Hahn, Albert Pieter (1877-1918)

 
English | Nederlands

HAHN, Albert Pieter (1877-1918)

Hahn, Albert Pieter, politiek tekenaar (Groningen 17-3-1877 - Watergraafsmeer 3-8-1918). Zoon van Gerardus Henderikus Hahn, glasschilder, lijstenmaker en decorateur van uithangborden, en Johanna Christina Rentjes. Gehuwd op 26-4-1911 met Iemkje Robijns, die 1 zoon en 3 dochters had, geboren staande het huwelijk met A.P. Dijkman, van wie zij 9-6-1910 gescheiden was. Bij KB van 20-5-1922 nr. 70 vond wijziging van de geslachtsnaam Dijkman van alle 4 kinderen plaats in Hahn Dijkman. afbeelding van Hahn, Albert Pieter

De jeugd van Albert Hahn was gekenmerkt - zoals hij dit in een interview door de journalist van de Nieuwe Rotterdamsche Courant M.J. Brusse in 1911 formuleerde - door 'fatsoenlijke armoede'. Het gezin (twee meisjes en drie jongens) kon van de inkomsten van de vader, die een weinig florerende spiegel- en schilderswinkel had en houtsneden voor advertenties maakte, niet rondkomen.

Bij de financiële zorgen kwam nog het feit dat de negenjarige Hahn tuberculose in een rugwervel had, waardoor hij de lagere school niet kon afmaken. In 1890 en 1892 werd hij geruime tijd in het ziekenhuis opgenomen, waar hij de professoren, studenten en verpleegsters tekende. Intussen was hij ingeschreven voor tekenlessen op de Academie Minerva, waar Cornelis Jetses, de illustrator van Ot en Sien, een medeleerling was.

Hahns begaafdheid bleek toen hij in 1895 en 1896 als hoogste onderscheiding drie zilveren medailles kreeg voor hand- en naakttekenen en decoratie. Een evenement was in 1896 een Van Goghtentoonstelling in het Groninger Museum. Hahn was ontsteld over een stilleven: 'groote gele plakkaten, die zonnebloemen moeten verbeelden, gezet in een pot zóó gruwelijk misteekend, dat wanneer één van ons (...) ze zóó had gemaakt, we er ... zeker een onvoldoende cijfer voor gekregen zouden hebben!' (Historie van Groningen. Onder red. van W.J. Formsma et al. (Groningen, 1976) 569). Naderhand kon hij Van Goghs werk echter zeer goed navoelen en waarderen. In dat zelfde jaar begon Hahn in Amsterdam een opleiding tot decoratieschilder (versierder van wanden met figuratieve schilderingen) aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid (in het Rijksmuseum) met een rijkstoelage van 300,- per jaar te volgen. Ook nam hij avondlessen in tekenen aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam (1898-1901). Na het behalen van de akte tekenen was hij een tijd leraar aan een ambachtsschool. Zijn slechte gezondheid maakte een loopbaan als decoratieschilder te bezwaarlijk.

