12/07/1628

 
English | Nederlands

12 - 07 - 1628

Presentielijst:

Resoluties:

1 Op verzoek van Dirck Pietersz. Rens en Jan Claesz. Beer en veel andere schippers wier schepen op bevel van de koning van Frankrijk voor La Rochelle tot zinken zijn gebracht, verlenen HHM hun voorschrijven aan de koning, Richelieu en hun ordinaris en extraordinaris ambassadeurs. De supplianten willen zo hun ordonnanties voor de vergoeding van hun gezonken schepen en hun voorgeschoten verblijfkosten tijdens hun vier maanden durende lobbyactiviteit in Parijs betaald krijgen.

2 De RvS adviseert d.d. 4 juli over het op 30 juni ingediende rekest met bijlagen van Jan Jansz. van Coesvelt, burger van Enkhuizen. De Raad acht het niet geschikt in te stemmen met de verzochte vergeldingsmaatregelen. Hij stelt voor nogmaals de raad van Coesfeld te schrijven om de suppliant te helpen bij de uitvoering van het door hem verkregen vonnis.
HHM nemen dit advies over en laten de Raad aan de raad van Coesfeld schrijven.

3 HHM lezen het verzoek van Willem Stevensz. uit Purmerend. Hij is door de Admiraliteit in het Noorderkwartier aangesteld als kapitein van een roei-jacht, maar weer van die taak ontheven omdat hij onvoldoende borg kon stellen conform de regels van het land. Stevensz. verzoekt met de belofte nader borg te stellen alsnog zijn commissie te mogen uitvoeren of anders tenminste een onkostenvergoeding te krijgen.
Voordat HHM hierover besluiten, geven zij het rekest met de stukken voor advies aan de Admiraliteit.

4 In een brief d.d. Alkmaar 3 juli bevelen de burgemeesters van Alkmaar het rekest van Dirck Jacobsz. Slob aan. Slob heeft als kapitein jarenlang trouw het land gediend en verzoekt daarom en vanwege zijn hoge leeftijd een redelijk traktement waarmee hij zijn familie kan onderhouden.
Voordat HHM hierover besluiten, vragen zij advies aan de Admiraliteit in het Noorderkwartier .

5 De RvS adviseert d.d. 8 juli over het op 5 juli ingediende rekest van burgemeester Thomas Claesz. Pathmos namens stad en land van Steenbergen. Het verzoek kan worden ingewilligd, mits er 's lands belasting over de materialen wordt betaald. Tevens moet er binnen zes maanden worden aangetoond waar de materialen naartoe zijn vervoerd en waarvoor deze zijn gebruikt of wie deze in bezit heeft als de materialen nog niet zijn vervoerd of gebruikt.
HHM nemen het advies over.

6 HHM geven Willem Jacobsz. Delff toestemming de door hem getoonde portretten van de koning van Groot-Brittannië en van Ernst Casimir conform zijn octrooi met privilege uit te geven.

7 In een rekest meldt plaatsnijder Willem Jacobsz. Delff dat Joost Hondius en Francois van den Hoeije, boekverkopers te Amsterdam, in strijd met het op 17 okt. 1626 door HHM aan hem verleende octrooi enkele van zijn portretten hebben nagemaakt en verspreid. Van den Hoije heeft de koning en koningin van Bohemen, de prins en prinses van Oranje, de oude prins Willem en Maurits nagemaakt en Hondius de genoemde prins en prinses. Hiervoor heeft de officier van Amsterdam hen vervolgd, maar zij hebben de zaak ruim acht maanden opgehouden zonder dat de suppliant genoegdoening heeft gekregen. Hij verzoekt HHM te regelen dat de platen en drukken van Van den Hoeije en Hondius in beslag worden genomen, dat hij volledig voordeel van zijn octrooi krijgt en dat de overtreders worden bestraft.
HHM verzoeken de magistraat van Amsterdam de suppliant kort en goed recht te doen tegen Van den Hooije en Hondius.

