Nagtglas Versteeg, Cornelis Dirk (1861-1924)

 
English | Nederlands

NAGTGLAS VERSTEEG, Cornelis Dirk (1861-1924)

Nagtglas Versteeg, Cornelis Dirk, civiel- en elektrotechnisch ingenieur (Amsterdam 1-1-1861 - Apeldoorn 20-1-1924). Zoon van Henri Willem Marinus Nagtglas Versteeg, gezagvoerder en agent van de Nederlandsch-Indische Stoomvaart Maatschappij, en Jansje Maria Elisabeth de Heus. Gehuwd op 19-10-1888 met Catharina Wilhelmina Ulriche Sibmacher Zijnen, die op 5-11-1898 overleed. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. Gehuwd op 26-1-1904 met Josephina Lucie Stephanie Harloff. Uit dit huwelijk werden 1 dochter en 2 zoons geboren. afbeelding van Nagtglas Versteeg, Cornelis Dirk

Cornelis Dirk Nagtglas Versteeg, wiens moeder stierf in 1868 te Padang en die in 1876 zijn vader verloor als gevolg van een scheepsramp, groeide op te Gouda ten huize van een familielid. In deze stad en vervolgens te Middelburg bezocht hij de HBS. Hij liet zich in 1882 inschrijven aan de Polytechnische School te Delft, waar in 1886 het diploma van civiel ingenieur werd behaald. Vanaf dit tijdstip tot in het voorjaar van 1888 was hij werkzaam als ingenieur bij de bouw van de uitwateringssluis van het Haagse verversingskanaal te Scheveningen. Met ingang van 1 juli 1888 trad hij in dienst bij de firma Johan Boudewijnse te Middelburg, als plaatsvervangend directeur. Deze firma exploiteerde sedert 1887 een gloeilampenfabriek, dreef handel in elektrische toestellen en installeerde elektrische verlichting. Hier ontwikkelde zich bij Nagtglas Versteeg een bijzondere belangstelling voor de elektrotechniek. Eind 1890 verliet hij het Middelburgse bedrijf teneinde zich aan het Montefiore Instituut van de Universiteit van Luik (bij gebrek aan een dergelijke opleidingsmogelijkheid in eigen land) te bekwamen als elektrotechnisch ingenieur. Na het behalen van dit diploma trad hij in 1892 in dienst van Helios A.G., een vooraanstaand fabrikant van dynamomachines te Keulen. Bij deze onderneming deed hij hoofdzakelijk laboratoriumonderzoek en ontmoette er C.P. Feldmann die in 1905 te Delft zou worden benoemd tot hoogleraar in de elektrotechniek. Met deze, wiens samen met J. Herzog gepubliceerde Handbuch der elektrischen Beleuchtung (Berlin, 1898) hij in het Nederlands vertaalde, zou hij zeer bevriend blijven.

Met ingang van 1 juli 1894 verbond Nagtglas Versteeg zich aan de firma Geveke & Co. te Amsterdam en verwisselde zijn woonplaats Keulen voor die van Bussum. Bij dit bedrijf, waar hij de leiding gaf aan de elektrotechnische afdeling, tekende zich al spoedig de richting af waarin hij zich enige jaren later zou specialiseren, namelijk de beveiliging van elektrische installaties. Het ontbreken in ons land van overheidsvoorschriften op dit terrein in tegenstelling tot de ons omringende landen, met als gevolg mistoestanden, onnodige brandschade e.d., gaf Nagtglas Versteeg de aanleiding tot zijn voordracht van 19 december 1896 voor de toen juist gestichte Nederlandsche Vereeniging voor Electrotechniek over: 'De wenschelijkheid van officieel vastgestelde veiligheidsvoorschriften voor sterkstroominstallatiën in Nederland' (De Ingenieur 12 ( 1897) 59 ev.). De grote weerklank die zijn pleidooi ondervond, niet alleen bij elektrotechnici maar vooral ook van de zijde van verzekeraars, leidde reeds in 1897 tot opdrachten voor inspecties ten behoeve van assurantiemaatschappijen. Door een gelijktijdig in het leven geroepen Commissie voor de Veiligheidsvoorschriften van eerdergenoemde vereniging werd onder leiding van prof. J.A. Snijders dit onderwerp in studie genomen, met als resultaat dat op 7 april 1900 deze voorschriften tot stand kwamen.