Omstreeks 1900 werd Hahn gegrepen door het socialisme. De nog jonge Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), met P.J. Troelstra als de meest op de voorgrond tredende figuur, vond in Hahn een enthousiast lid. Zo deed hij mee aan een onderzoek naar de slechte woningtoestanden. Het resultaat was een boekje, uitgegeven door S.L. van Looy, met tekst van L.M. Hermans, Krotten en sloppen: een onderzoek naar den woningtoestand in Amsterdam (Amsterdam, 1901). Hahn woonde zelf toen in de volksbuurt 'De Pijp' (Govert Flinckstraat). Hij maakte hiervoor de omslag en meer dan 100 illustraties in een precieze, bijna fotografische weergave van de zielige, in armoede levende mensen in hun vochtige kamers en kelders. Dit onderzoek had diepe indruk gemaakt en was het begin van Hahns strijd met pen en tekenstift voor het socialisme, tegen het maatschappelijk onrecht, tegen de kapitalisten als uitbuiters van de arbeiders, tegen de kerk en de christelijke partijen als heilige hoeders van het 'dom' gehouden volk en de schatkist. Hahn raakte zodoende bevriend met politieke medestanders als de toneelschrijver Herman Heijermans en Eduard Polak, verslaggever en redacteur van het sociaal-democratische dagblad Het Volk, dat Hahn ook las. In 1902 werd door deze krant een prijsvraag uitgeschreven voor zijn nieuwe wekelijkse bijlage Zondagsblad. Het onderwerp van deze prijsvraag was een thema waarmee Troelstra door het land reisde om propaganda te maken voor de SDAP: 'De brandkast, beschermd met bijbel en wierookvat.' (6-7-1902.) Het was Hahns eerste politieke prent, waarin hij de rooms-katholieke H.J.A.M. Schaepman (met wierookvat) en de antirevolutionair Abraham Kuyper (met bijbel), staand ter weerszijden van een grote brandkast, tot mikpunt van zijn spot maakte, - als uitbuiters van de arbeiders die gedwee het hoofd buigen. Hahn won de eerste prijs, en dat maakte hem tot vaste medewerker. Hij werkte voor het Zondagsblad van 6-7-1902 tot 30-12-1906; toen dat blad overging in De Notenkraker maakte Hahn de omslagen voor dit weekblad, van 5 januari 1907 tot aan zijn dood op 3 augustus 1918.

Hahns felste prenten waren gewijd aan Abraham Kuyper. Hij hekelt hem als ijdele demagoog, schijnheilig dictator, en na zijn val (1905) als zielige figuur. Algemeen bekend werd het treffende karikatuurportret van Kuyper in de serie 'Bekende Tijdgenooten' van het politiek-literaire spotblad De Ware Jacob (waarvoor Hahn van 1902 tot 1905 de voorpagina verzorgde): in de driekleurendruk van januari 1904 kijkt 'Abraham de Geweldige' nijdig, met zwaar afhangende wangzakken, over zijn lorgnet. Kuyper wordt de moordenaar der arbeiders op de worgprent 'Dr. Kuypers zorg voor de kleine luyden. In den naam van Christus' in het Zondagsblad,, Het Volk" (8-3-1903), waar hij een geketende man wurgt, een toespeling op de antistakingsontwerpen van Kuyper na de eerste spoorwegstaking van 1903. Deze staking had Hahn al getypeerd in een voorstelling met het onderschrift: 'Gansch het raderwerk staat stil, als Uw machtige arm het wil...' (ibidem, 8-2-1903). Van ongekende wrangheid zijn Hahns uitbeeldingen van het militarisme. Een origineel voorbeeld uit de Eerste Wereldoorlog is '20e eeuwsche bouwstijl' (De Notenkraker, 26-9-1914) : in de voorgevel van de kathedraal van Reims, opgebouwd uit projectielen, bevindt zich in het midden een doodskop met Duitse helm op, tussen dreigend op de toeschouwer gerichte vuurmonden. 'Na vier jaren oorlog' (ibidem, 3-8-1918) verscheen als Hahns laatste prent, nog op zijn sterfdag: de dood als militair heeft zijn gasmasker afgenomen en zit grijnzend op een kanon, terwijl op de achtergrond een onafzienbaar veld met kruizen van de gevallen verschijnt.

Hahn bedacht zelf de onderschriften voor de prenten. Bijna alle politieke platen zijn lijncliché's, gefotografeerd en gedrukt naar Hahns tekeningen - een procédé dat zich door het scherpe zwart/ wit contrast goed leende om de betekenis van de voorstelling direct aan de lezer over te brengen. De stijl van Hahn is mede beïnvloed door de met hem bevriende dierentekenaar Theo van Hoytema, maar bij uitstek door de karikaturist van het Duitse satirische blad Simplicissimus Thomas Theodor Heine.

