Smulders, Johannes Nicolaas Josephus (1872-1939)

 
English | Nederlands

SMULDERS, Johannes Nicolaas Josephus (1872-1939)

Smulders, Johannes Nicolaas Josephus, geneesheer-directeur (St. Michielsgestel 10-1-1872 - Helvoirt 16-11-1939). Zoon van Ferdinand Wijnand Smulders, genees-, heel- en verloskundige, en Gezina Aleida Hofhuis. Gehuwd op 15-5-1906 met Adriana Antoinetta van Deene. Uit dit huwelijk werden 6 zoons en 3 dochters geboren. afbeelding van Smulders, Johannes Nicolaas Josephus

Smulders wilde aanvankelijk priester worden. Na de lagere school doorliep hij daartoe eerst het klein-serninarie Beekvliet in zijn geboorteplaats. Daarna ging hij naar het groot-seminarie te Haaren (Nb). Na twee jaar verliet hij Haaren echter om, net als zijn vader, arts te worden. Omdat de opleiding op een klein-seminarie in die tijd nog niet afgesloten werd met een examen dat toegang verleende tot de universiteit, behaalde Smulders alsnog aan de stedelijke HBS te 's-Hertogenbosch het einddiploma. Vervolgens liet hij zich in 1894 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijven als student in de geneeskunde. Na zijn artsexamen in 1904 vestigde Smulders zich als gemeentearts in het Noordbrabantse Schijndel, waar hij zich al spoedig ook op het terrein van de preventieve geneeskunde begaf door het voeren van een jarenlange campagne ter bestrijding van de zuigelingensterfte.

In 1912 kwam een eind aan Smulders' loopbaan als plattelandsarts. De Broeders Penitenten van de H. Franciscus, een religieuze broedercongregatie die zich bezighield met de verpleging van zwakzinnigen, vroegen hem als inwonend geneesheer voor hun inrichting Huize Assisië te Udenhout. Na een voorbereidingsperiode van enige maanden in psychiatrische inrichtingen in Leiden en Utrecht begon hij op 1 januari 1913 zijn werk als geneesheer-directeur van Huize Assisië. Onder zijn leiding groeide de inrichting al snel tot de (toentertijd) toegestane grootte van 293 verpleegden. Hij zorgde bovendien voor de oprichting van een eigen ziekenhuisje, zette een verplegersopleiding op en stichtte een school, de eerste aan een katholieke inrichting verbonden school voor Buitengewoon Lager Onderwijs.

Daarnaast had hij tijd voor andere dan geneeskundige activiteiten. Hij hield zich nog altijd graag bezig met filosofie en theologie, en verdiepte zich in de paleontologie. Vooral echter besteedde hij zijn vrije tijd aan de Nederlanda Katoliko, de Nederlandse katholieke esperantistenbond, die hij samen met o.a. de 'sociale priester' Lambert Poell en met de latere priester-schrijver Wouter Lutkie in 1909 te 's-Hertogenbosch had opgericht, aan de Internationale Unie van Katholieke Esperantisten en aan de Wereldbond van geneeskundigen-esperantisten. Als redacteur van het tijdschrift van de Nederlandse bond en van het internationale Espero Katholika, waarvan hij eveneens de medeoprichter was, nam hij een groot aantal artikelen zelf voor zijn rekening. Ook schreef hij twee afzonderlijke brochures. Uit deze publikaties komt Smulders naar voren als een temperamentvol en strijdbaar man, die omwille van 'de goede zaak' fel van leer kon trekken.

Smulders' geloofsovertuiging speelde in zijn leven een belangrijke rol. Hoewel hij niets moest hebben van het toenmalig integralisme, noemde hij zichzelf 'volop rooms' en zag hij het 'bevorderen van de integraal katholieke waarheid' als een speciale taak. Als katholiek intellectueel voelde hij zich ook bij uitstek geroepen een bijdrage te leveren aan de emancipatie van zijn geloofsgenoten. Zijn roeping als arts nam hij niet minder ernstig op, maar allerminst in de zin dat hij daaraan voor zichzelf een status van gewichtige geleerdheid ontleende. Hij was van nature een aimabel mens, joviaal en hartelijk, hield niet van grootdoenerij en kon uitstekend met zijn - veelal eenvoudige - patiënten omgaan. Een zekere pastorale attitude is hem zijn hele leven eigen gebleven.

