Kleef, Bastiaan Abraham van (1889-1965)

 
English | Nederlands

KLEEF, Bastiaan Abraham van (1889-1965)

Kleef, Bastiaan Abraham van, oud-katholiek theoloog (Culemborg 13-4-1889 - Hilversum 24-12-1965). Zoon van Thomas van Kleef, bouwondernemer, en Angenita Elisabeth van der Stroom. Hij was op 22-1-1919 gehuwd met Maria Catharina Hendrika Spit. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren.

Van Kleef kwam in 1903 in de humanistenafdeling van het seminarie te Amersfoort, doorliep daar het stedelijk gymnasium met eindexamen in 1909 en studeerde vervolgens theologie in het seminarie en later nog (1918) een jaar lang aan de Christkatholische Fakultät van de Universiteit te Bern. Priester gewijd in 1916, was hij enige tijd in Haarlem werkzaam als kapelaan van de bisschop van Haarlem, mgr. N. Prins, vervolgens enige tijd prefect in het seminarie te Amersfoort, daarna van 1919 tot 1923 pastoor van de gemeenten Messkirch en Sauldorf in het Duitse Baden. In Messkirch werd zijn zoon Gerhard Anselmus geboren, die later in 1967 bisschop van Haarlem zou worden. In 1923 keerde hij naar Nederland terug en was als pastoor werkzaam te Zaandam (1923-1924), te Amsterdam (1924-1926) en te Egmond aan Zee (1926-1938). Van 1938 tot 1945 was hij president van het seminarie te Amersfoort, waar hij tevens werkzaam was als hoogleraar in de Oud- en Nieuwtestamentische bijbelwetenschappen (inleiding en exegese) en in de pastorale vakken. In 1945 verliet hij het seminarie te Amersfoort als president en werd pastoor in zijn geboortestad Culemborg, maar hij bleef zijn professoraat aan het seminarie uitoefenen. In 1950 werd hij deken van het Metropolitaan Kapittel van Utrecht, waarvan hij sedert 1939 kanunnik was, terwijl hij na zijn presidentschap tot provisor van het seminarie was aangesteld. In 1953 moest hij om gezondheidsredenen zijn pastoraat neerleggen.

Van Kleef vestigde zich te Hilversum, waar hij, ondanks zijn steeds verslechterende physieke toestand, zijn grootste schriftelijke werkzaamheid op kerkhistorisch gebied ontplooide. Als een goed kenner van de geschiedenis der vaderlandse kerk betrok hij bij zijn onderzoek de talrijke kerkhistorische (strijd)schriften en archiefbronnen der 17de en 18de eeuw. Een reeks verdienstelijke studies is daarvan de vrucht geweest. In 1937 verscheen zijn Geschiedenis van de Oud-Katholieke Kerk in Nederlandse herz. en uitgebr. dr. Assen, 1953) dat sterk de belangstelling én kritiek van Rooms-katholieke kerkhistorici ondervond. In 1955 publiceerde hij een herziene druk van Schuilnamen, naamvormen en naamletters van J.A. van Beek dat een onmisbare gids in heel het kerkhistorisch archiefwezen en bronnenonderzoek is.

Van Kleef was een emotioneel mens met een diepe sociale bewogenheid, met belangstelling op elk maatschappelijk gebied (te Egmond aan Zee was hij enkele jaren lang wethouder der gemeente), een begaafd spreker (de Volksuniversiteiten van Amsterdam, Amersfoort, Hilversum en Utrecht engageerden hem gaarne als lector) en een geducht debater. Ook was hij o.a. een bekend leider in het jeugdwerk der kerk, redacteur van Geloof en leven en van Bondsleven (organen van de Bond van Vereenigingen van Jonge Oud-Katholieken in Nederland), medeoprichter en geestelijk leidsman van het Verbond van Oud-Kath. Vakverenigingen, mederedacteur van het landelijk blad De Oud-Katholiek en redactielid van de Internationale Kirchliche Zeitschrift te Bern.

Gedurende de oorlogsjaren wist hij het seminarie in bedrijf te houden, totdat dit in september 1944 onmogelijk werd en hij studenten en gymnasiasten naar huis moest sturen. Inmiddels wist hij bezetting van de gebouwen door de Duitsers te voorkomen en stelde hij de deuren open en enkele zalen en kamers als rust- en slaapruimten beschikbaar voor de vele doortrekkende landgenoten gedurende de hongerwinter van 1944-1945. Meer dan 2000 trekkers hebben in die barre winteravonden en -nachten lang voor zich en hun van verre gehaalde leeftocht een veilig onderkomen in het seminarie gevonden. In 1950 heeft het Rode Kruis prof. Van Kleef voor dit sociale werk geëerd met het herinneringskruis. Van dit werk getuigt een van zijn kleinere geschriften Mensen trokken voorbij (Utrecht, 1946). In 1960 verleende de Christkatholische Fakultät te Bern aan prof. Van Kleef het eredoctoraat in de theologie.

P: Behalve de bovengenoemde werken: 'Twaalfhonderd jaar Kromstaf, in De Oud-Katholiek 69 (1953) 3 (31 januari) 21, 30, 40, 53, 56, 66, 78, 85; J.A. van Beek, Schuilnamen, naamvormen en naamletters, aangenomen door schrijvers meest voorkomende in de geschiedenis der Gallicaanse en Hollandse kerk. 2e dr. herz. en uitgebr. door B. A. van Kleef. ([Hilversum], 1955); De Kartuizers in Holland (Dordrecht, 1956). En vele artikelen in Internationale Kirchliche Zeitschrift.

L: De Oud-Katholiek 82 (1966) 2212 (1 januari) 4ev.

A. Rinkel †


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013