8 HHM lezen de op 19 mei door ambassadeur Carlaton namens de koning van Groot-Brittannië bij de synode van Engelse en Schotse predikanten in de Republiek ingeleverde artikelen en het antwoord van de synode daarop.1
I Z.M. wil dat de Engelse en Schotse predikanten ten behoeve van hun gemeenten geen nieuwe liturgieën of een vaste vorm voor gebeden opstellen of uitgeven.
II De synode mag het aanstellingsrecht van de predikanten niet op zich nemen. De Engelse en Schotse predikanten mogen hun heilige orde alleen ontvangen van hun moederkerken in de twee koninkrijken en slechts op deze wijze een geestelijke bediening aannemen.
III Die van de synode mogen geen nieuwe riten of ceremoniën invoeren aangaande de toelating van wettige predikanten tot geestelijke ambten, noch deze gebruiken bij andere heilige handelingen.
2IV Die van de synode mogen zich niet bemoeien met nieuwe leerstellingen, maar moeten zich houden aan de door de Engelse en Nederlandse kerken vastgelegde punten.
V Z.M. is tevreden dat zij zich houden aan de bevoegdheid die zijn vader Jacobus hun heeft toebedacht. Ten eerste dienen zij predikanten zonder wettige beroeping of toelating tegen te gaan. Ten tweede moeten zij degenen die door een zondig leven te leiden aanstoot geven ondervragen en in de hand houden en zedeloosheid bestraffen. Tevens raadt Z.M. aan naarstig te zoeken naar auteurs van voor de kerk of Engeland nadelige boeken of brochures en deze indien mogelijk weg te nemen.
VI Bij twijfel omtrent de juiste bedoeling of uitvoering van deze bijzonderheden moeten die van de synode zich richten tot de ambassadeur of agent van Z.M. Deze zal altijd een bevel van Z.M. hebben of kunnen krijgen waardoor het vrome werk rechtvaardig kan worden begunstigd.
Antwoord van de synode van de Engelse en Schotse predikanten op de bovenstaande artikelen:
Ten eerste vragen zij Z.M. in te zien hoe onrechtvaardig de bezwaren van de kerken van Engeland en Schotland tegen hen zijn. Eerst hebben zij koning Jacobus en nu weer Z.M. doen geloven dat de handelwijze van de synodale vergadering nadelig zou zijn voor de kerken van de koninkrijken. Hiertegen pleit de verklaring die de synode heeft ingediend bij haar eerste acceptatie van de op verzoek van de ambassadeur door HHM verleende autoriteit. Hiervan tonen de predikanten de inhoud aan Z.M.
Om de beschuldigingen van noviteit, afscheiding of factievorming te beëindigen, hebben de predikanten gezamenlijk en individueel de vrijheid genomen de genoemde orde en het kerkelijk beleid te voeren conform de Franse kerken en het door HHM verleende octrooi. Zij hebben niets willen doen wat zou leiden tot ergernis van de Nederlandse kerken of tot inperking van de tot nog toe genoten voorrechten van de Engelse kerkgenootschappen in de Republiek. Ook willen zij niet handelen in strijd met de regels van de Nederlandse en Franse kerken, waaronder zij vallen, noch met het hun in het octrooi verleende gezag. Daarnaast heeft het aannemen van de genoemde vorm en regels niets van doen met verachting, censuur, benadeling of veroordeling van de kerken in het gebied van Z.M. De predikanten behandelen deze met passend respect als de ware kerk van Christus en zijn vastbesloten daarmee verbonden te blijven, ondanks een verschil in uiterlijke regels.
