17/06/1628

 
English | Nederlands

17 - 06 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 De afgevaardigden van de VOC compareren. Zij melden weinig ervaren personen te hebben gevonden om ingezet te worden als musketier op de tien krachtens de resolutie van 20 mei door de Compagnie op zee te brengen schepen. Daarom verzoeken zij HHM elk van de tien schepen voor vier maanden te bemannen met twintig tot 25 ervaren musketiers uit de te lichten compagnie infanterie. Zo kan de vijand beter worden geschaad.
De president zal dit verzoek bespreken met Z.Exc.

2 Philippe Calandrini schrijft d.d. Amsterdam 15 juni commissaris Padtburch geen opdracht te hebben gegeven de vier met Morgan uit Stade afkomstige Schotse regimenten af te danken. Hij verzoekt HHM de Schotten niet zo spoedig af te danken en hoopt dat er geld wordt gevonden voor onderhoud en servitiën van de troepen.
HHM houden vast aan hun resolutie inzake het afdanken van de genoemde Schotten. Zij wachten de reactie af van de voor de afdanking aangestelde commissaris Padburch.

3 De barones van Jause verzoekt paspoort om voor zes maanden met haar kinderen, dienaren, bagage, karos met vier paarden en twee wagens met vier paarden en twee menners vrij naar Spa en terug te mogen gaan. Onderweg wil zij haar heerlijkheden van "Guyden"1 en de Sint-Lambertskerk [in Luik] bezichtigen.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.

4 HHM vaardigen de heren van Gelderland en Holland met de thesaurier-generaal af naar de vergadering van de Staten van Friesland te Leeuwarden op 19 juni. Zij moeten de Staten ertoe bewegen hun defecten van de consenten ter zee van 1622 tot en met 1627 te zuiveren en hun aandeel te nemen in de gerepartieerde schuld van de Admiraliteitscolleges boven de consenten à 2.500.000 pond.
Aangaande deze punten vragen HHM de Friese Staten binnen tien dagen een gunstig besluit door te geven, anders zal de bezending doorgang vinden.

5 Het voorstel tot nadere beveiliging van de zee een groter aantal schepen uit te rusten mits alle onkosten uit een nieuwe belasting van één procent op de waarde van uitvoer en invoer van goederen ter zee zouden worden gehaald, nemen HHM in beraad.

6 Aerent Henderixsz. van Schoorenberch, voormalig postmeester, verzoekt een voorschot van 300 gld. op het kantoor van ontvanger-generaal Doublet te ontvangen. Van dit bedrag kan dan 75 gld. per kwartaal worden ingehouden op zijn traktement. Wanneer hij voortijdig zou overlijden, kan het worden ingehouden op het traktement van zijn zoon Joachim van Schoorenburg.
HHM stemmen in met het verzoek.

7 Bruininxs bericht conform de resolutie van HHM over de modellen van de watermolen, waarvoor Arent Smith octrooi heeft aangevraagd. Bruininxs meent dat het een nieuwe uitvinding betreft.
HHM verlenen de suppliant voor 24 jaar octrooi zonder bijkomende bepalingen.

8 Beveren en Schaffer berichten de op 13 juni door Maximiliaen, vrijheer van Batenburch ingediende remonstrantie met bijlagen over diens geschil met het Hof van Gelderland te hebben onderzocht. Zij achten deze remonstrantie van groot belang.
HHM geven de remonstrantie en de stukken aan het Hof om daarop een weerwoord te geven. Daarnaast verzoeken zij hem ernstig de zaak ondertussen te laten zoals die is.