Tegen die achtergrond moet dan ook zijn plotselinge actie in 1930 begrepen worden. In dat jaar introduceerde hij onder de naam 'periodieke onthouding' een zogenaamd 'natuurlijke methode' om zwangerschap te voorkomen. Zoals uit de naamgeving al blijkt, was dat een 'leefregel' waarbij seksuele onthouding (gedurende de vruchtbare periode van de menstruele cyclus van de vrouw) werd afgewisseld met geslachtsverkeer tijdens de onvruchtbare dagen. Smulders baseerde zijn methode op toen nieuwe wetenschappelijke gegevens over de vaste tijdsafstand tussen de ovulatie (eisprong) en de daarop volgende menstruatie. Deze feiten waren kort tevoren door de Japanse vrouwenarts K. Ogino en de Oostenrijkse gynaecoloog H. Knaus vastgesteld, geheel onafhankelijk van elkaar en ook niet met de bedoeling daarmee een methode van geboortenregeling te creëren.

De introductie van een dergelijke natuurlijke, d.w.z. op biologische feiten berustende en derhalve voor katholieken geoorloofde, methode van geboortenregeling heeft verstrekkende gevolgen gehad, en niet alleen voor de toen al bijna zestigjarige Smulders zelf, die zich hiermee op een voor hem nieuw en onbekend terrein begaf. Zijn eerste publikaties medio 1930, in het RK Artsenblad en De Tijd, riepen zoveel reacties op van geïnteresseerde echtparen, artsen en zielzorgers, dat Smulders besloot tot uitgave van een aparte brochure, die in december 1930 op de markt kwam. De belangstelling voor deze publikatie was dermate groot, dat begin 1933 reeds de zesde, geheel herziene en van een uitvoerige casuïstiek voorziene uitgave verscheen. Eind 1934 waren er inmiddels zeven drukken van het boek uitgekomen, met een totale - voor die tijd niet geringe - oplage van 26.000 exemplaren. In 1931 had al een Duitse vertaling het licht gezien, in 1933 gevolgd door de Franse uitgave. Een Engelse bewerking verscheen pas in 1937, van de hand van de gynaecoloog J. Holt, met wie Smulders sinds 1932 in contact stond en met wie hij jarenlang intensief van gedachten wisselde over theorie en praktijk van de p.o.

Van lieverlede heeft Smulders zijn methode steeds verder uitgewerkt, dank zij en met medewerking van zijn p.o.-cliëntenkring. Meteen al na de eerste publikaties stroomden de verzoeken om persoonlijk advies en begeleiding bij de toepassing van p.o. bij hem binnen, en dat is tot aan zijn dood in 1939 zo gebleven. Op die manier vestigde Smulders zich in de loop van de jaren dertig een ruime, maar onbezoldigde 'p.o.-praktijk' van ca. 1500 cliënten uit binnen- en buitenland, die hem - in vele gevallen zelfs jarenlang - per brief consulteerden en die hij, eveneens schriftelijk, van een persoonlijk p.o.-advies voorzag. Tevens hebben deze cliënten hem in staat gesteld origineel en baanbrekend empirisch onderzoek naar de menstruatiecyclus te verrichten. Daarin trachtte Smulders na te gaan of en, zo ja, welke invloed fysieke en psychische of emotionele factoren hadden op de - hormonaal gereguleerde - processen van ovulatie en menstruatie. Even nieuw was ook het onderzoek naar het voorkomen van ovulatieverschijnselen, als de zogenaamde middenpijn, slijmafscheiding, ovulatiebloedinkjes, een verhoogde basale lichaamstemperatuur en (premenstruele) veranderingen in de borsten. Hiervan werd tot dan toe in de geneeskunde aangenomen dat het om ziekelijke verschijnselen ging, terwijl Smulders 'ontdekte' dat het om fysiologische 'tekens' ging, die bij gezonde vrouwen telkens rond de ovulatie en dus ca. veertien dagen vóór de menstruatie optraden. Op deze wijze was hij in staat zijn aanvankelijke 'kalendermethode' geleidelijk uit te breiden tot de 'observationele methode-Smulders'. Dat wil zeggen: zijn cliënten pasten in de jaren dertig een vorm van periodieke onthouding toe, waarbij toen al gebruik werd gemaakt van fysiologische verschijnselen als slijmafscheiding en andere symptomen, zoals dat nu gebeurt bij de toepassing van moderne p.o.-varianten als de methode-Billings en de zogenaamde symptothermale methode.

