Hooft, Willem Adolph 't (1900-1985)

 
English | Nederlands

HOOFT, Willem Adolph 't (1900-1985)

Hooft, Willem Adolph 't, (door naamstoevoeging bij KB d.d. 3-9-1917 nr. 62 gewijzigd in Visser 't Hooft), secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken (Haarlem 20-9-1900 - Genève (Zwitserland) 4-7-1985). Zoon van Hendrik Philip 't Hooft (door naamstoevoeging bij KB d.d. 3-9-1917 nr. 62 gewijzigd in Visser 't Hooft), advocaat en procureur, en Jacoba Clasina Lieftinck. Gehuwd op 16-9-1924 met Henriette Philipine Jacoba Boddaert. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren. afbeelding van Hooft, Willem Adolph 't

Wim ('Muis') Visser 't Hooft groeide op als de middelste van drie broers in een vrijzinnig, remonstrants gezin te Haarlem. In zijn gymnasiumtijd nam hij deel aan de jongenskampen van de Nederlandsche Christen-Studenten Vereeniging (NCSV), en de geloofsbeleving en -verkondiging waarmee hij hier in aanraking kwam, deden hem na het eindexamen in 1918 kiezen voor een studie theologie aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Tijdens deze studie - aanvankelijk (tot 1920) op aandrang van zijn vader in combinatie met rechten - bekleedde hij verschillende bestuursfuncties binnen de NCSV en werd hij afgevaardigd naar conferenties in het buitenland. Op 18 december 1923 behaalde hij het doctoraal examen.

Visser 't Hoofts internationale ervaring en contacten - waaronder het hulpverleningswerk van European Student Relief - leidden in 1924 tot zijn benoeming als secretaris voor het jongenswerk van de World Alliance of Young Men's Christian Associations (YMCA) te Genève. Samen met zijn vrouw, met wie hij kort voor zijn vertrek in het huwelijk was getreden, vestigde hij zich in deze Zwitserse stad, waar hij tot zijn dood zou blijven wonen.

De eerste Geneefse jaren, waarin hij door zijn internationale werkzaamheden in aanraking kwam met de diversiteit van de ontluikende oecumenische beweging, waren voor de vorming van Visser 't Hoofts theologische opvattingen van groot belang. Reeds in zijn studententijd had hij via de NCSV kennis gemaakt met het denken van de Zwitserse theoloog K. Barth. Diens Römerbrief , die in de tweede druk van 1922 de zogeheten dialectische theologie introduceerde, maakte diepe indruk en verwijderde hem van het remonstrantse geloof van zijn jeugd. Zijn latere overgang tot de Nederlandse Hervormde Kerk was voor hem een noodzakelijk uitvloeisel van zijn gewijzigde inzichten; in 1936 zou hij worden bevestigd als predikant van de église Nationale Protestante te Genève. Barths theologie, voor Visser 't Hooft 'de deur naar de wonderbare objectiviteit van Gods wereld', verschafte hem een uitgangspunt om de divergerende theologische systemen binnen de oecumenische beweging nader tot elkaar te brengen. Zijn dissertatie, The background of the social gospel , waarop hij op 26 oktober 1928 in Leiden bij prof. H.T. de Graaf promoveerde, is daarvan een voorbeeld. Op een wijze die voor heel zijn latere theologische werk kenmerkend is geweest, bracht Visser 't Hooft hierin twee uiteenliggende werelden met elkaar in verband: die van de Amerikaanse, optimistische, 'social gospel'-beweging, een wereld die Visser 't Hooft in de Geneefse YMCA-kringen had leren kennen, en die van de Duitse christelijke jeugdbeweging met haar pessimistische kijk op de mogelijkheden van de mens om het 'Koninkrijk Gods' te verwezenlijken.