Ten tweede verzoeken de predikanten Z.M. om acht te slaan op het rechtvaardige besluit van diens vader. Hij moet zich niet inlaten met personen buiten de grenzen van zijn gezag. Alle christelijke heersers en republieken staat het vrij hun onderdanen de uiterlijke vorm van het kerkbeleid voor te schrijven. Hoewel de predikanten zichzelf vanwege hun geboorte zien als onderdanen van Z.M., vallen zij door hun huidige verblijfplaats onder het gezag van HHM. Het is onvermijdelijk dat zij zich soms de toorn van de ene autoriteit en soms die van de andere op de hals halen, omdat het onmogelijk is twee meesters te dienen zonder een van beiden aanstoot te geven.
De predikanten antwoorden op het eerste artikel van Z.M. spijt te hebben dat hun goede bedoelingen verkeerd worden geïnterpreteerd. Het is nooit hun bedoeling geweest een nieuwe liturgie op te stellen of uit te geven, noch de liturgie van andere kerken te bestrijden of te veroordelen. Zij wilden slechts de huidige liturgie (waaraan zij zich op gezag van HHM moeten houden) uitbreiden door andere liturgieën, waaronder de Engelse, te gebruiken voor zover dat mogelijk is zonder aanstoot te geven. Deze liturgie is langdurig gebruikt in alle Engelse kerken in de Republiek sinds koningin Elisabeth en de graaf van Leicester hier hebben geregeerd en is toegepast in de kerken van Brielle en Vlissingen, toentertijd volledig onder gezag van de koningen van Engeland. De voorouders van Z.M. droegen er zorg voor dat alle handelingen van hun in Nederland wonende onderdanen verliepen conform de Nederlandse kerken om geen aanstoot te geven en de eenheid van de kerk te handhaven. Z.M. wil deze koers blijven volgen en de predikanten zullen dus nooit een ongeautoriseerde liturgie gebruiken of iedereen naar eigen inzicht een liturgie laten kiezen. Daardoor zou immers grote verwarring ontstaan, zoals in de periode voordat de predikanten hun synode hielden.
Inzake het tweede artikel vragen de predikanten Z.M. zich te realiseren dat het aanstellingsrecht een wezenlijk onderdeel van hun ambt is, evenals het verkondigen van het evangelie of het toedienen van de sacramenten. Als zij dit overlaten aan een ander, verzuimen zij hun door Christus opgelegd ambt. De predikanten zijn ervan overtuigd dat Z.M. hun het uitvoeren van hun aanstellingsrecht niet zal ontnemen.
Daarnaast zouden met het aanstellingsrecht ook meteen alle andere punten van kerkelijke discipline aan de predikanten onttrokken worden. Niemand kan autoriteit wegnemen die hij niet geven kan. De aanstellers kunnen de door hen aangestelden handhaven en de dienaren zijn aan hen onderworpen, hetgeen door de wetgeving van de paus wordt bevestigd.
In het geval de predikanten het aanstellingsrecht zouden overlaten aan de kerken van Engeland en Schotland, zou een buitenlands kerkelijk gezag worden geplaatst boven de onder Nederlands bestuur staande kerken. Daarmee zouden zij ondankbaar overkomen en de staat onrecht aandoen, aangezien zij aan hen verleende vrijheden en gezag aan vreemden zouden geven en onder buitenlands gezag plaatsen. Dit zou leiden tot geruchten en schande. De predikanten zouden de hun verleende vrijheid niet waard zijn, terwijl andere buitenlanders - zoals de Fransen - deze vreedzaam bezitten. Bovendien kan het als gevaarlijk precedent werken: dan zou immers ook een wereldlijk gezaghebber de zaken van andere staten kunnen regelen. Dit was voor de vader van Z.M. juist de oorzaak om de apologie Proiuramento fedelitatis3 te schrijven tegen een dergelijke usurpatie van macht door de paus. Volgens de wet van de paus mogen bisschoppen zelfs geen aanstellingen doen buiten de grenzen van hun eigen bisdom en al helemaal niet in een andere staat.