De methode-Smulders, die - mits strikt volgens de regels toegepast - een aanvaardbare intrinsieke effectiviteit bezat, bleek aan een grote behoefte te voldoen en mocht zich in een belangstelling over de hele wereld verheugen, óók van medische zijde. Zowel in als buiten Nederland waren in de jaren dertig (vrouwen)artsen geïnteresseerd in een natuurlijke methode van geboortenregeling, omdat zij juist in die jaren in toenemende mate werden geconfronteerd met verzoeken van hun patiënten om hulp bij de anticonceptie, maar niet aan die hulpvraag konden voldoen, aangezien er vooralsnog geen middel bestond dat, naar toenmalig medisch inzicht, betrouwbaar, onschadelijk en (moreel) aanvaardbaar was. Condoom en pessarium occlusivum waren middelen die - nog afgezien van hun 'onfatsoenlijke' en 'immorele' reputatie - zowel bij echtparen als medici op emotionele weerstand stuitten wegens de seksuele 'manipulaties' die aan het gebruik ervan te pas kwamen. Bij p.o. waren coïtus en anticonceptie echter 'losgekoppeld', zodat het om een 'gedeseksualiseerde' vorm van anticonceptie ging.

Dat alleen al maakte de methode bespreekbaar en hanteerbaar voor de toenmalige medici, die tijdens hun opleiding volstrekt niets over seksualiteit en seksuologie te horen kregen en op hun rol als hulpverlener op dit gebied totaal niet werden voorbereid. Het belangrijkste was echter dat de p. o. gebaseerd was op 'natuurlijke', d.w.z. biologische en derhalve voor de medicus vertrouwde, feiten. Doordat er aan het geven van een voorschrift en eveneens vertrouwde medische handeling, het opnemen van de anamnese, vooraf moest gaan, paste de methode bovendien ook anderszins in het geneeskundig denken en handelen. Het feit dat in de jaren dertig een dergelijke, in hun geneeskundig model passende methode ter beschikking kwam, heeft geboortenregeling onder medici bespreekbaar gemaakt en aldus belangrijk bijgedragen tot een kentering in hun tot dan toe negatieve houding t.o.v. anticonceptionele hulpverlening.

A: Archief-J.N.J. Smulders in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen.

P: Behalve Periodieke onthouding in het huwelijk. Methode Ogino-Knaus (Nijmegen [etc.], 1930) een opsomming van publikaties in onder L genoemd werk van Hanneke Westhoff.

L: Hanneke Westhoff, Natuurlijk geboortenregelen in de twintigste eeuw. De ontwikkeling van de periodieke onthouding door de Nederlandse arts J.N.J. Smulders in de jaren dertig (Baarn, 1986).

I: Hanneke Westhoff, Natuurlijk geboortenregelen in de twintigste eeuw. De ontwikkeling van de periodieke onthouding door de Nederlandse arts J.N.J. Smulders in de jaren dertig (Baarn, 1986) 78.

Hanneke Westhoff


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013