© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J.M. Dirkzwager, 'Smit, Arie (1845-1935)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/smita [12-11-2013]
SMIT, Arie (1845-1935)
Smit, Arie, scheepsbouwmeester (Slikkerveer, gem. Ridderkerk 1-5-1845 - 's-Gravenhage 10-5-1935). Zoon van Jan Smit, scheepsbouwmeester, en Johanna Pot. Gehuwd op 29-11-1867 met Antje Pot. Uit dit huwelijk werden 4 zoons en 3 dochters geboren.
Arie Smit behoorde tot de zevende generatie van scheepsbouwmeesters. Na de lagere school te hebben doorlopen bezocht hij gedurende vier jaar een kostschool te Rhenen. Het succces op school deed de vader besluiten hem niet verder te laten studeren en meteen in de praktijk van het eigen familiebedrijf te doen opleiden. Zodoende kon Arie gebruik maken van de ervaring van zijn grootvader Fop Smit en diens zoon Pop, Leen en Jan, Aries vader. Van hen leerde hij het ontwerpen van schepen. Onder meer maakte hij ontwerpen van de klipperschepen noach II t/m VI, die de naam kregen de snelste ter wereld te zijn. In de tweede helft van de jaren zestig volgde Arie op verzoek van zijn familie zijn broer Jan op als directeur van de gasfabriek te Sliedrecht. Na vergeefse pogingen in dit bedrijf verbeteringen door te voeren - de fabriek lag buitendijks en kwam bij hoog water onder water te staan - keerde hij terug naar de scheepswerf van zijn vader. Hij beoefende er niet alleen de houten scheepsbouw maar ging ook over tot de constructie van ijzeren schepen en stoomschepen voor de binnenvaart.
Een dekking van een stoomschip in het droogdok van de voormalige Rijkswerf bracht Smit in 1873 naar Vlissingen. Deze voor Vlissingen zo belangrijke werf was in 1868 opgeheven en had, ondanks de nabijgelegen nieuwe zeehaven en spoorwegverbinding, nog steeds geen nieuwe bestemming gekregen. Smit vatte na zijn bezoek het plan op in de verlaten gebouwen en terreinen een filiaal van zijn bedrijf te Slikkerveer te vestigen. Hierdoor raakte hij betrokken bij de opdracht die de hoofdingenieur der Marine en hoogleraar aan de Polytechnische School, B.J. Tideman, van koning Willem III kreeg toen deze in 1873 Vlissingen bezocht ter gelegenheid van de opening van de nieuwe havenen spoorwegwerken. De Koning wenste de vestiging van een groot scheepsbedrijf op de plaats van de vroegere marinewerf. Tideman vond Smit bereid als officiële aanvrager van de concessie op te treden.
Na langdurige onderhandelingen kwam in 1875 de Koninklijke Maatschappij "De Schelde" tot stand. Arie Smit werd president-commissaris van de Naamloze Vennootschap. Hoewel Smit actief bleef in zijn geboortestreek - onder meer stichtte hij in 1879 een stoombootdienst op de Zuidhollandse eilanden en de Langstraat - had hij ook vertrouwen in de toekomst van Vlissingen. Sinds de oprichting van "De Schelde" is Smit dan ook intensief voor de belangen van Vlissingen en Zeeland opgekomen. Dat bleek niet alleen bij zijn werk voor "De Schelde", ook bij de vervulling van bestuurlijke en politieke functies in deze provincie: sinds 1879 was Smit burgemeester van Vlissingen en vanaf 1880 lid van de Provinciale Staten van Zeeland.
Ondanks tegenslagen - tot tweemaal toe dreigde door het uitblijven van regeringsorders het bedrijf te worden geliquideerd - is onder zijn beleid de Koninklijke Maatschappij "De Schelde" tot grote bloei gekomen. Dit hing niet alleen samen met zijn vasthoudendheid en doorzettingsvermogen maar kwam ook door zijn voorzichtig en bedachtzaam, maar slagvaardig beleid. Zodoende kon het bedrijf met eigen middelen uitgroeien tot een der grootste scheepsbouwondernemingen van het land. Ook Vlissingen kwam tot bloei en welvaart door zijn vele initiatieven - onder meer kwam de Vlissingsche Duinwaterleiding tot stand en stichtte hij een bierbrouwerij - en door zijn actieve leiding niettegenstaande vele ondervonden moeilijkheden, ten dele als gevolg van de concurrerende steden.
