18
Ontvangen is een brief van de Bewindhebbers van de
VOC ter Kamer Amsterdam
d.d. 7 mei, met een antwoord en informatie over een op 1 mei bij HHM ingediend verzoek van
Jaques Faulcon en consorten, wonend te
Dieppe in
Frankrijk. Ze ontkennen in alle oprechtheid het
relaas in
het verzoek en ze kunnen ook niet geloven dat commandeur
Adriaen Block Martsz. iets gedaan
zou hebben
dat
in
dit relaas aan de orde wordt gesteld, temeer daar de commandeur met
zijn vloot al in oktober 1627 was uitgevaren. Daarvoor lag hij
geruime
tijd in
Engeland en hij had deze zaak zo nodig
voor
zijn
vertrek naar
Indië kunnen verantwoorden, indien
Faulcon, zoals dat hoort, tijdig van zich had laten horen. De
Bewindhebbers verzekeren te goeder trouw
en onbekend met dit vreemde voorval voldoende tijd nodig te
hebben om de
bescheiden en informatie uit Indië te verkrijgen. Ze twijfelen er
niet
aan of de toedracht van de zaak is een andere.
Ze
zullen op last van HHM met de eerste gelegenheid naar
Indiëschrijven ter verkrijging van de benodigde bescheiden. Na
ontvangst
hiervan zullen ze Faulcon en consorten voor competente rechters
bejegenen naar behoren.
HHM zullen dit door middel van een schriftelijk uittreksel aan Faulcon meedelen.