Beelaerts van Blokland, jhr. Frans (1872-1956)

 
English | Nederlands

BEELAERTS VAN BLOKLAND, jhr. Frans (1872-1956)

Beelaerts van Blokland, jhr. Frans, diplomaat, minister van Buitenlandse Zaken, vice-president Raad van State (Den Haag 21-1-1872- Den Haag 27-3-1956). Zoon van jhr. Gerard Jacob Theodoor Beelaerts van Blokland, lid van de Tweede Kamer en buitengewoon gezant van de Zuidafrikaanse Republiek, en Johanna Maria Kneppelhout, zich noemende en schrijvende Kneppelhout van Sterkenburg. Gehuwd op 30-5-1905 met jkvr. Maria Adriana Snoeck, hofdame van koningin Wilhelmina. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren. afbeelding van Beelaerts van Blokland, jhr. Frans

Komend uit een geslacht, dat in 1817 in de persoon van mr. Gerard Beelaerts van Blokland (minister van Financiën 1837-1840) in de adelstand werd verheven, doorliep hij het gymnasium Haganum te Den Haag, studeerde rechten in Leiden en promoveerde in 1895 op het proefschrift Eenige beschouwingen over het tot stand komen en de rechtskracht van verdragen (Leiden, 1895). Hij vestigde zich daarna als advocaat te Den Haag, tevens beëdigd als klerk aan de griffie van de rechtbank aldaar.

In 1897 in dienst getreden bij het hoofdbestuur van de Posterijen en Telegrafie, werd hij in 1900 secretaris van de Derde Haagse Conferentie voor Internationaal Recht, in hetzelfde jaar secretaris van de regeringscommissie van advies voor spoorweg- en havenaangelegenheden en in 1902 secretaris van de staatscommissie voor de Zuidafrikaanse schadevergoedingen. Tijdens de Boerenoorlog zette hij zich ook anderszins als initiatiefnemer in voor commissies van steun aan de Zuidafrikaanse bevolking.

In 1903 werd Beelaerts van Blokland commies-grifïier van de Tweede Kamer. Vervolgens leidde in 1909 een onderhoud van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken R. de Marees van Swinderen, met de Koningin op 17 februari tot zijn benoeming als minister-resident in China met de persoonlijke titel van gezant. Toen China aan Duitsland de oorlog had verklaard (1916) werd Nederland belast met de waarneming van de Duitse en Oostenrijkse belangen daar te lande. De behartiging ervan bracht Beelaerts echter in conflict met zijn Britse en Franse collega's die de Chinese regering onder druk zetten om zijn terugroeping te verlangen. Dit is geschied, onder gelijktijdige toekenning van een hoge onderscheiding.

Na zijn terugroeping (1919), volgde een korte periode van disponibiliteit en tewerkstelling bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, eerst als waarnemend secretaris-generaal tijdens een verlof van mr. R.J.H. Patijn, gevolgd door detachering bij het kabinet van minister H.A. van Karnebeek. Na de spoedig daaropvolgende reorganisatie van het ministerie werd hij de eerste chef van de nieuw gevormde afdeling Diplomatieke Zaken. De departementale dossiers maken duidelijk hoezeer hij zich ook in die functie in bijzondere mate is blijven bezighouden met de zaken en problemen van het verre Oosten. Van 1921 tot 1922 trad hij op als tweede gedelegeerde ter Vlootconferentie te Washington, alwaar hij Van Karnebeek na diens vertrek verving.

Toen op 26 oktober 1923 de Vlootwet verworpen werd en het tweede ministerie Ruijs de Beerenbrouck (1922-1925) zijn ontslag aanbood, kreeg Beelaerts - als man van Christelijk-Historische beginselen - opdracht tot vorming van een extra-parlementair kabinet. In die opdracht is hij niet geslaagd en het verzoek om ontslag van het zittende kabinet is daarop door de Koningin niet aanvaard.

Het aftreden van Van Karnebeek als minister van Buitenlandse Zaken, na de verwerping van het Belgisch tractaat door de Eerste Kamer in 1927, leidde tot de benoeming van Beelaerts als zijn opvolger in het eerste Kabinet-De Geer (1926-1929). In hetzelfde jaar werd hij kamerheer in buitengewone dienst van koningin Wilhelmina, zoals hij later ook kamerheer van koningin Juliana werd. Op 10 augustus 1929 ging hij, met dezelfde portefeuille belast, over in het derde ministerie-Ruijs de Beerenbrouck (1929-1933). Al meteen stond hij toen voor de niet geringe taak te streven naar verbetering van de verhouding met de zuiderburen (zijn benoeming tot gezant in Brussel was reeds afgekomen, maar niet doorgegaan ten gevolge van zijn optreden als minister). Ten tijde van dit ministerschap stond ook de samenwerking met de Oslo-Staten (de Scandinavische landen, alsmede België, Nederland en Luxemburg) sterk in de belangstelling, mede in verband met de activiteiten van de Volkenbond tot stabilisering en mogelijke verlaging van de tarieven in de crisistijd. In die jaren vonden in Den Haag de Herstelconferenties plaats en de conferentie tot codificatie van het internationale recht. Beelaerts vertegenwoordigde voorts Nederland in Genève bij de vergaderingen van de Volkenbond, onder meer bij het ontwapeningsoverleg.

