Opzet

 
English | Nederlands

Opzet van het Biografisch Woordenboek van Nederland

Een levensbeschrijving in het Biografisch Woordenboek van Nederland bestaat uit drie onderdelen: het genealogische kader, het tekstgedeelte en het zogeheten ‘A.P.L.I.-gedeelte’.

Het genealogische kader

Voorafgaand aan de tekst van een biografie ─ en typografisch daarvan onderscheiden ─ worden de genealogische gegevens betreffende de beschrevene en zijn of haar voornaamste verwanten weergegeven. Dit genealogische kader kent een vaste opbouw en bevat steeds de volgende informatie:

Gegevens over de beschrevene: geslachtsnaam en voornamen, zoals vastgelegd in de officiële registratie, alsmede geboorteplaats en -datum en overlijdensplaats en -datum.

Functieaanduiding: korte, meer algemene omschrijving van het beroep dat of de functie die de beschrevene heeft uitgeoefend of de activiteit waardoor hij of zij bekend is geworden.

Gegevens over de ouders: geslachtsnamen en voornamen, zoals vastgelegd in de officiële registratie, alsmede het beroep of de functie van de vader ─ eventueel ook van de moeder ─ van de beschrevene.

Gegevens over de huwelijkspartner(s): geslachtsnaam en voornamen, zoals vastgelegd in de officiële registratie, geboorte- en overlijdensjaar, eventueel het beroep of de functie van de huwelijkspartner, huwelijksdatum en eventueel echtscheidingsdatum.

Gegevens over de kinderen: alleen het aantal kinderen wordt vermeld, gespecificeerd naar het aantal zoons en dochters.

Hoewel de in het genealogische kader weergegeven informatie zoveel mogelijk is geverifieerd bij gemeentelijke bevolkingsregistraties en archiefdiensten, kan dienaangaande geen garantie van volkomen betrouwbaarheid worden gegeven, wel die van grote betrouwbaarheid.

Het tekstgedeelte

Om te voorkomen dat de teksten van de biografieën onderling te grote verschillen vertonen, is er gestreefd naar een zekere uniformering van inhoud, compositie en stijl.

Inhoud. Idealiter is iedere bijdrage een echte biografie in miniformaat en niet slechts een weergave van de voornaamste feiten uit het leven van de beschrevene. De persoonlijkheid van de betrokkene en bepaalde bijzonderheden uit zijn of haar persoonlijke leven ─ voor zover bekend en voor zover relevant ─ komen in de tekst aan bod.

Compositie. Een biografie heeft bij voorkeur een chronologische opbouw. Het is een als het ware van geboorte naar dood lopend betoog, met een strikte beperking tot de beschrevene zelf. Daarbij behoren leven en werk met elkaar te zijn verweven. In een slotalinea wordt zo mogelijk iets gezegd over de invloed, waardering en betekenis van de persoon in kwestie.

Stijl. De tekst is bondig, zakelijk en overzichtelijk.

De opgenomen teksten komen voor de verantwoordelijkheid van de auteur, wiens naam onder de biografie staat vermeld. De redactiecommissie draagt de verantwoordelijkheid voor het opnemen van iedere bijdrage.

Het ‘A.P.L.I.-gedeelte’

Iedere biografie wordt afgesloten met een overzicht van de belangrijkste bronnen en literatuur betreffende de beschrevene: het zogeheten ‘A.P.L.I.-gedeelte’. Dit overzicht beoogt geen volledigheid; het biedt in de meeste gevallen slechts een selectie. De betekenis van de daarbij gebruikte afkortingen is de volgende:

A: de archiefbewaarplaatsen waar archieven of collecties dan wel documentatie betreffende de beschrevene berusten.

P: de belangrijkste publicaties, c.q. prestaties van de beschrevene. Indien er een bibliografie, discografie, oeuvrecatalogus, overzicht van gespeelde theaterrollen, lijst van behaalde sportoverwinningen etc. voorhanden is, wordt bij voorkeur daarnaar verwezen.

L: de belangrijkste literatuur over de beschrevene.

I: de bronvermelding van het bij de biografie afgebeelde portret van de beschrevene. Indien bekend wordt hier tevens aangegeven wie het portret heeft gemaakt en uit welk jaar het dateert.

Literatuur:

A.J.C.M. Gabriëls, ‘Portretten in miniatuur. Het Biografisch Woordenboek van Nederland’, in Aspecten van de historische biografie. Onder red. van B. Toussaint en P. van der Velde (Kampen 1992) 50-64.