Hall, Floris Adriaan van (1838-1929)

 
English | Nederlands

HALL, Floris Adriaan van (1838-1929)

Hall, Floris Adriaan van, heer van Hei- en Boeicop, kassier en commissionair in effecten ('s-Gravenhage 1-8-1838 - Amsterdam 24-2-1929). Zoon van Anne Maurits Cornelis van Hall, advocaat, en Helena Susanna van Schermbeek. Gehuwd op 18-4-1861 met Catharina Christina Jongeneel. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.

Hoewel in Den Haag geboren en in Utrecht opgegroeid behoorde Van Hall tot de Amsterdamse tak van zijn familie: zijn grootvader van vaders kant was in Amsterdam advocaat en president van de rechtbank geweest, zijn vader had er, voordat hij zich bij de Afgescheidenen aansloot, een advocatenpraktijk gehad en zijn broer was er bankier. Zelf heeft hij een kleine veertig jaar in de hoofdstad gewoond en er zijn belangrijkste activiteiten ontplooid. Van Hall was nog maar veertien dagen oud toen zijn vader, en vijf en een half jaar toen zijn moeder stierf. Hij en zijn broer en zuster werden opgevoed door de oudste broer van zijn moeder en diens echtgenote, die geen kinderen hadden; de oom, J.H. van Schermbeek, was notaris te Utrecht. In die stad studeerde Van Hall, na eindexamen gymnasium te Wageningen te hebben gedaan, sinds 2 augustus 1855 rechten. Als rector van het Utrechtsch Studenten Corps heeft hij tevergeefs gepoogd de ontgroening te humaniseren en de verkiezingsprocedure voor de senaat te moderniseren.

In 1860 besloot Van Hall, na zijn promotie cum laude op stellingen, zich te associëren met E.W. van Schermbeek, een andere oom, die ook notaris was en een administratiekantoor voor Nederlandse effecten bezat. Even voordat de overeenkomst zou worden geëffectueerd overleed Van Schermbeek. In de firma Van Schermbeek en Van Hall, die Van Hall vervolgens alleen stichtte, werd het administratiekantoor van Van Schermbeek opgenomen. Van Hall noemde zich vanaf dat ogenblik óf advocaat óf kassier en commissionair in effecten. Hij was inderdaad als advocaat bij de rechtbank te Utrecht ingeschreven, maar is als zodanig niet opgetreden. Zijn firma hield zich na enkele decennia alleen bezig met de financiële afwikkeling van zijn eigen transacties en het beheer van zijn ondernemingen. Van zijn peetoom F.A. van Hall, de staatsman, had hij veel geërfd; hij moet enkele malen miljonair zijn geweest. Op de wijze waarop hij zijn geld besteedde en in het algemeen zijn leven leidde had zijn familie veel kritiek. Dat weerhield hem er niet van zijn gang te gaan, en hij leek er een genoegen in te scheppen zijn verwanten en anderen door zijn optreden te choqueren.

Van Hall was aanvankelijk een aanhanger van Thorbecke; via de linkervleugel van de liberalen belandde hij bij de Amsterdamse radicalen, maar voor partijpolitiek had hij geen interesse. Hij stond sympathiek tegenover de socialisten en was een overtuigd vrijdenker. Zijn belangstelling ging vooral uit naar juridisch-financiële aangelegenheden, naar muziek en toneel, en naar de pers. Van 1865 tot 1877 was hij voor de liberalen lid van de Utrechtse gemeenteraad, en in die hoedanigheid fulmineerde hij tegen de plaatselijke directe belasting, die hij onwettig achtte. Ook was hij in zijn Utrechtse periode actief met betrekking tot de cholerabestrijding en de hulp aan nabestaanden van de choleraslachtoffers. In de jaren tachtig raakte hij betrokken bij de Hollandsche Opera te Amsterdam, later Nederlandsche Opera Vereeniging geheten. Niet alleen financierde hij het gezelschap, hij bemoeide zich ook enkele jaren met het programmabeleid en de zakelijke leiding. De Hollandsche Opera trad op in de Parkschouwburg, die zijn eigendom was. In 1894 verhuisde het gezelschap naar het Paleis voor Volksvlijt, waarvan Van Hall in 1893 de meerderheid van de aandelen had verworven. Na de dood van zijn vrouw ging hij in het Paleis wonen. Bij voortduring verleende hij daar voor vergaderingen en manifestaties gastvrijheid aan de arbeidersbeweging.

