Tol, Jacobus Francisus van (1897-1969)

 
English | Nederlands

TOL, Jacobus Francisus van (1897-1969)

Tol, Jacobus Francisus van (Jacques), (pseud. o.a. Paulus de Ruiter), tekstschrijver (Aalsmeer 22-11-1897 - Amsterdam 24-7-1969). Zoon van Adrianus van Tol, dagloner, en Cornelia van den Berg. Gehuwd op 14-1-1931 met Henriette Margaretha Tas. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. Na echtscheiding (19-10-1934) gehuwd op 23-12-1936 met Adriana Maria Koopman. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 2 dochters geboren. afbeelding van Tol, Jacobus Francisus van

De later zo omstreden Jacques van Tol stamt uit een arm gezin, waarin vijftien kinderen werden geboren. Tien kinderen stierven op zeer jeugdige leeftijd. Na de middelbare school bezocht hij het seminarium op de Stadhouderskade te Amsterdam om voor priester te worden opgeleid. Hij gaf deze roeping op en trachtte vervolgens zijn aangeboren schrijverstalent (dat hij waarschijnlijk van zijn fantasierijke vader had geërfd) aan te wenden om aan de (bescheiden) kost te komen. Hij schreef teksten voor winkeliers in feestartikelen, werd in zijn dorp een soort 'gelegenheidsdichter' en verzorgde in de jaren twintig een kroniek in de Aalsmeerder Courant onder het pseudoniem Paulus de Ruiter. Ook schreef hij krantecursiefjes voor het dagblad De Telegraaf ('Duizend-en-een-dagjes') en ten slotte werd hij (tot aan zijn dood in 1969) de legendarische, onuitputtelijke schrijver van ontelbare sketches, liedjes, conférences en cross-talks vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Tot de belangrijkste uitvoerenden van zijn werk behoorden: Louis Davids, Lou Bandy, Willy Derby, Fien de la Mar, Kees Pruis, Wim Sonneveld, (Herman) Tholen en (Albert) van Lier, Willy Walden en Piet Muyselaar (Snip en Snap). Er staan ook twee filmscenario's op zijn naam: Op Stap en 't Was 1 April, beide uit 1935. In 1937 verscheen bovendien zijn boek over het artiestenleven: Een meisje duikt onder (Amsterdam, 1937) met een voorwoord van zijn vriend en collega Louis Davids.

Vaak bediende Van Tol zich van een schuilnaam: Cor v.d. Berg, Bert van Eyck, Jip Feldman, Paulus de Ruiter, Bram van Staveren of Jan G. Toonder. Maar het meest gebruikte 'pseudoniem' luidde: Louis Davids. Want dat Van Tol op zijn minst tien jaar lang diens volledige cabaretrepertoire heeft geschreven is een vaststaand feit, waar in de afgelopen jaren niet meer om heen wordt gedraaid. Artiesten die bereid waren om, in plaats van vijfentwintig gulden het dubbele voor een tekst te betalen (zoals Davids deed) kregen het recht het bewuste produkt onder hun eigen naam op de markt te brengen. De hulde van de letterkundige Menno ter Braak voor de dichterlijke en filosofische beschouwingen van Louis Davids was dus voor Jacques van Tol bestemd, maar Davids hulde zich in stilzwijgen.

Het moet voor Louis Davids (die in 1939 overleed) een bittere ervaring zijn geweest dat Jacques van Tol zich in de jaren dertig aangetrokken voelde tot de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB); in 1938 werd hij sympathiserend en later volledig lid. Dat hij zich in die partij keuze had vergist liet hij pas in 1944 aan het Hoofdkwartier weten, toen hij zijn lidmaatschap heeft opgezegd. Maar toen had hij inmiddels van 19 oktober 1941 tot 9 januari 1944 de leiding gehad van het nationaal-socialistische en antisemitische Zondagmiddagcabaret van Paulus de Ruiter voor de Rijksradio-omroep de Nederlandsche Omroep, waarvoor hij onder meer een parodie schreef op zijn eigen lied De kleine man:

