31/08/1628

 
English | Nederlands

31 - 08 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 In een remonstrantie verzoeken de Gedeputeerde Staten van Zutphen kwijtschelding van twee derde deel van hun aandeel in de consenten voor 1627 of een andere passende vergoeding in de vorm van kwijtschelding. Dit vanwege de aanzienlijke verwoesting in hun kwartieren door de belegering van Groenlo en het inlegeren van ruiters en soldaten.
HHM geven het rekest aan de RvS om er na overleg met Z.Exc. over te adviseren.

2 De heer Terestein, oud-burgemeester van Dordrecht, schrijft d.d. Dordrecht 30 aug. dat de afgevaardigden naar de werken van de Rijn en IJssel hun brief van 25 aug. hebben ontvangen. De afgevaardigden willen op 12 sept. bij HHM komen.
HHM geven de brief voor advies aan de RvS.

3 Essen dient namens de uit Friesland teruggekeerde afgevaardigden een verslag in van de hun opgedragen verrichtingen aldaar. Ook toont hij de originele resoluties van de Staten van Friesland over het aannemen van hun aandeel in de voorgestelde repartitie van de lopende schulden van de Admiraliteit à 2.500.000 pond en de zuivering van de defecten in de consenten voor de marine van 1622 tot en met 1627.
HHM verzoeken de Staten van Friesland in aftrek van de genoemde defecten zo spoedig mogelijk een aanzienlijk bedrag te betalen aan ontvanger-generaal Doublet. Ook laten zij de Admiraliteitscolleges hun afgevaardigden op 25 sept. naar 's- Gravenhage sturen met een lijst van hun schulden van 1622 tot en met 31 dec. 1627. Hierop moeten nauwkeurig de namen van de crediteuren en de grootte en aard van hun schuld worden vermeld. Daarna kunnen HHM de schulden over de provincies verdelen conform hun quoten.

4 De binnengekomen secretaris Huigens verklaart inzake het voorstel van HHM dat de RvS de compagnieën van de nieuwe lichting van tienduizend man conform hun resolutie van 22 aug. op 29 aug. heeft laten monsteren. Ook heeft de Raad de monstercommissarissen bevolen tegen de kapiteins te zeggen dat zij hun compagnieën voorlopig en tot nader order op de bij de monstering geconstateerde sterkte moeten houden.
HHM laten de kwestie hierbij.

5 In een remonstrantie meldt maarschalk Chastillon dat zijn compagnie paarden in 1626 geheel is verslagen door graaf Hendrik van den Bergh. Châtillons luitenant De Rose heeft de compagnie met grote kosten heropgericht en op de oude sterkte gebracht. Hiervoor moet de remonstrant zijn luitenant conform het tussen hen opgestelde akkoord drie jaar diens gage als ritmeester laten betalen. Châtillon verzoekt HHM in te stemmen met zijn vervallen maandtraktement van 30 april 1627 tot op heden en dit conform de resolutie van 5 okt. 1623 voort te zetten. Dit traktement is hem als kolonel en kapitein van de infanterie toegezegd.
Het bovenstaande in aanmerking genomen geven HHM toestemming de monsterrollen van de genoemde compagnie van 30 april 1627 tot op heden te verhogen met de gage. Hierdoor ontstaat echter geen precedent. De heren van Groningen verklaren hiermee niet te kunnen instemmen.

6 Het antwoord van Coomans, fiscaal van de Admiraliteit in Zeeland, d.d. Middelburg 26 aug. behoeft geen resolutie.

7 Stavenis meldt dat zijn lastgevers zich inzake het uitvoerverbod van ongeraffineerd zout tot eind september aansluiten bij de overige provincies.
HHM laten de zaak hierbij.

8 De heren van Holland tonen schriftelijk enkele belangrijke punten aangaande het beleid van het land waarvan alle provincies een kopie vragen. Deze wordt hun toegezegd.

9 De naar het afscheid van Z.Exc. vanwege diens reis naar Bergen op Zoom afgevaardigde heren berichten dat de stadhouder binnen twaalf dagen denkt terug te keren. Ook hebben zij conform de resolutie van 28 aug. de brief van admiraal Reael met hem besproken. Z.Exc. adviseert aan de hertog van Friedland te schrijven over Reaels vrijlating. Intussen moet men proberen een gelijkwaardig persoon van de keizerlijken gevangen te nemen.
HHM schrijven over de vrijlating aan de hertog van Friedland, maar stellen het andere punt uit.

10 De naar het afscheid van Z.Exc. afgevaardigde heren berichten het op 18 aug. ingediende verzoek van de Admiraliteit te Amsterdam en het advies daarover van de RvS van 23 aug. met hem te hebben besproken. Z.Exc. meent dat hierover aan Tilly moet worden geschreven, terwijl ondertussen een aanzienlijke aanhanger van de keizerlijken moet worden gevangengenomen.
HHM schrijven aan Tilly, maar nemen het andere punt in beraad.

11 De naar het afscheid van Z.Exc. afgevaardigde heren berichten de op 28 aug. ontvangen brief van de RvS met hem te hebben besproken. Frederik Hendrik meent dat men onder voorwaarden met de Lotharingse edellieden zou kunnen onderhandelen. Zij zouden een borg moeten stellen dat zij noch neutrale landen, noch bondgenoten schade toebrengen. Ook zou het land een deel van hun buit moeten ontvangen, zoals dat bij de kaapvaart gebeurt.
Desondanks wijzen HHM het voorstel conform eerder genomen resoluties af.

12 HHM wijzen het verzoek van Ernest van Os af, omdat het ongegrond is. Hij wil een vergoeding voor het mede met Hans Wyderhousen en Jan Fincham ontdekken van een vijandelijke aanval op de Moskoviëvaarders.