Op sterke aandrang van toonaangevende assuradeuren beëindigde Nagtglas Versteeg ultimo 1901 zijn zakelijke binding met Geveke & Co. om zich zelfstandig te vestigen en zich geheel te kunnen wijden aan inspecties en elektrotechnische advieswerkzaamheden. Terzelfder tijd kondigden een honderdtal brandassurantiemaatschappijen aan vanaf 1 januari 1902 géén verzekeringen meer te zullen afsluiten op industriële risico's waarin elektrische installaties waren opgenomen, tenzij de vereiste voorschriften en keuring in acht werden genomen. Aldus legde men de grondslag voor de instelling van het Inspectiebureau voor elektrische installatiën, enige jaren later Ingenieursbureau voor elektrotechnische adviezen, C.D. Nagtglas Versteeg genoemd. Tot op heden en bij een enorme uitbreiding van het toepassingsgebied van de elektrotechniek met omstreeks honderd werknemers over het gehele land, verricht de b.v. Technisch Inspectie- en Adviesbureau Nagtglas Versteeg (ONRI) te Amsterdam die werkzaamheden, waarmee door haar oprichter een begin werd gemaakt. Behalve als wegbereider stond Nagtglas Versteeg bij zijn vakgenoten in hoog aanzien door zijn kennis van de elektrotechniek, zijn toewijding en onkreukbaarheid.

Aan het openbare leven nam hij evenzeer actief deel. Tijdens zijn verblijf te Middelburg van 1888 tot 1891 was hij lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, het departement Middelburg van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de Commissie ter bevordering der belangen van den dienstbaren stand en secretaris van het bestuur van de Ambachtschool.

In 1895 behoorde hij tot de oprichters van de Nederlandsche Vereeniging voor Electrotechniek, in 1910 tot die van de Nederlandsche Vereeniging voor Raadgevende Ingenieurs. Van 1913 tot 1915 was hij voorzitter van de afdeling Electrotechniek van het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs, alsmede lid van de Raad van Bestuur van deze instelling. Te Bussum, waar hij bijna dertig jaar woonde, nam hij in 1901 zitting in de gemeenteraad voor de Vrijzinnig Democratische Bond. Als lid van de Nederlandse Hervormde Kerk koos hij evenzo voor de vrijzinnige richting.

Naast de uitgave van zijn brochure getiteld Wenschelijkheid eener betere Controle van Electrische Installatiën [Bussum, c. 1900] publiceerde Nagtglas Versteeg met regelmaat in binnen- en buitenlandse vakbladen over uiteenlopende elektrotechnische onderwerpen. Met name in provincieplaatsen hield hij tussen 1895 en 1905 tal van lezingen ter voorlichting van gemeentebesturen ten aanzien van elektrische verlichting en de kosten die dit meebracht.

A: Archief-C.D. Nagtglas Versteeg in Rijksarchief te Haarlem; voorts 'Dagboek van C.D. Nagtglas Versteeg van 1889-1920' onder beheer van drs. B.C. Nagtglas in Den Helder; Notulen 1895-1899 van de Ned. Ver. van Electrotechniek in bibliotheek TH te Delft en archief-fa. Joh. Boudewijnse onder beheer van the Vitrite Works te Middelburg.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties: artikelen o.a. in Elektrotechnische Zeitschrift 14 (1893) 60-62 en ibidem, 31 (1910) 151-153.

L: A.H.W. van der Vegt, in De Ingenieur 39 (1924) 178-179; S. de Jonge Mulock Houwer, Het ontstaan en de eerste jaren van het bureau C.D. Nagtglas Versteeg (Amsterdam, 1956) in Bibliotheek Technisch Bureau ter bevordering van schadepreventie te Baarn.

I: De Ingenieur 39 (1924) 178.

A. Heerding


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013