Indien de synode geen aanstellingsrecht van predikanten zou hebben, zou het een kerkelijke instelling zijn die nergens anders bestaat. Z.M. moet besluiten of de synode het aanstellingsrecht volledig aan de kerken van Engeland en Schotland moet overlaten en of dit in het buitenland niet tot grote weerzin tegen deze kerken en het bisschoppelijke bestuur zou leiden.
Z.M. moet zich afvragen of de kerken in Engeland en Schotland de aanstelling van pastores voor kerken in andere landen wel op zich willen nemen. Zij hebben daar geen gezag en de kerken zijn niet van hen afhankelijk aangezien deze tot een andere staat behoren. Die van de synode denken dat de Engelse en Schotse kerken het aanstellingsrecht niet op zich zouden willen nemen omdat zij onder andere niet willen uitvoeren wat de gereformeerde kerken zo vervloeken van de bisschop van Rome. De wil om alle andere kerken te onderwerpen en al het gezag naar zich toe te trekken is louter paaps.
Z.M. moet zich tevens afvragen of de kerken in de Republiek de kwestie van het aanstellingsrecht zullen toelaten. Dit zou immers tot nog meer verdeeldheid kunnen leiden in een gemeenschap die door onderlinge kwesties toch al verzwakt is. Door zich te vervreemden van de Nederlandse kerk zouden die van de synode het risico lopen hun religievrijheid te verliezen.
Inzake de laatste clausule van het tweede artikel zeggen de predikanten Z.M. nooit iemand zonder aanstelling toe te laten, tenzij zij daartoe rechtvaardige redenen hebben. Zij kunnen echter niemand verwerpen die door de andere gereformeerde kerken is aangesteld, omdat zij dan het gezag en de wettigheid van het aanstellingsrecht van predikanten van andere gereformeerde kerken in twijfel zouden trekken. Niets zou hen meer gehaat maken dan wanneer zij slechts door Engeland en Schotland goedgekeurde predikanten zouden toelaten.
Inzake de gevreesde bezwaren van het vrije aanstellingsrecht verzekeren die van de synode nooit personen te hebben aangesteld die al een ambt bedienen, tenzij deze daarvan eerst zijn ontslagen. Als de predikanten hun aanstellingsrecht verliezen, zal het toekomen aan de Nederlandse predikanten, waarna het gevreesde bezwaar vaker zal voorkomen.
Wat het derde artikel betreft zijn de predikanten bedroefd dat hun - conform alle andere gereformeerde kerken - wettelijke handelwijze inzake de toelating van predikanten en andere heilige daden uit onwetendheid of kwaadwilligheid door Z.M. als noviteiten of in andere termen wordt omschreven. Zij hebben uitsluitend passend en conform de huidige praktijk van andere kerken en met toestemming van de kerken in hun gastland gehandeld. Z.M. hoeft niet te vrezen voor de invoering van nieuwe riten of ceremoniën, aangezien de predikanten dit nooit van plan zijn geweest en nooit zullen doen. Nieuwe liturgieën zijn immers niet alleen namens de koning maar ook op gezag van HHM verboden.
Inzake het vierde artikel begrijpen de predikanten niet hoe Z.M. kan vermoeden dat er katholieken, arminianen of andere sektariërs onder hen zouden zijn. Zij blijven altijd achter de door de Engelse en Nederlandse kerken bevestigde waarheid staan.
Inzake het vijfde artikel menen de predikanten niet dat de vader van Z.M. hun minder gezag had willen toebedelen dan de Franse kerken in de Republiek is verleend. Zij hopen ook niet dat Z.M. hun gezag zou willen bekorten en vertrouwen erop dat hij het beleid van zijn vader zal voortzetten en bevestigen. Van hun kant beloven de predikanten als trouwe onderdanen HHM, alle kerken en Z.M. tevreden te stellen inzake alle in dit artikel genoemde punten.
HHM gelasten die van de synode zich te houden aan de regels van het land.