Kort vóór het optreden van het tweede kabinet-Colijn (26 mei 1933) werd Beelaerts van Blokland benoemd tot vice-president van de Raad van State, een functie die hij tot zijn dood toe heeft bekleed. Wel werd al in 1934 de leeftijdsgrens op 75 jaar bepaald, maar die bepaling zou niet van toepassing zijn op de leden die reeds voor het leven gekozen waren. Zijn benoeming hing samen met het grote vertrouwen dat hij als raadsman bij de Koningin genoot om haar te helpen bij het vinden van de juiste weg tussen soms tegenstrijdige meningen. In 1937 volgde zijn benoeming tot minister van Staat en in hetzelfde jaar trad hij op als een van de acht getuigen bij het huwelijk van koningin Juliana en prins Bernhard. Het jaar daarop werd hij belast met een bijzondere zending naar de Unie van Zuidafrika in verband met het eeuwfeest van de 'Grote Trek'. Ook later, in 1952, is hij daar nog geweest als lid van de Nederlandse delegatie bij de herdenking van Jan van Riebeeck. Op 10 mei 1940 vond de Duitse inval plaats in Nederland. De 13e bevond ook hij zich op de 'destroyer' die met de Koningin aan boord koers heeft gezet naar Engeland. Al in april had Hare Majesteit hem verzocht mee te gaan, indien zich een noodgeval mocht voordoen. In de oorlogsjaren trad hij te Londen op als gewaardeerd adviseur van Hare Majesteit en, van juli 1942 tot september 1944, als voorzitter van de Buitengewone Raad van Advies tot bijstand van de regering. Volgens eigen mededelingen van Beelaerts heeft de functionering van dat orgaan wel te wensen overgelaten. Op 11 januari 1944 schreef hij namens de Raad, dat 'van een behoorlijke blik in de algemene arbeid van de regering geen sprake was', terwijl wel was gebleken, dat de formulering van het statuut van de Raad 'niet voldoende plaats biedt aan gezond initiatief. Het kwam hem toen voor, dat de bevoegdheden van de Raad zonder bezwaar enigermate konden worden uitgebreid.

Na de oorlog in Nederland teruggekeerd, en opnieuw tot zijn dood als vice-president van de Raad van State optredend, werd hij voorzitter van het comité voor de samenwerking met België en Luxemburg. Als voorzitter van de Nederlandse delegatie was hij bij de slotzitting van de Volkenbond in Genève, toen de taken van dat instituut aan de Verenigde Naties werden overgedragen.

Tal van andere nevenfuncties zijn nog door hem uitgeoefend. Beelaerts was correspondent voor het Zwitserse blad Le Journal de Genève in Nederland, lid of voorzitter van verscheidene internationale verzoeningscommissies (onder meer van één tot regeling van de geschillen tussen Polen en Lithauen), voorzitter, en later erevoorzitter, van de Hoge Raad van Adel, het Koninklijke Nederiandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde en de NV het Concertgebouw, voorts lid van het hoofdbestuur van de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging en secretaris van de Société Hollandaise-Belge des Amis de la Medaille d'Art. Behalve op de oude Europese schilderkunst en de Chinese cultuur was zijn aandacht o.a. gericht op de genealogie en de numismatiek.

In vele opzichten was Beelaerts de begaafde Nederlandse diplomaat van de oude stempel, uiterst hoffelijk en bescheiden, door opvoeding en stand gevormd. Hij genoot bij koningin Wilhelmina een groot vertrouwen, al blijft het moeilijk te bepalen, welke invloed hij verder in zijn hoge functies wezenlijk uitoefende.

P: Behalve het bovengenoemde werk: 'Egypte en de expeditie naar Khartoem', in De Gids 61 (1897) II, 321-351; Is er kans op neutraliteit? Nota's gewisseld tusschen D. van Embden en F. Beelaerts van Blokland (Amsterdam, 1932); 'The five days of Holland', in Fortnightly, oktober 1940, 321-338.

L: A.R. Kleyn, in Gens nostra 11 (1956) 104-105; Keesings Historisch Archief 1956, 12449-12450.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 93.

J. Woltring


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013