9 In een remonstrantie melden de Generaalmeesters van de Munt dat de bank van Amsterdam aanzienlijke hoeveelheden Guinees goud verkoopt aan die van de VOC . Het goud is gegoten in lingotten opdat het ongemunt naar Oost-Indië kan worden vervoerd. Dit is in strijd met de ordonnanties waarbij alle uitvoer van materialen is verboden en met de instructie van de wissel waarbij uitdrukkelijk verplicht wordt alle ingekochte materialen en biljoenen te laten munten. De generaalmeesters verzoeken daarom enkele heren uit hun College te machtigen deze verkoop en verzending in de toekomst te verbieden en informatie in te winnen over hetgeen er is gebeurd. Na rapport hiervan dienen HHM er een nader besluit over te nemen.
HHM geven de remonstrantie aan de VOC en de WIC om erop te reageren.

10 HHM vragen de ter vergadering verschenen afgevaardigden van de stad Groningen en die van de Ommelanden of zij het onderling eens zijn geworden over de conflicten inzake de verhoging en invoering van verschillende heffingen voor de vergoeding van hun consenten ten behoeve van de oorlog. De heren van de stad Groningen verklaren geen akkoord te hebben bereikt maar altijd bereid te zijn geweest met die van de Ommelanden een redelijke overeenkomst te sluiten. De heren van de Ommelanden antwoorden alle hoop op een akkoord te hebben opgegeven en de beslissing van HHM af te wachten.
Vervolgens doen HHM conform het advies van hun afgevaardigden de onderstaande uitspraak.
2 I De verpondingen op vrij en beleend land blijven zoals die tegenwoordig zijn. De tot nog toe buiten de verponding gehouden binnen- en buitendijkse landen zullen echter tevens worden verpond. Deze heffing wordt per gras [vlaktemaat] vastgesteld conform de kwaliteit ervan.
II Ook zullen landen waarvoor in het verleden een te klein oppervlakte blijkt te zijn opgegeven opnieuw worden gemeten en met het grotere aantal grassen in de verponding worden opgenomen.
III Indien ergens landen van grotere afmeting dan gebruikelijk blijken te liggen, dan worden deze tot de algemene maat teruggebracht. Net als bij de nieuw te verponden landen moeten over de grotere maat het lopende jaar en 1626 en 1627 worden betaald ter ondersteuning van het tekort.
IV Alle huizen in stad en Ommelanden worden verpond op een achtste deel van de jaarlijkse huuropbrengst. Zowel de pachter als de eigenaar moeten onder ede de juiste huurprijs met alle bijbehorende en mee te rekenen voordelen opgeven. Indien huizen door de eigenaar zelf bewoond worden of leegstaan, zullen onafhankelijke afgevaardigden de huurprijs schatten conform gelijksoortige verhuurde huizen.
V Terwijl men bezig is met de verpondingen wordt in plaats daarvan vanaf 1 jan. voor iedere haardstede 40 st. per jaar betaald. Dit conform de voet van de door Stad en Lande gegeven ordonnantie, met aftrek van hetgeen voor 1 jan. op de oude voet is betaald. De huizen zullen echter terugkrijgen wat na het opstellen van de verponding boven de achtste penning blijkt te zijn betaald.
VI Ook de molens zullen onder de verponding vallen. Daarvoor moet tegelijk met de landen bij elke verponding 2 gld. worden betaald.
VII De belasting op wijnen zal worden verhoogd. Zowel burgers als tappers moeten voor een aam rijnwijn of Spaanse wijn voortaan 27 gld. in plaats van 18 gld. betalen en 21 gld. in plaats van 15 gld. 10 st. voor een okshoofd Franse wijn. Daarnaast moeten stad en Ommelanden overwegen of de voor de tap bestemde wijnen niet nog aanzienlijk hoger belast moeten worden dan die voor burgers.
VIII De [belasting op] brandewijn blijft zoals die is. Ter begunstiging daarvan en ter bescherming tegen fraude is het echter nodig te gelasten dat groothandelaren in Stad en Lande niet minder dan een halve aam brandewijn mogen uitstallen terwijl tappers kleinere eenheden dan halve amen van de pachter moeten kopen. Daartoe zal de pachter in vier verschillende gebieden van het land wijnkelders met goede brandewijn moeten hebben. Compositie zal niet meer zijn toegestaan.
IX De belasting op gebrouwen bier voor de tap wordt verhoogd naar 3 gld. per ton en de geïmporteerde bieren naar verhouding. Voortaan mogen tappers geen brouwers zijn of brouwgereedschap bezitten. Stad en Ommelanden moeten overwegen of ter preventie van fraude niet alle tonnen waarin tappers gebrouwen bier opslaan moeten worden gemarkeerd. Dan kunnen zij voor andere in hun huizen aangetroffen volle of lege tonnen als fraudeur gestraft worden.