9 De afgevaardigden van de WIC compareren en stellen de door hen als admiraal van elf uitgeruste schepen genomineerde Adriaen Jansz. Pater voor. Zij verzoeken HHM hem de eed af te nemen en commissie te verlenen.
HHM stemmen in met de nominatie en nemen Pater de eed af. Tevens gelasten zij hem commissie te verlenen als admiraal van de genoemde vloot.

10 HHM melden de binnengekomen luitenant-admiraal Dorp zo spoedig mogelijk naar de kust van Vlaanderen te gaan. Dorp zegt dit te zullen doen.

11 Gysbert Tjebbes Popta en Adriaen Claesz. van der Graeff c.s., kooplieden te Amsterdam, verzoeken HHM een door Pijnacker te Algiers op hen getrokken wisselbrief te betalen.
HHM stellen een besluit hierover uit, totdat de aanspraken van Pynacker zijn beëindigd.

12 Gerridt Temmeermans, inwoner van Middelburg en voogd van de als soldaat met het schip Oranje naar Oost-Indië gevaren Gerridt Neeff van Weelen, vraagt om betaling van diens resterende soldij van 18 pond 11 sch. en 6 groten Vlaams.
Tevens verzoekt Temmermans als oom en voogd van de als soldaat met de Oranje naar Oost-Indië gevaren Pieter Ramont van Ramighen om betaling van diens resterende soldij van 16 pond 17 sch. en 5 groten Vlaams.
HHM geven beide rekesten aan de RvS om erover te besluiten.

13 Johan Danckaerts compareert als procureur van Gooswyn Meurskens, inwoner van 's-Gravenhage en gedaagde in een beroepszaak. Hij antwoordt op de namens de impetrant De Loge, kapitein van een compagnie infanterie, door diens procureur Andries Palmaert gestelde eis dat het appèl niet ontvankelijk is. Danckaerts vraagt het vonnis van de RvS in deze zaak goed te keuren en eist de kosten op van deze en eerdere instanties met de vanwege het beroep verstreken rente.
Inzake het verzoek van Gooswyn Meurskens om commissarissen voor het onderzoek van de stukken in de beroepszaak tussen hem en De Loge verklaren HHM dat de zaak vooralsnog niet kan worden beslist. HHM laten de partijen op deze verklaring reageren.

14 Op last van de synode van de Franse kerken verzoekt de kerkenraad van de Franse kerk in 's- Gravenhage conform resolutie van HHM ordonnantie te depêcheren van 500 gld. Dit is voor een jaar onderhoud van een in de van de Republiek afgescheiden Waalse provincies dienende predikant.
HHM stemmen hiermee in.

15 Agent Falkenborch verzoekt vanwege zijn betreurenswaardige ongeluk en lange staat van dienst levenslang zijn jaartraktement van 600 gld. te krijgen. In zijn plaats vraagt hij om Loijs van Couckelberch aan te stellen. Deze is bereid zonder verdere kosten voor het land zijn post waar te nemen.
HHM stellen een besluit hierover uit en houden intussen de suppliant aan als agent.

16 HHM stellen nogmaals een besluit uit over het op 23 juni ingediende rekest van Pierre D'Esmartijn.

17 Terestein verzoekt d.d. Dordrecht 11 juli er bij de provincies ernstig op aan te dringen hun aandeel in de werken ter uitdieping van de rivieren [ Rijn en IJssel] te betalen.
HHM zoeken de retroacta hierover op en stellen zolang een besluit uit.

18 De afgevaardigden berichten over de met Brasser gehouden bespreking inzake de verlenging van de op de Venetiaanse subsidie voorgeschoten 99.000 pond en de posten waaraan de voor de koning van Denemarken verstrekte 93.750 pond is uitgegeven. Conform de gisteren genomen resolutie verklaren de afgevaardigden dat Brasser niet bereid was tot de verlenging van de lening. Brasser heeft slechts aangetoond dat de 93.750 pond op bevel van Vosbergen is betaald.
HHM kunnen hierover vanwege verschillende meningen geen besluit nemen.

19 Balfour schrijft d.d. 28 juni aan Z.Exc. dat de kooplieden vanwege het gerucht over het ongeluk dat de hertog van Buckingham in Engeland zou zijn overkomen hebben geweigerd de wisselbrieven te betalen voor het onderhoud van de twaalfhonderd in dienst van Z.M. gelichte ruiters. Daarnaast schrijft hij dat de Staten van Groningen deze troepen uit hun provincie hebben laten verdrijven. Balfour vraagt of Z.Exc. voorstellen wil doen aangaande het onderhoud van de troepen of hem met de troepen of een deel daarvan in dienst van HHM te gebruiken
De president en Schaffer zullen de brief met Z.Exc. bespreken.

