Sarlouis, Lodewijk [Hartog] (1884-1942)

 
English | Nederlands

SARLOUIS, Lodewijk [Hartog] (1884-1942)

Sarlouis, Lodewijk [Hartog], opperrabbijn (Amsterdam 28-2-1884 - omgeving van Oswiecim (Auschwitz, Polen) 26-10-1942). Zoon van Hartog Sarlouis, diamantklover, en Esther de Vries. Gehuwd op 29-8-1912 met Lea Asscher. Uit dit huwelijk werden, behalve 1 zoon die jong overleed, 2 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Sarlouis, Lodewijk [Hartog]

Lodewijk Sarlouis - Eliazar Naphtali voor de synagoge - doorliep de joodse lagere school, de latere Herman-Elteschool, te Amsterdam en daarna het Nederlandsch Israëlietisch Seminarium aldaar, dat destijds door J.H. Dunner werd geleid. Aan de Universiteit van Amsterdam legde hij op 12 juli 1907 het voor seminaristen gebruikelijke kandidaatsexamen in de klassieke letteren af. Vanaf 1906 was Sarlouis leraar bij het godsdienstig genootschap Beis Hamidrasj te Amsterdam. Op 15 december 1909 verwierf hij de hoogste aan het Seminarium bereikbare titel, die van more. Daarna leidde hij enkele jaren het godsdienstonderwijs aan de eerder genoemde Elte-school. Na het overlijden van Dunner, die behalve rector van het Seminarium opperrabbijn van Noord-Holland was, werd Sarlouis aangesteld tot rabbijn van de Nederlandsch-Israëlietische Hoofdsynagoge van Amsterdam, naast de rabbijnen A.S. Onderwijzer en J. Vredenburg. Op 28 maart 1912 werd hij geïnstalleerd.

In de loop der jaren toonde Sarlouis zich een waar leerling van Dunner, als verdediger van de joods-religieuze traditie, alhoewel hij zich, in tegenstelling tot zijn leermeester, afzette tegen het zionisme. Sarlouis was onder meer voorzitter van de, op een orthodoxe grondslag rustende, Centrale Organisatie voor Religieuse en Moreele Verheffing der Joden in Nederland, en lid van Agoedas Jisroeil. In 1930 zegde hij zijn lidmaatschap van deze wereldbond van orthodoxe joden op, nadat de bond passieve steun verleend had aan de zionisten om de reformbeweging, die assimilatie van de joden voorstond, te bestrijden. Zijn hang naar het traditionele jodendom leidde tussen 1938 en 1940 tot een, overigens onbeslist gebleven, conflict met de orthodoxe, zionistische jeugd over de uitspraak van het Hebreeuws. De laatste koos voor de zg. Sefardische uitspraak. Sarlouis, die de gebruikelijke Asjkenazische uitspraak verdedigde, zag hierin, niet geheel ten onrechte, een bedreiging voor de eenheid van zijn gemeente.

Sarlouis werd echter ook een leerling van de nieuwe Noordhollandse opperrabbijn Onderwijzer genoemd, door het vele, vooral sociale, werk dat hij in joodse en niet-joodse kring verzette. De zorg voor de jeugd had daarbij Sarlouis' speciale aandacht. Zo was hij vanaf 1928 vice-voorzitter van de S.A. Rudelsheimstichting te Hilversum voor het zwakzinnige joodse kind, en van het bestuur van de Joodsche HBS te Amsterdam, die in 1928 mede op zijn aandrang was gesticht door de eerder genoemde Centrale Organisatie. Verder was hij bestuurslid van verschillende verenigingen die zich het lot van joodse wezen en arme kinderen aantrokken. Daarnaast bekleedde hij tal van andere maatschappelijke functies. Ten slotte dient hier nog genoemd te worden zijn leraarschap in bijbelstudies aan de hogere afdeling van het bovenvermelde Seminarium. Zijn praktische instelling bleek ook toen het rabbinaatswerk toenam. Eind jaren '30 verdeelde Sarlouis Amsterdam in wijken en wees hij iedere rabbijn een rayon toe. Het vele werk dat hij verrichtte maakte hem bekend en gewaardeerd, wat onder andere tot uitdrukking kwam in de vele erefuncties die hij, vooral in orthodox-religieuze verenigingen, vervulde. Al deze arbeid liet hem weinig tijd tot publikatie. Daarbij komt dat hij de gave van het woord beter beheerste dan die van de pen.

Nadat Onderwijzer, wiens rechterhand hij zeventien jaar was geweest, in 1934 was overleden, nam Sarlouis met de rabbijnen Ph. Coppenhagen en G. de Lange het opperrabbinaat van Noord-Holland twee jaar waar. In 1936 werd Amsterdam van het synagogaal ressort Noord-Holland afgesplitst om een zelfstandig ressort te vormen. Sarlouis werd op 28 oktober 1936 tot opperrabbijn van Amsterdam benoemd en op 20 december 1936 geïnstalleerd. In zijn installatierede De wachters op de muren ([Amsterdam], 1936) vatte hij het doel van zijn werkzaamheden nog eens samen: het bevorderen van het geluk van zijn gemeente, uiteraard zonder concessies aan de joodse religieuze traditie. Het onderwijs achtte hij hiervoor van groot belang. Hij moest echter toegeven dat velen zich niet meer tot die traditie voelden aangetrokken.

Sarlouis' opperrabbinaat zou echter door de Duitse inval maar weinig tijd gegund worden. Na de ongeregeldheden in de Amsterdamse jodenbuurt in februari 1941 stelden A. Asscher en D. Cohen, in opdracht van het Duitse gezag en in overleg met onder anderen Sarlouis, de Joodsche Raad samen, waarin de opperrabbijn ook zitting nam. Dit bood echter geen bescherming tegen deportatie, want op 22 oktober 1942 werd Sarlouis met zijn gezin naar Westerbork gebracht om vrijwel meteen als strafgeval doorgezonden te worden naar Polen, waar hij op 26 oktober 1942 werd omgebracht.

P: Behalve de genoemde installatierede: enkele artikelen in De Vrijdagavond en het Maandblad der Centrale Organisatie... . Verder: 'Rede uitgesproken door den weleerw. heer L.H. Sarlouis... in de jaarlijksche algemeene vergadering der Rabbi Jesaja Kleerekoperstichting...', in Nieuw Israëlietisch Weekblad, 15-1-1915; Een oud schoolboek (Amsterdam, 1925); 'A.S. Onderwijzer', in Bijdragen en mededeelingen van het genootschap voor de Joodsche Wetenschap in Nederland 6 (1940) XVII-XIX.

L: 'Lodewijk H. Sarlouis', in Bij den Honderdsten geboortedag van Dr. J.H. Dunner [Amsterdam, 1933] 47; een artikel over zijn kandidatuur voor het opperrabbinaat in Nieuw Israëlietisch Weekblad 72 (1936) 24 (16 oktober) 1; A. Schuster, 'Opperrabbijn L.H. Sarlouis', in Bijdragen en mededelingen van het genootschap voor de Joodsche wetenschap in Nederland 8 (1960) 7-8; Mozes Heiman Gans, Memorboek. Platenatlas van het leven der joden in Nederland van de middeleeuwen tot 1940 (Baarn, 1978) 777-778, 798.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1286.

J. Hagedoorn


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013