Al in 1867 had Van Hall getoond geïnteresseerd te zijn in de dagbladpers. In een brochure oefende hij kritiek uit op de Nederlandse journalistiek en ook keerde hij zich tegen het dagbladzegel. Van de Utrechtse afdeling van het in dat zelfde jaar opgerichte Anti-Dagbladzegel-Verbond trad hij op als secretaris. Bij tal van kranten en andere periodieken is Van Hall financieel betrokken geweest, onder meer bij De Dageraad, het dagblad De Amsterdammer, De Telegraaf en Het Leven. In 1890 nam hij het initiatief tot de oprichting van De Controleur, tot 1920 een weekblad en vervolgens eenmaal in de veertien dagen verschijnend. Gedurende de eerste jaren was De Controleur een Utrechts blad, en in die tijd liet Van Hall zich met het redactionele beleid in. Langzamerhand groeide De Controleur echter uit tot een landelijk blad; Van Halls rol bleef toen beperkt tot die van financier. Zijn belangrijkste activiteit op persgebied betrof Het Volksdagblad. Deze krant, het eerste Nederlandse dagblad voor de arbeidende klasse, werd in 1895 met steun van Van Hall opgericht. Aanvankelijk was Het Volksdagblad politiek neutraal, vervolgens onafhankelijk-socialistisch en ten slotte werd het de spreekbuis van de sociaal-anarchisten. Met de inhoud van de krant heeft Van Hall zich niet ingelaten; hij heeft Het Volksdagblad gefinancierd tot het in 1908 werd opgeheven. De drukkerij werd door Van Hall ingebracht in een nieuwe vennootschap, de NV Drukkerij 'De Industrie', waardoor een deel van het personeel aan het werk kon blijven.

In 1899 raakte Van Hall door enkele financiële manipulaties in opspraak. Hij werd gearresteerd en verbleef tien maanden in voorarrest. Uiteindelijk werd hij vrijgesproken. Van Hall vestigde opnieuw de aandacht op zich toen hij zich in 1901 (tevergeefs) kandidaat liet stellen voor de Tweede Kamer. In diezelfde tijd ontstond er een conflict met de hoofdredacteur van Het Volksdagblad, dat in de journalistieke wereld veel stof deed opwaaien. Ook op latere leeftijd was Van Hall bereid te helpen waar hij kon en op zijn initiatief werd in 1907 in Amsterdam een bureau voor rechtsbijstand voor minvermogenden gesticht. Maar langzamerhand bestond de kring van mensen met wie hij omging voornamelijk uit charlatans en louche zakenlieden, die het op zijn geld hadden voorzien. De Controleur geraakte in de jaren twintig in fascistisch vaarwater, en diverse nieuwe, obscure blaadjes werden met zijn steun gelanceerd. De laatste jaren van zijn leven was Van Hall een excentriek en eenzaam mens. Toen hij stierf was er van zijn vermogen vrijwel niets over. Twee maanden na zijn dood ging het Paleis voor Volksvlijt in vlammen op.

A: Familiearchief-Van Hall, Archief NV Het Volksdagblad, Archief NV Drukkerij 'De Industrie', Archief Naamlooze vennootschap tot het voeren van administratiën en het geven van rechtskundigen bijstand 'Rechtszekerheid', alle in het Gemeentearchief van Amsterdam.

P: De Nederlandsche Dagbladpers! Naar aanleiding van het op te rigten 'Dagblad van Nederland' (Arnhem, 1867).

L: M.C. van Hall, Drie eeuwen. De kroniek van een Nederlandse familie (Amsterdam, 1961); H.J. Scheffer, Het Volksdagblad. Arbeidersbeweging en dagbladpers (Den Haag, 1981); idem, De Controleur. Een kritisch blad kritisch bekeken (Den Haag, 1982).

H.J. Scheffer


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013