20 Nieustadt en Aert van Eck, raden van de Admiraliteit te Rotterdam, compareren en dienen hun verbaal in over de betaling en visitatie van de vier in de Waal op wacht liggende oorlogsschepen en de overplaatsing van de bemanning op de redoutes, conform de resoluties van HHM d.d. 29 mei en 6 juni en van de RvS d.d. 1 mei.
4 Op 18 juni hebben Nieustadt en Van Eck in Nijmegen 27.500 pond van 40 groten ontvangen van de commies van ontvanger-generaal Doubleth. Vervolgens zijn zij naar het voor Kekerdom op wacht gelegen oorlogsschip gegaan, waarop kapitein jonkheer Dirck van Brienen met 33 bemanningsleden heeft gediend. Zij achten 23 bemanningsleden hiervan geschikt voor dienst op de redoutes, onder wie de luitenant. Hij is provisioneel aangesteld als commandant op de redoute van Kekerdom. Tevens bezochten zij het voor het viswater gelegen schip van kapitein Albert van Velsen. Van diens 28 bemanningsleden vonden zij er negentien geschikt om op de redoutes te dienen.
De in totaal 42 mannen zullen onder commando van kapitein Brienen dienen op de redoutes in de Overbetuwe. Hoewel deze redoutes conform de last van HHM tezamen met zestig man moeten worden bezet, hebben de afgevaardigden besloten tot de onderstaande provisionele verdeling:
Tien mannen worden met de genoemde luitenant op de redoute van Kekerdom geplaatst.
Aangezien de kapitein van de bij het huis te Oosterhout op de Schoordijk gelegen redoute nog achttien man te weinig heeft, hebben de afgevaardigden deze niet bemand en de kapitein gelast zo spoedig mogelijk de rest van zijn volk aan te nemen.
Op de redoute Den Overdijelick, boven het huis te Loenen op de Schoordijk, zijn twaalf mannen met een sloep aangesteld.
De redoute van Winssen heeft de kapitein bezet met negentien man met twee sloepen.
Op het voor Winssen gelegen oorlogsschip waarop kapitein Jan Jacobsz. van Nes dient, hebben de afgevaardigden 28 mannen aangetroffen, van wie zij er 23 geschikt achten. Provisioneel hebben zij de schipper daarbij opgeteld. Van de achttien bemanningleden van het voor Ulennest [onder Tiel] gelegen oorlogsschip van schipper Henrick Coenen de Gruys zijn tien mannen geschikt. In totaal zijn er hier dus 33 mannen beschikbaar.
Uiteindelijk hebben 48 mannen opdracht onder kapitein Jan van Nes te dienen op de vier redoutes in de Nederbetuwe. Deze zijn reeds als volgt onderverdeeld en voorzien van een sloep:
Twaalf man op de redoute van de Kesterense waard, onder wie schipper Willem Wolphertsz..
Twaalf man op de redoute op het boven het huis te Leeuwen gelegen "Caesant"
Twaalf man op de redoute van "Berchswaert", de Schelvis genaamd.
Twaalf man op de redoute De Vogelsanck.
De betaling van de vier scheepsbemanningen bedraagt:
6.100 pond 5 st. 4 d. aan kapitein Brienen en zijn bemanning.
4.383 pond 1 st. 9 d. aan kapitein Aelbert van Velsen.
4.558 pond 3 st. 9 d. aan kapitein Van Nes.
2.056 pond 17 st. 4 d. aan schipper Henrick Coenen de Gruys.
Het totaalbedrag van 17.098 pond 8 st. 2 d. wordt afgetrokken van de 27.500 pond, zodat er nog 10.401 pond 11 st. 10 d. in kas is.

21 De vanwege de Gulik [Jülich]se contributies ruim 32 weken gevangenzittende Caspar Ritz verzoekt te worden vrijgelaten. Hij stelt voor het aandeel van het ambt waar hij woont te betalen, conform de schatting van de contributies.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.

1 Enkele Latijnse en Griekse citaten zijn weggelaten en vervangen door drie punten. Beide stukken zijn geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 602-609/folio I, 765-768.
2 Punt IV en V worden tevens 'a' en 'b' genoemd en staan in omgekeerde volgorde.
3 De titel van dit werk luidt: Apologia pro iuramento fidelitatis quidem anonumos; nunc vero ab ipso autore ... Jacobo ... Magnae Britannicae, Franciae et Hiberniae rege ... Londen, 1607.
4 Het verbaal is geïnsereerd in S.G. 3187.