Cappellen, Willem Hendrik van (1889-1976)

 
English | Nederlands

CAPPELLEN, Willem Hendrik van (1889-1976)

Cappellen, Willem Hendrik van, acteur, auteur en hoorspelregisseur bij de VARA (Amsterdam 20-4-1889 - Hilversum 9-9-1976). Zoon van Hendrikus Wilhelmus van Cappellen, ambtenaar, en Johanna Hendrika Kerssing. Gehuwd op 6-11-1913 met Cornelia Hoeksel. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (21-3-1935) gehuwd op 30-10-1937 met Metje Jannetje Wolters. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

Willem van Cappellen kreeg aanvankelijk een opleiding tot bouwkundig tekenaar. Na de mulo bezocht hij in Amsterdam de ambachtsschool en volgde hij vier jaar tekenonderwijs aan het instituut 'Concordia inter Nos'. Dit bevredigde hem echter niet. Zijn hart ging uit naar de voordracht-kunst. Omdat zijn ouders het kunstenaarsbestaan te onzeker achtten, koos hij voor een vaste betrekking. Hij trad als ambtenaar in dienst bij de PTT en vestigde zich in Den Haag. In zijn vrije tijd nam hij spraak- en voordrachtlessen bij Albert Vogel sr. en bekwaamde zich door zelfstudie in zowel de internationale als nationale letterkunde. Hij werd regisseur van de PTT-toneelclub Onder Ons. Dank zij zijn directie, die hem meer malen onbetaald verlof toestond, kon hij zijn artistieke aspiraties volgen met het geven van lezingen en voordrachten voor verenigingen en instituten, zoals de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de Volksuniversiteit.

In de beginjaren twintig maakte hij kennis met het nog jonge medium radio, dat zich via de eerste Nederlandse omroepzender PCGG van zijn stadgenoot H.H. Schotanus á Steringa Idzerda manifesteerde. Daar maakte Van Cappellen zijn radiodebuut. Toen in 1924 PCGG ten gevolge van een faillissement ophield was hij incidenteel te horen via de Hilversumsche Draadlooze Omroep (HDO). In 1926 trad hij voor het eerst op voor de microfoon van de Vereeniging van Arbeiders-Radioamateurs (VARA). Na een radio-opvoering van het toneelstuk Brand in de Jonge Jan van Herman Heijermans in 1928, waarin hij zelf alle acht rollen vertolkte, bood de directeur van de Algemeene Vereeniging Radio Omroep (AVRO), W. Vogt, die de uitzending gevolgd had en zeer geporteerd was voor 'radio-tooneel', hem een positie aan bij zijn omroep. Hij weigerde het aanbod, want als overtuigd sociaal-democraat ging zijn sympathie uit naar de VARA, waar hij free lance medewerker werd. De VARA-leiding verzocht hem een kinderuurtje te verzorgen. Hij schreef het seriehoorspel De familie Mulder, waarvan de eerste uitzending op 1 september 1928 plaatsvond en na 1930 de naam kreeg van De avonturen van Oome Keesje. Het werd de langste kinderserie uit de omroepgeschiedenis. Met een onderbreking van de oorlogsjaren is dit programma, 'bestemd voor luisteraars van 8 tot 80 jaar', ruim twintig jaar in de ether geweest. Het fictieve, zeer eigenwijze, tegendraadse oude mannetje met zijn karakteristieke hoge kraakstem, door Van Cappellen zelf gespeeld, werd een bijna nationale figuur. Hij creëerde zijn rol zo overtuigend dat veel luisteraars, blijkens de vele soms zelfs materiële reacties, zoals het sturen van cadeaus, spel en realiteit niet meer onderscheidden. Nog siert een borstbeeld van Ome Keesje, aangeboden door een groepje fans, de tuin van de VARA-studio in Hilversum. Toen Van Cappellen in 1932 meende de serie te moeten beëindigen door Ome Keesje na een ziekte te laten overlijden, moest hij hem op verzoek van de VARA-leiding nog in leven laten. Medio 1950 verdween hij echter uit de ether. Nog voor de oorlog had Van Cappellen de avonturen van zijn held op verzoek van een uitgever te boek gesteld. 'Ik heb Ome Keesje wel eens vervloekt', bekende hij later. 'Hij heeft mij mijn hele leven achtervolgd' (Haagsche Courant, 22-3-1969).

