Beijerinck, Willem (1891-1960)

 
English | Nederlands

BEIJERINCK, Willem (1891-1960)

Beijerinck, Willem, bioloog (Utrecht 3-7-1891 - Assen 8-2-1960). Zoon van Frits Beijerinck, hoofd van de rijksopsporingsdienst van delfstoffen, en Henriette Lambertina Hofman. Gehuwd sinds 4-10-1918 met Geesje Popping. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Beijerinck, Willem

Beijerinck bezocht de lagere school o.a. in Nederlands-Oost-Indië, Duitsland en Nederland en voltooide zijn HBS-opleiding te 's-Gravenhage. Van 1912-1916 was hij als student ingeschreven in de landbouwkunde op de Landbouwhogeschool te Wageningen. Gedurende zijn praktijktijd bezocht Beijerinck diverse bedrijven, als laatste het gemengde bedrijf van W. Popping te Wijster.

Na zijn afstuderen werd hij assistent in de microbiologie te Delft bij zijn naamgenoot en verre neef prof. M.W. Beijerinck, maar Delft trok hem blijkbaar niet en zo volgde zijn terugkeer naar Wijster en zijn huwelijk daar met Geesje Popping. Toen zijn schoonvader overleden was nam hij de leiding van de boerderij over, na nog enige tijd assistent in de plantenfysiologie te zijn geweest bij prof. A.H. Blaauw in Wageningen. Gedurende de negen jaar dat Beijerinck de boerderij samen met zijn schoonmoeder dreef, werden door hem diverse biologische verkenningen verricht, die hun neerslag vonden in artikelen van zijn hand in het tijdschrift De levende natuur.

Daar zijn hart trok naar de biologie, beëindigde hij het 'boer-zijn' in 1926 om zich daarna geheel te wijden aan het onderzoek van de natuur, aan het onderzoek van 'de schatten van Drenthe'. Speciaal het plankton der heiplassen had zijn belangstelling. Daar het werk in het 'laboratorium' op de boerderij onder zeer primitieve omstandigheden moest plaatsvinden, werd een betere huisvesting gezocht, die uiteindelijk werd gevonden aan de Kampsweg te Wijster. In 1927 kwam het privé biologisch station gereed en in hetzelfde jaar promoveerde zijn oprichter cum laude tot doctor in de landbouwkunde op het proefschrift Over verspreiding en periodiciteit van de zoetwaterwieren in Drentse heideplassen.

De eerste opdracht die W. Beijerinck ontving kwam van het Landbouw Export Bureau Fonds en behelsde een onderzoek naar de subfossiele plantenresten in de terpen van Groningen en Friesland. Publikaties hierover volgden in de jaren 1929-1931. Door financiële omstandigheden gedwongen (hij was voor de exploitatie afhankelijk van giften in natura, zoals onderzoeksmateriaal e.d.) moest Beijerinck wel medewerken aan de oprichting van een stichting: Het Nederlands Biologisch Station. Deze stichting nam het privé biologisch station in 1933 over en Beijerinck werd directeur van het biologisch station te Wijster. Daar deze stichting meer landelijk was georiënteerd werd de doelstelling ook anders geformuleerd en wel: onderzoek van de fauna en flora van het Nederlandse landschap, voor Wijster speciaal het Drentse landschap. Ook deze nieuwe stichting kreeg met grote financiële moeilijkheden te kampen, hetgeen uiteindelijk uitliep in 1956 op de overdracht van het Biologisch Station te Wijster aan de Landbouwhogeschool te Wageningen. Beijerinck werd wetenschappelijk hoofdambtenaar en behield de leiding van Wijster tot zijn pensionering in 1957.

De grote wetenschappelijke betekenis van Beijerinck dient vooral gezocht te worden in zijn pioniersonderzoek inzake oecologie van plankton-organismen, zijn ijveren voor het behoud van typisch Drentse biotopen o.a. Dwingelose heide, alsmede het stichten van een veelzijdig (botanisch en zoölogisch) station - het enige op de pleistocene zandgronden van Nederland - en het schrijven van een zadenatlas van alle Nederlandse wilde planten.

Op 15 juli 1960 zijn bij testamentaire beschikking alle bezittingen van mevrouw Beijerinck vermaakt aan de Koninklijke Akademie van Wetenschappen onder de last na haar dood een stichting in het leven te roepen wier inkomsten aangewend zullen worden voor de bevordering van oecologisch veldonderzoek. De stichting genaamd Beijerinck-Poppingfonds kwam bij notariële akte van 19-8-1965 tot stand en verleent verschillende subsidies.

A: Archief dr. W. Beijerinck 1891-1960 in Rijksarchief te Assen.

P: Behalve zijn dissertatie en Zadenatlas der Nederlandsche flora... (Wageningen, 1947): bibliografie in bijlage van J.H.S. Lodewijks, Het archief van dr. W. Beijerinck (1891-1960) (Groningen, 1974).

L: G.A. Brouwer, in Nieuwe Drentse Volksalmanak 79 (1961) 7-11.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 141.

J.H.S. Lodewijks


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013