Marees van Swinderen, jhr. Reneke de (1860-1955)

 
English | Nederlands

MAREES VAN SWINDEREN, jhr. Reneke de (1860-1955)

Marees van Swinderen, jhr. Reneke de, minister van Buitenlandse Zaken en diplomaat (Groningen 6-10-1860 - Londen 17-1-1955). Zoon van jhr. Cornelis de Marees van Swinderen, burgemeester, en Anna Judith Wijckerheld Bisdom. Gehuwd sinds 21-12-1904 met Elizabeth Lindsay Glover. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Marees van Swinderen, jhr. Reneke de

Van Swinderen doorliep het gymnasium te Groningen en studeerde aan de Universiteit aldaar rechten, welke studie in 1886 afgesloten werd met een dissertatie over Het Suez-kanaal (Groningen, 1886). Vervolgens trad hij in de diplomatieke dienst. Zijn carrière begon in 1887 op het departement, daarna in lagere diplomatieke rangen te Rome, Wenen en Petersburg van 1890-1899 en vervolgens als minister-resident te Boekarest (1901-1904) en als gezant te Washington (1904-1908). In 1908 werd hij opgenomen in het ministerie-Heemskerk (1908-1913) als minister van Buitenlandse Zaken, om deze carrière af te sluiten met een langdurige functie als gezant te Londen tot 1937.

Van Swinderen bewoog zich met groot gemak in diverse kringen, waar hij zich overal zeer gezien wist te maken. Met de Amerikaanse samenleving wist hij zich bijv. terstond te assimileren, hetgeen overigens door zijn huwelijk met een Amerikaanse werd vergemakkelijkt. Hij was een vlot spreker en een vaardig stilist. Zijn berichtgeving was altijd fris. Bepaalde negatieve eigenschappen waren daarentegen gelegen in zijn oppervlakkigheid en gemakzucht. Het is typerend, dat de minister - hoewel toegetreden tot een christelijk Kabinet - zich zelf voor 'gematigd-onverschillig' uitgaf. De in Den Haag geaccrediteerde gezanten oordeelden, dat de minister een serieus onderhoud het liefst geheel uit de weg ging. De Franse gezant Pellet had zelfs nimmer een minister van Buitenlandse Zaken ontmoet, die zich zo weinig voor de politiek interesseerde als Van Swinderen. Zijn gemakzucht trad vooral aan de dag bij de afdoening van zaken, waartegen hij om een of andere reden opzag.

Als minister van Buitenlandse Zaken had hij aanvankelijk het oor der volksvertegenwoordiging. Doch allengs kreeg men een juistere kijk op zijn karakter, naarmate zijn oppervlakkigheid en gemis aan verantwoordelijkheidsbesef aan het licht traden. Bijzonder kwalijk heeft men hem genomen, dat hij in september 1911, op het hoogtepunt der Agadircrisis, voor geruime tijd met vakantie was vertrokken naar de Verenigde Staten. Hierdoor heeft zijn aanzien, niet alleen bij de volksvertegenwoordiging, doch in het gehele land, sterk geleden. Doordat de aangelegenheden waarmede hij als minister te maken kreeg, destijds niet van moeilijke aard waren, heeft Van Swinderen het er als minister van Buitenlandse Zaken ten slotte redelijk goed afgebracht.

Dit kan evenwel niet worden gezegd van zijn beleid als gezant te Londen gedurende de jaren van de Eerste Wereldoorlog. Dit vond in de eerste plaats zijn oorzaak in de ingewikkeldheid der economische kwesties, waartegen Van Swinderen niet bleek opgewassen. Ernstiger nog was, dat hij in deze jaren voor het Nederlandse belang niet is opgekomen op de wijze, die men van hem had mogen verwachten. Vooreerst, omdat het overbrengen van onaangename boodschappen, waartegen hij steeds opzag, reeds daardoor slecht aan hem was toevertrouwd. Daarenboven vereenzelvigde hij zich steeds meer met het Britse belang. Dit laatste trad vooral aan de dag tijdens de inbeslagneming onzer haringvloot door de Britse marine in de zomer van 1916, waarover in Nederland begrijpelijkerwijze grote opwinding was ontstaan. De gezant daarentegen noemde deze verontwaardiging zelfs ongerechtvaardigd, waarop van onze regering een scherpe terechtwijzing - de gezant zelf sprak van een 'zeer pijnlijke striem over de vingers' - is gevolgd.

Niettemin heeft de Nederlandse regering hem nog tot 1937 als gezant gehandhaafd. Van Swinderen kon nog altijd goede diensten bewijzen, doordat hij allen, die namens onze regering in Engeland kwamen, direct in aanraking kon brengen met hun tegenspelers.

Na zijn pensionering verbleef hij als ambteloos burger eerst in Washington en vervolgens na de Tweede Wereldoorlog in Londen.

L: E. van Raalte, 'Herinneringen van en aan jhr.mr. de Marees van Swinderen', in Vrij Nederland van 12-2-1955; H.M. Hirschfeld, Herinneringen uit de jaren 1933-1939 (Amsterdam, 1959) 16-18; Bescheiden betreffende de buitenlandse politiek van Nederland 1848-1919. Derde periode, 1899-1919. Uitg. door C. Smit ('s-Gravenhage, 1961-1968) III, IV, V en VI (R.G.P. no 's 106, 109, 116, 117, 128); Herinneringen en dagboek van Ernst Heldring (1871-1954). Uitg. door Joh. de Vries (Groningen, 1970) I en II, passim.

I: De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in de twintigste eeuw. Onder red. van D. Hellema, B. Zeeman en B. van der Zwan (Den Haag 1999) 54.

C. Smit


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013