Op 1 april 1929 kwam Van Cappellen in vaste dienst bij de vara als auteur, acteur en regisseur van voordrachten en hoorspelen. De avonturen van Oome Keesje vormden maar een onderdeel van zijn werk. Als acteur begon hij met voordrachten van werken uit de wereldliteratuur, die hij vertaalde en voor de microfoon bewerkte, o.a. werken van Aischylos, Sophocles, Shakespeare, Vondel en Oscar Wilde. Zo wilde hij de arbeiders kennis laten maken met grote literaire meesterwerken. Hij bewerkte toneelstukken van zowel klassieke als eigentijdse auteurs, o.a. van Vondel, Ibsen, Victor Hugo en vooral van Herman Heijermans, tot hoorspelen; hetzelfde deed hij met eigentijdse films. Hij koos bij voorkeur werken die pasten in de socialistische levensbeschouwing. Ook wist hij socialistische auteurs, zoals C. de Dood en Martien Beversluis, te bewegen tot het schrijven van oorspronkelijke hoorspelen. Als regisseur leidde hij de microfoonuitvoeringen van 1929 af met een vast groepje acteurs, dat in 1932 gebundeld werd in 'het VARA-tooneel', de eerste hoorspelkern in omroepland. Met dit gezelschap trad hij ook op tijdens propagandatournees van de VARA om leden te winnen. Als auteur bij de VARA, die zich 'de omroep van het Vrije Woord' noemde, schreef hij satirische en politiek-kritische programma's tegen het beleid van de overheid. Zo trad hij van 1930 tot 1932 op als Teun de Klepperman bij de pomp. De dorpsbarbier (1932) en samen met Adolf Bouwmeester als Wakker en Tropenduit van 1933 tot 1934. Deze satirische uitzendingen brachten hem menigmaal in botsing met de Radio-omroep Contrôle-Commissie, de vooroorlogse regeringsinstelling 'ter voorkoming van gevaar voor de veiligheid van den staat, de openbare orde of de goede zeden'.

Ook gaf hij voorlichting aan de luisteraars in hoorspelvorm. Zo bracht hij o.a. de 17-delige reeks De mens en zijn liefhebberijen en de 9-delige serie Het moet je maar gebeuren over zaken die zich afspeelden bij de kantonrechter. Voor Van Cappellen was het een uitstekende vorm om belangrijke problemen te behandelen en daarin stelling te nemen.

Tijdens de Duitse bezetting was hij, na de opheffing van de omroeporganisaties in maart 1941, enkele maanden werkzaam bij de Rijksradio-omroep De Nederlandsche Omroep als leider van de afdeling 'Gesproken woord'. In september 1941 nam hij ontslag om artistieke, politiek-principiële en financiële redenen. Na de bevrijding in 1945 keerde hij terug, eerst bij de omroep Herrijzend Nederland en daarna bij de VARA, waar hij in 1947 opnieuw in vaste dienst kwam en zijn oude functies hervatte. Ofschoon Willem van Cappellen op 1 mei 1954 de officiële pensioendatum bereikt had, zette hij op verzoek van de VARA-leiding zijn werkzaamheden als dramaturg, regisseur en voordrachtskunstenaar voort. Twee jaar later vertrok hij. Op 70-jarige leeftijd verzorgde hij op uitnodiging van de VARA nog een aantal 'literaire matinees'. Voor de televisie is hij nooit opgetreden. Het einde van zijn radiowerk betekende echter niet het einde van zijn acteurschap. Nog vele malen gaf hij voor allerlei organisaties declamatie- en voor-drachtavonden; hij trad bij voorkeur op voor zijn generatiegenoten, bij wie hij een grote populariteit genoot.

Willem van Cappellen stond bij zijn omroepcollega's bekend als een veelzijdig en creatief-begaafd vakman, die vol werklust en idealisme zijn taken vervulde. In de omgang was hij een hoffelijk en qua humeur evenwichtig mens. Geen strenge regisseur, maar een wel verantwoordelijke leider, die zijn acteurs de ruimte bood voor een eigen inbreng. In moeilijke situaties wist hij de spanning te breken met zijn gevatte, typisch Amsterdamse humor. Hij genoot het volle vertrouwen van het VARA-bestuur, dat hem de nodige vrijheid schonk en hem om zijn prestaties waardeerde. Op zijn 80e verjaardag, terugkijkend op zijn leven, verklaarde hij: 'Ik ben een begenadigd mens waarvoor ik dankbaar ben' (Haagsche Courant, 22-3-1969).

A: Correspondentie, jaarverslagen, persoonsgegevens en scripts van hoorspelen in Archief van de VARA te Hilversum.

P: Oome Keesje vertelt (Amsterdam, [1930]); Akimotos de geheimzinnige, of De wonderlijke avonturen van twee jongens (Amsterdam, 1931).

L: Interviews en herdenkingsartikelen in: De Radiogids, 19-3-1938; 26-3-1938; 18-3-1939; 25-3-1939; 16-4-1949; 18-4-1954; 2-5-1954; De Gooi- en Eemlander, 12-3-1959; De Tijd, 13-4-1959; Haagsche Courant, 22-3-1969; De VARA-gids, 19-4-1969; De Telegraaf, 13-11-1970.

Meyer Sluyser, Hier is de VARA (Amsterdam, 1950) 45; Rob Geraerds, De spelleiding heeft... Kommer Kleyn... (Hoorn, 1954) 69-73; Meyer Sluyser, Een klein mannetje met een klein potloodje (Amsterdam, 1965) 89-93; C.H. Bulte, Het Nederlandse hoorspel (Utrecht, 1984) 57 - 58; 168-169.

H.W.A. Joosten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013