In 1886 kozen de Zeeuwen Smit als liberaal voor het kiesdistrict Middelburg tot lid van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Zodoende kreeg hij gelegenheid in het belang van Zeeland invloed op het regeringsbeleid uit te oefenen. Hij sprak weinig, maar zijn toespraken in de Tweede Kamer waren ter zake kundig. Zijn in de vergadering van 15 december 1887 gemaakte kritische opmerkingen over een door de oud-marineofficier W.M. Visser, directeur van de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, bij de minister van Marine, F.C. Tromp, ingediend plan voor een nieuw type oorlogsschip ontlokte een aanval in geschrifte van deze directeur op de persoon van Smit en de wijze waarop "De Schelde" zou zijn opgericht. In een Open brief aan den Heer W.M. Visser schrijver van de brochure 'Scheepsbouw voor 's lands vloot' verwierp Smit in 1888 op waardige wijze Vissers beweringen dat "De Schelde" door de staat bevoordeeld zou zijn en van het begin af aan met uit Engeland afkomstig geld gefinancierd. In dat zelfde jaar herkozen de Zeeuwen hem niet in de Tweede Kamer. Teleurgesteld nam hij ontslag als burgemeester van Vlissingen en als lid van de Provinciale Staten van Zeeland. Met zijn gezin vertrok hij naar Rotterdam.
Eenmaal terug op zijn basis in Holland zou Smit zich vooral op bestuurlijk en organisatorisch werk blijven toeleggen. Van 1891 tot 1897 was hij voor het nabije kiesdistrict Ridderkerk lid van de Tweede Kamer en na vertrek in 1897 naar Den Haag lid van de Haagse gemeenteraad van 1902 tot 1908. Als gemeenteraadslid had Smit zitting in de commissies voor bijstand en beheer voor de gemeentelijke fabriek voor gas en elektriciteit, de exploitatie van de vissershaven te Scheveningen en het openbaar slachthuis. Vooral wegens een toenemende hardhorendheid zag Smit zich ten slotte gedwongen voor dit raadswerk te bedanken.
Hiermee kwam in 1908 Smits maatschappelijke bedrijvigheid praktisch tot een einde, al zou hij negentig jaar worden. Terugziende op zijn levensloop kan men Arie Smit toch meer zien als zakenman dan als politicus, wat hij ook in bestuurlijke en politieke functies is geweest. Nooit verloochende hij zijn ambachtelijke scheepsbouwafkomst. De eerste generatie uit Slikkerveer afkomstige arbeiders van "De Schelde" spraken hem nog altijd traditiegetrouw aan met 'Arie-baas'. Het waren Smits' praktische opleiding en instelling die mede ertoe bijdroegen de directie van de moderne onderneming van "De Schelde" tot een succes te maken. Die instelling trad ook aan de dag bij Arie Smits' liefhebberijen. Hij ontwierp, tekende en bouwde zijn eigen boten en kwam daarbij uit op nationale en internationale wedstrijden. Hij was een hartstochtelijk jager en een deskundige op het gebied van de visserij. Ook werden dank zij hem diverse zalmvisserijen met succes opgericht op daarvoor geschikte plaatsen in de Schelde.
P: Afscheidsrede als burgemeester van Vlissingen in Vlissingsche Courant, 1-8-1888.
L: R.A. van Sandick, 'Arie Smit...', in De Ingenieur 40 (1925) 339-342; Jan Smit Azn., Bijzonderheden en geslachtslijst der familie Smit van Alblasserdam (Dordrecht, 1950); J.M. Dirkzwager, 'Om het bestaansrecht. Over de levensvatbaarheid van de Koninklijke Maatschappij "De Schelde" in de beginjaren', in Zeeuws Tijdschrift 25 (1975) 1-9; De koninklijke weg. Honderd jaar geschiedenis Koninklijke Maatschappij ,,De Schelde" te Vlissingen 1875-1975 [Eindred. G. A. de Kok] (Middelburg, 1975).
I: De Ingenieur 40 (1925) 339.
J.M. Dirkzwager
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)Laatst gewijzigd op 12-11-2013