Dellaert, Ulrich François Marie (1893-1960)

 
English | Nederlands

DELLAERT, Ulrich François Marie (1893-1960)

Dellaert, Ulrich François Marie (Jan), directeur van Schiphol (Westdorpe 8-8-1893 - Amsterdam 24-8-1960). Zoon van Cyrillus Dellaert, boer, en Josephina Maria Theodora Kerckhaert. Gehuwd op 4-10-1921 met Martha Maria Flora Maenhout. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Dellaert, Ulrich François Marie

De Zeeuwsvlaamse boerenzoon Jan Dellaert behaalde in 1909 aan de Gentse universiteit het diploma van Belgisch landmeter. Hij studeerde vervolgens, na het afsluiten van de vijfjarige HBS in 1913 aan het Canisius College te Nijmegen, aan de Technische Hoogeschool te Delft civiele techniek (1913-1914). Deze studie werd echter door de mobilisatie van 1914 onderbroken: in 1916 tot reserve-officier bij de kustartillerie benoemd was hij te Vlissingen gelegerd om kort daarop door de Commandant Zeeland te worden aangewezen als waarnemer bij het Detachement Luchtvaart Afdeeling te Vlissingen. In januari 1917 werd Dellaert als tweede luitenant overgeplaatst naar de Luchtvaart Afdeeling te Soesterberg. Hier haalde hij op 22 september 1918 zijn FAI-vliegbrevet. Te Soesterberg leerde hij ook luitenant Albert Plesman, de latere oprichter van de KLM, kennen.

Toen Dellaerts contract bij de Luchtvaart Afdeeling in 1920 afliep, keerde hij naar zijn ouderlijk huis terug. Hij kon in de luchtvaart geen werk vinden en koesterde trouwplannen. Daarom lag het nu in de bedoeling zich te wijden aan het beheer van bosgebieden die zijn vader in Brabant bezat. Het was Plesman die Dellaert, nog voor hij de bossen goed en wel had gezien, terughaalde in de luchtvaart, door hem in dienst van de - in 1919 opgerichte - KLM de functie van stationschef van Schiphol aan te bieden. Op 15 juni 1920 begon Dellaert de werkzaamheden die hem voor zijn leven aan de nationale luchthaven zouden binden.

Schiphol was in 1920 echter niet veel meer dan een gras-, en bij hevige regenval moddervlakte, die in de mobilisatietijd als militair vliegkamp was ingericht. Als 'uitgeleend' militair vliegveld ressorteerde het de eerste zes jaren van Dellaerts werkzaamheid nog onder het departement van Oorlog. Maar, zoals Dellaert later zelf schreef: 'In 1920 kwam er een koekoeksjong op het "nest Schiphol".' Kwam er aanvankelijk slechts één vliegtuig per dag, al spoedig breidde het burgerluchtverkeer zich zodanig uit, dat zowel een betere uitrusting van het vliegveld als een andere organisatie noodzakelijk werd. In 1926 werd tussen de gemeente Amsterdam en het Rijk overeenstemming bereikt, op grond waarvan het gehele voor de burgerluchtvaart bestemde deel van Schiphol aan de gemeente overging. Stationschef Dellaert verliet daarop de KLM en trad in dienst bij de gemeente Amsterdam als havenmeester voor de burgerluchtvaart van Schiphol, tevens rijkshavenmeester. Deze nieuwe organisatievorm gaf ook de mogelijkheid de noodzakelijke opbouw en uitbreiding van Schiphol krachtig ter hand te nemen. Het landingsterrein werd in de jaren dertig aanzienlijk uitgebreid, en Schiphol kreeg als een der eerste Europese luchthavens verharde start- en landingsbanen in plaats van een grasmat. Onder leiding van Jan Dellaert groeide Schiphol in deze tijd uit tot een van de best uitgeruste luchthavens van Europa.