In zijn persoonlijke leven was Hahn, ondanks de handicap van zijn tere gezondheid, een gelukkig mens. Hij had een harmonieus gezinsleven. De zoon en dochter uit het eerste huwelijk van zijn vrouw waren zeer op hem gesteld, omdat hij hen op dezelfde wijze behandelde als de beide dochters die vóór het huwelijk in 1911 geboren waren, maar krachtens toenmalig geldend recht door hem niet erkend konden worden, en voor wie hij eveneens grote genegenheid koesterde. In 1911 maakte hij voor zijn kinderen de ontwerpen voor een poppenspel. De poppenkast met Jan Klaassen en Katrijn en met politieke figuren, voor wie Sam de Wolff de tekst schreef, werd in 1913 in het land vertoond. Dank zij zijn vrouw, die alle problemen zoveel mogelijk opving, kon Hahn tot een grote produktie komen. In zijn werkkamer 'Het Roefje' werd niet alleen geleefd maar ook gewerkt en vergaderd. Hier werden de tableaus vervaardigd voor de praalwagens bij de 1-meiviering of voor de geheelonthouders. Verder ontwierp hij vaandels, maakte affiches, prentbriefkaarten, speelse vignetten en beschilderde feesttenten. Zelf had Hahn geen behoefte om prenten te bewaren. Door toeval zijn deze niet op een zaterdagmorgen, 3 augustus 1918, door de dochters op zijn bevel verbrand.

Tot aan zijn dood is Hahn een der bekendste en wellicht de meest begaafde politieke tekenaar van Nederland geweest.

A: Meer dan 2000 tekeningen, gemaakt van 1902 tot 1918, bevinden zich in het Nederlands Persmuseum te Amsterdam.

P: Interview met M.J. Brusse in de rubriek 'Onder de Menschen', in De Nieuwe Rotterdamsche Courant, 8-9-1911 av., 10-9-1911 ocht., 11-9-1911 av., 14-9-1911 ocht. en av.; ook in M. J. Brusse, Vijf en twintig jaar onder de menschen (Rotterdam, 1920. 2 dl.) II, 11-24.

Onder zwart regime (Amsterdam, [1905]); Prenten [Met een inl. van H.E. Greve] (Amsterdam, 1906); De oorlog [Met een inl. van Cornelis Veth] (Amsterdam, 1916); Schoonheid en samenleving. Opstellen over beeldende kunst van Albert Hahn. Verz. door A. Hahn jr. (Amsterdam, 1929).

L: Albert Hahn en zijn tijd. Tentoonstelling in het Amsterdams Historisch Museum. September-October 1954 [wetenschappelijke verzorging door Fr. de Jong Edz. Amsterdam, 1954]; Politieke prenten van Albert Hahn (1877-1918). Tentoonstelling in Kunstlievend Genootschap Pictura, Groningen, 18 okt.-3 nov., 1969 [Samengest. door Koos van Weringh. Groningen, 1969]; Politieke prenten van Albert Hahn. Een keuze uit zijn werk. Tentoonstelling in Nederlands Persmuseum, Amsterdam, 25 oktober t/m 26 november 1971 [Samengest. door Esther Cohen en Koos van Weringh. Amsterdam, 1971]; Albert Hahn en zijn politieke prenten. Tentoonstelling in het Groninger Museum voor Stad en Lande, Groningen, 1 dec. 1985 t/m 12 jan. 1986 [Samengest. en tekst door Lies Boiten, Groningen, 1985].

Cornelis Veth, 'Albert Hahn', in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift (1907) dl. 34 (juli - december) 73-83; Ed. Polak, in Het Volk, 6-8-1918; L.J. Jordaan en A.Ch.A. Plasschaert, in De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland, 10-8-1918; Frans Netscher, in De Hollandische Revue 23 (1918)436-447; J.F. Ankersmit, in De Socialistische Gids 3 (1918) 709-713; Cornelis Veth, De politieke prent in Nederland (Leiden, 1920) 94-98; Albert Hahn. Prenten. Een keuze uit zijn werk. Samengest. door A. Hahn jr. Met een toelichting... door Ed. Polak (Amsterdam, 1928); Koos van Weringh, Albert Hahn. Tekenen om te ontmaskeren (Amsterdam, 1969); Het beste van Hahn [samengest. door Leonard de Vries] (Amsterdam [etc.], 1984).

I: Marien van der Heijden, Albert Hahn (Amsterdam 1993) 48.

B.H. Spaanstra-Polak


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013