Dat was de Jodeman, de dikke Jodeman,

Die uitgekookte, gaargestoofde,

Vette Jodeman

Het was geen wonder dat Van Tol, die bij een groter publiek berucht was geworden, daarom bij de bevrijding van West-Nederland haastig onderdook. Pas op 11 oktober 1945 werd hij gearresteerd. Op 19 december 1947 werd hij door het Tribunaal voor het arrondissement Amsterdam veroordeeld tot drie jaar internering (11 oktober 1945 - 11 oktober 1948) en ontzetting van het recht tot uitoefening van het actief en passief kiesrecht op grond van zijn lidmaatschap van de NSB en de Nederlandsch-Duitsche Kultuurgemeenschap, alsmede zijn medewerking aan en leiding van het Zondagmiddagcabaret Paulus de Ruiter. Als verzachtende omstandigheid liet het Tribunaal o.a. Van Tols hulp aan vervolgden in zijn uitspraak meewegen. Maar de Hoge Autoriteit vond drie jaar internering te kort en weigerde fiat-executie. Voor het tot een nieuwe behandeling door het Tribunaal kwam werd Van Tol ingevolge een besluit van de minister van Justitie eind september 1948 in vrijheid gesteld.

In tegenstelling tot de vaste uitvoerenden van zijn radiocabaret was Van Tol niet van zijn beroep uitgesloten. Zo kon hij doorgaan met wat hij sedert de bevrijding, zelfs tijdens zijn kampjaren, gedaan had: hij schreef als vanouds voor vele amusementsartiesten teksten: bij revue en cabaret, voor grammofoon, radio en televisie. In 1954 vervaardigde Van Tol zelfs het afscheidslied van Henriëtte Davids onder het pseudoniem Pinkhof (haar echtgenoot). Men zou Jacques van Tol een opportunist kunnen noemen, een weerhaan, een kameleon, maar misschien is de beste omschrijving van de journalist Rinus Ferdinandusse, die hem een professionele broodschrijver met een geniale karakterloosheid genoemd heeft.

Bijna een halve eeuw heeft de uitzonderlijk begaafde Jacques van Tol zijn stempel gedrukt op het Nederlandse amusement. Het is zijn wonderlijke lot geweest dat hij een leven lang, om steeds weer andere redenen, onder pseudoniem heeft moeten werken.

Wie rond de viering van de 5e mei luistert naar het lied Als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan van Bert van Eyck, dient te beseffen dat het in 1943 werd geschreven door de NSB'er Jacques van Tol, die zich in juni van dat jaar bij het departement van Volksvoorlichting en Kunsten nog had gemanifesteerd als 'ontwikkeld nationaal-socialist die tevens een zeer verantwoordelijke post bekleedt als auteur en leider van een politiek radiocabaret'.

A: Nederlands Theater Instituut te Amsterdam.

P: Met L. Davids, Het revueboek (Amsterdam, 1937); samen met H. Nesna, Snap je dat nou juffrouw Snip? (Amsterdam, 1938).

L: Eelke de Jong, 'Bij de dood van een vergeten grootheid: Jacques van Tol', in Haagse Post, 9-8-1969; Rinus Ferdinandusse, 'Jacques van Tol: tekstschrijver tussen het verse kadetje en de oorlog in', in Vrij Nederland. 9-8-1969; Wim Ibo. En nu de moraal van dit lied. Overzicht van 75 jaar Nederlands cabaret (Amsterdam [etc.], 1970); Menno Hielkema, Het fenomeen Snip en Snap (Apeldoorn, 1970); Dick Verkijk, Radio Hilversum 1940-1945 (Amsterdam, 1974); Wim Ibo. Brieven aan jou... (Amsterdam [etc.], 1980); Henk van Gelder en Jacques Klöters, Door de nacht klinkt een lied. Amusement in Nederland 1940-1945 (Amsterdam [etc.], 1985); Jacques Klöters, 100 jaar amusement in Nederland ('s-Gravenhage, 1987); Han Peekel, Fridtjof Meerlo, Han Santing, 100 jaar Carré (Amsterdam, 1987).

I: Henk van Gelder en Jacques Klöters, Door de nacht klinkt een lied. Amusement in Nederland 1940-1945 (Amsterdam [etc.], 1985) 79.

Wim Ibo


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013