De kundigheden van Dellaert werden ook in ruimere kring onderkend. Zo maakte hij in de winter van 1930/1931 met het hoofd van de afdeling commerciële zaken van de KLM, D. de Vries, in opdracht van de minister van Koloniën S. de Graaff een studiereis naar Curaçao, Aruba en Suriname om de gouverneurs van die gebiedsdelen te adviseren omtrent aanleg, inrichting en exploitatie van luchtvaartterreinen en de mogelijkheden van luchtverkeer in de West nader te onderzoeken. Een soortgelijke missie ondernam Dellaert in 1932/ 1933 naar Nederlands-Indië, waarbij ook de omstandigheden langs de route werden onderzocht.

Met de Duitse inval en het bombardement van Schiphol op 10 mei 1940 kwam een abrupt einde aan de werkzaamheden van Dellaert als havenmeester. Het vliegveld werd door de Luftwaffe overgenomen, en de vroegere Schipholwerknemers kregen binnen het gemeentelijk apparaat een andere functie. Dellaert bleef zich echter gedurende de oorlog in diverse commissies actief bezighouden met de toekomst en toekomstige exploitatie van Schiphol. Daarnaast gaf hij in deze periode voor de Leidse Onderwijsinstellingen een cursus over het functioneren van luchthavens. Bij de bevrijding in 1945 vond Dellaert slechts puinhopen van wat eens zijn schepping was geweest. Met zijn algemeen bekende werkkracht en groot optimisme begon hij evenwel reeds in dat jaar aan de wederopbouw. Daarbij moest hij niet alleen veel praktisch werk verzetten, maar vooral de nodige tegenstand overwinnen. Reeds vóór de Tweede Wereldoorlog hadden diverse plannen bestaan om te komen tot een geheel nieuwe luchthaven in Nederland, waarvoor verschillende plaatsen waren genoemd. Na de oorlog herleefde deze discussie in volle hevigheid. Hierbij kwam Dellaert ook tegenover Plesman te staan, die zelf voorstander was van een geheel nieuwe luchthaven. Uiteindelijk besloot de regering in 1949 definitief af te zien van de aanleg van een dergelijke nieuwe luchthaven en een onder leiding van Dellaert ontworpen plan te aanvaarden, waarvan het huidige Schiphol het resultaat werd. Vooruitlopend op de voor deze operatie noodzakelijk geachte omvorming van Schiphol tot een Naamloze Vennootschap stelde de gemeente Amsterdam op 1 januari 1950 de Dienst Luchthaven Schiphol in, waarvan Dellaert vanzelfsprekend directeur werd. De NV Luchthaven Schiphol kwam ten slotte in 1958 tot stand. Ook hiervan was Dellaert, die inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, nog enige tijd directeur.

De derde opbouw van Schiphol, na de vooroorlogse periode en de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, mocht Dellaert echter niet tot het einde toe beleven. Op 30 juni 1960 nam hij onder overweldigende belangstelling afscheid als directeur van Schiphol. De volgende dag werd hij - reeds enige tijd niet geheel gezond - in de Boerhaavekliniek in Amsterdam opgenomen, waar hij na een kortstondig ziekbed overleed.

De opbouw van Schiphol van vliegwei tot een grote internationale luchthaven, de wederopbouw van dat zelfde Schiphol na de Tweede Wereldoorlog en het in grote lijnen ontwerpen van het huidige Schiphol vormen te zamen het levenswerk van Jan Dellaert. Zijn grote kundigheid en ervaring gaven hem in binnen- en buitenland op zijn gebied een groot gezag. Daarbij stond hij algemeen bekend als een beminnelijk mens, die zeker geen conflicten zocht, maar wel onverstoorbaar zijn eigen koers placht te volgen.

P: Behalve artikelen in Nederlandse luchtvaarttijdschriften als Het Vliegveld, Avia, Avia-Vliegwereld: samen met L. Boogerd, De toekomstige ontwikkeling van de luchthaven Schiphol (S.l., 1935).

L: [F.F. Habnit], 'De ,,oudste" man van Schiphol', in Vliegwereld 13 (1947) 177; J.W. Clerx, in De Ingenieur 72 (1960) A519-A520; H.A. Jansen, in De Groene Amsterdammer, 3-9-1960; R. de Leeuw, Schiphol. Luchtvaartstad (Haarlem, 1982).

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 345.

H.J. Hazewinkel


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013