X De belasting op het gemaal wordt verhoogd: weit en masteluin van 20 st. naar 24 st. per mud, rogge van 8 st. naar 10 st. per mud, gerst of bonen om te bakken van 5½ st. naar 7 st. en het van buiten ingevoerde brood van de twaalfde naar de tiende penning. Graan en mout om te brouwen wordt per mud gerst verhoogd van 15 st. naar 22 st. en havermout van 8½ st. naar 11 st. Voor tarwe waarmee na vermaling wordt gebrouwen moet volgens de lijst evenveel worden betaald als te bakken tarwe, namelijk 24 st. Voor rogge, gerst, haver en boekweit met dezelfde bestemming moet evenveel betaald worden als voor de genoemde mout, net als voor dierenvoeding bestemd koren behalve haver en bonen.
XI Ter begunstiging van deze belasting mogen molenaars deze niet pachten, of daaraan deelnemen, noch tegelijkertijd bakker zijn. Iedereen moet een cedel van de pachter hebben voordat hij koren van huis naar de molen mag brengen.
XII Om fraude tegen te gaan mogen er geen nieuwe molens op het platteland gebouwd worden. Tevens moeten de huidige molens met een derde deel worden teruggebracht op kosten van de provincie.
XIII De belasting op het bestiaal wordt verhoogd van een tiende naar een achtste penning. Voor een overjarig schaap moet in plaats van een schatting 12 st. en voor een lam 6 st. worden betaald.
XIV De belasting op de hoornbeesten wordt verhoogd: voor elk oud beest moet in de zomer ½ st. per maand meer worden betaald en voor de jongen en tijdens de winter naar verhouding.
XV Het oorgeld voor de paarden wordt van 2 naar 33 verhoogd.
XVI De waag wordt verhoogd met een vijfde deel: per honderd pond van 4 st. naar 5 st., en alle andere [gewichten] naar verhouding.
XVII De belasting op zeep en azijn wordt van 2 naar 34 verhoogd.
XVIII De belasting op zout mag vanwege de fraude niet als voorheen worden verpacht. In plaats daarvan wordt de hoofdelijke heffing verdubbeld: per persoon moet 2 st. in plaats van 1 st. en per beest 1 st. in plaats van ½ st. worden betaald.
XIX Gouden, zilveren en wollen laken en allerlei nijverheidsproducten worden verhoogd van 2 naar 35.
XX Tabak wordt verhoogd van de twintigste naar de tiende penning.
XXI Alle andere in de provincie Groningen gebruikelijke en hier niet genoemde of verhoogde heffingen blijven zoals die momenteel zijn.
XXII Er wordt een nieuwe belasting geheven over in de provincie opgegraven of ingevoerde turf. Over ieder dagwerk [veenmaat] van zes goede voeder zwarte of gemengde turf moet 18 st. worden betaald en 9 st. voor grijze of witte turf.
XXIII Over alle goederen van de rondemaat moet bij iedere verkoop, meting of levering het volgende betaald worden:
22 st. per last tarwe, 15 st. per last rogge, gerst, haver, boekweit, wikke of spelt, 11 st. per last mout, 22 st. voor grijze, witte of groene erwten, 36 st. per last rond- en platzaad (over zee ingevoerd en ongemeten in tonnen verkocht rond- en platzaad is echter vrij), 22 st. per last hennepzaad, 4 st. voor in hoed gemeten hop, 37 st. per honderd zout (de zoutzieder hoeft slechts de pachter naar verhouding van de belasting van de veertien pond per honderd zout van de door de Generaliteit verpachte zoutbergplaats te betalen, waarmee de zoutzieder en de koper bij de eerste koop kunnen volstaan en waarbij de zoutzieder een optie heeft), 6 st. per hoed tras, 3 st. per hoed kalk, 4 st. per hoed steenkool, 6 st. per hoed schoenmakersschors, 3 st. voor taanschors en daarvan gemalen schors. Voor grotere en kleinere aantallen wordt naar verhouding betaald.
HHM menen dat Stad en Lande met deze heffingen zowel hun aandeel in de huidige lasten als een groot deel van hun achterstallige betalingen en de verzochte buitengewone bijdragen voor onder meer het behoud van de Admiraliteitscolleges kunnen opbrengen. Het resterende bedrag mag geleend worden, mits de rente daarover zonder ordonnantie door de ontvanger wordt betaald. Indien het geld kan worden opgebracht door de pachters van de geestelijke goederen, dan kunnen zij de rente met hun pacht verrekenen. Wanneer het geld uit de bijdragen van de geestelijke goederen is binnengekomen, kan dit te zijner tijd weer worden afgelost.
Inzake de overige geschillen tussen de partijen laten HHM hen om de zes weken met eis, antwoord, repliek, dupliek en bewijsvoering in tweevoud (voor uitwisseling tussen de partijen) indienen bij de griffier. Vervolgens wordt de zaak met advies van enkele raden van de justitiële hoven beoordeeld. Als één van beide partijen de gestelde termijn niet haalt, zal recht worden gesproken op basis van de informatie van de andere partij.

