen zonder interruptie en met een weloverwogen vonnis. Ingeval een partij zich door het vonnis bezwaard voelt, mag deze in hoger beroep gaan volgens de stijl van beide hoven ten overstaan van neutrale, niet-belanghebbende personen. De opening van zaken die door middel van de memorie van de ambassadeur conform het voorstel van resident Carlaton mondeling zal worden gegeven, noch deze verklaring van HHM op
de memorie, mogen de pretenties van de koning of de door HHM ingestelde regeling die met voorweten en instemming
van
de
ministers van de koning in de procedure van de zaak Amboina is
genomen, schaden, indien dit niet aan weerszijden door middel van een verklaring wordt
geaccepteerd. Rantwyck wordt aangezocht resident Carlaton uit te
nodigen om van hem te vernemen of Vane de schriftelijke memorie
aan HHM
wil
overhandigen.