11 Secretaris Huigens compareert en bericht dat de RvS conform resolutie van HHM de kapiteins Arckel en Van Santen, beiden op de algemene monstering onder de compagnieën van de nieuwe lichting, heeft geschreven hun compagnieën het zwakst bevonden te hebben. Zij mogen voor hun compagnieën slechts tot honderd man werven. Arckel heeft hierop geantwoord sindsdien een aanzienlijk aantal soldaten te hebben geworven maar de RvS is bericht dat Van Santen geheel geen volk heeft kunnen vinden. De Raad vraagt hierover de mening van HHM.
HHM machtigen de RvS na verhoor van Van Santen een passend besluit over deze zaak te nemen.

12 Joost Brasser verzoekt betaling van 10.000 rijksdaalder vanwege een door hem op bevel van HHM te Amsterdam aan commissaris Hoogenhouck gegeven wisselbrief bestemd voor ontvangst in Hamburg.
HHM gelasten ontvanger-generaal Doublet het genoemde bedrag aan Brasser te betalen.

13 HHM geven een brief van Tilly d.d. Stade 29 mei met enkele bijlagen aan de RvS. De Raad moet deze bespreken met Z.Exc. en daarover berichten.

14 Het voorstel van Willem Brasser, raad ter Admiraliteit te Rotterdam, om in Utrecht het aandeel van zijn College in het subsidiegeld voor de Admiraliteit te laten betalen, nemen HHM in beraad.

15 HHM lezen het rekest van vrouwe Margarieta de Cock van Delffwyne, douairière van Elter. Eerder heeft zij van hen toestemming gekregen voor de uitvoer van een groot aantal goederen, mits daarover 's lands belasting zou worden betaald. Nu verzoekt zij een kleiner aantal goederen van mindere kwaliteit vrij te mogen uitvoeren.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.

1 Misschien wordt hiermee Jauche [Geten] bedoeld.
2 Geparafeerd door Adriaen Ploos en in opdracht van HHM ondertekend door Cornelis Musch . De uitspraak is geïnsereerd in S.G. 3187 en gedrukt in: Aitzema, S. & O. kwarto II, 630-633/folio I, 777-778.
3 De muntsoort is weggelaten.
4 De muntsoort is weggelaten.
5 De muntsoort is weggelaten.