In 1929 werd Visser 't Hooft tevens voor de helft van de tijd secretaris voor Europa van de World's Student Christian Federation (WSCF) te Genève. Hem werd van 1929 tot 1939 de redactie toevertrouwd van het oecumenische tijdschrift The Student World , terwijl hij daarnaast de opdracht kreeg de WSCF te voorzien van een samenhangende visie op haar roeping in de wereld. In dit verband kwam hij onder invloed van J.H. Oldham, de secretaris van de International Missionary Council, die in de bestrijding van het moderne materialisme en secularisme in de westerse samenleving de belangrijkste taak van de internationale christelijke organisaties zag. Oldhams analyse en Barths felle stellingname tegen de nieuwe agressieve 'religies' van nationaal-socialisme en fascisme bepaalden Visser 't Hoofts geestelijke oriëntatie in de jaren dertig. Hij legde zijn gedachten in 1937 neer in de studie None other gods . Tegenover de nieuwe goden van het Westen - volk, klasse, vitaliteit en technologie - stelde Visser 't Hooft de bijbelse boodschap van de heerschappij van God.

Uit publikaties als deze bleek Visser 't Hoofts gave om wat hij in gesprekken met andere voormannen van de oecumenische beweging aan wijsheid opdeed, vruchtbaar te maken voor een oecumenische theologie die confessionele en continentale grenzen overschreed. In de ontwikkeling van enkele centrale, samenbindende ideeën van de oecumenische theologie van die jaren speelde hij een belangrijke rol, bijvoorbeeld bij de 'herontdekking' van de bijbel en het ontwerp van een heilshistorische 'bijbelse theologie', waarin Christus als middelpunt en zin van de geschiedenis wordt beschouwd. Tevens groeide bij Visser 't Hooft een nieuw verstaan van de Kerk, door hem consequent met een hoofdletter geschreven. Daarmee gaf hij aan dat er iets was dat aan alle bestaande kerken als geloofsrealiteit voorafging, dat een kritische instantie vormde ten opzichte van die kerken en dat die kerken tot vernieuwing zou moeten inspireren, namelijk de ène Kerk, de ene, zichtbare gemeenschap in Christus, waarvan het Nieuwe Testament spreekt. Visser 't Hooft beschouwde het als de opdracht van de oecumenische beweging deze, reeds gegeven eenheid te verwezenlijken.

Zijn positie als secretaris - sinds 1932 als secretaris-generaal - van de WSCF bracht Visser 't Hooft in aanraking met alle leiders van de groeiende oecumenische beweging, in Europa, maar ook daarbuiten, in protestantse zowel als in oosters-orthodoxe en Rooms-katholieke kring. Het lag dan ook voor de hand dat, toen in mei 1938 werd besloten tot de oprichting van een voorlopig comité dat de totstandkoming van een Wereldraad van Kerken moest voorbereiden, Visser 't Hooft werd aangezocht voor de post van algemeen secretaris.

De gespannen politieke situatie en het spoedig daarna uitbreken van de Tweede Wereldoorlog maakten de officiële oprichting van een Wereldraad van Kerken onmogelijk. Niettemin kreeg Visser 't Hooft de gelegenheid in deze nieuwe functie zijn politieke en diplomatieke gaven te ontwikkelen. Het kantoor te Genève werd een centrum van informatie tussen kerken in bezet gebied en daarbuiten. Bovendien organiseerde Visser 't Hooft een geheim netwerk van verbindingen tussen het verzet in Nederland en de regering in ballingschap te Londen: de zogeheten Zwitsersche Weg. Hij trad hierbij overigens niet uitsluitend op als verbindingsman voor het doorgeven van berichten, maar speelde door zijn adviezen ook een rol bij de meningsvorming. Volgens Visser 't Hooft zou er in het naoorlogse Nederland niet alleen sprake moeten zijn van vernieuwing in geestelijke zin - waarin zijn oecumenisch streven zou passen -, maar ook in progressief-politieke zin. In bepaalde verzetskringen 'ter rechter zijde', zoals de Ordedienst, wekte Visser 't Hooft daarmee achterdocht en kritiek, met soms daaruit voortvloeiende conflicten tussen 'rechts' en 'links' in de Nederlandse verzetsbeweging.

Ook al koos de Wereldraad-in-oprichting, ondanks Barths aandringen daarop, geen positie ten opzichte van de belangrijke politieke vraagstukken van de oorlogsjaren - formeel gold dat de Wereldraad, zolang hij niet werkelijk geconstitueerd was, niet als spreekbuis van de kerken kon optreden -, toch achtte Visser 't Hooft het zijn taak in lezingen, artikelen en boeken een niet onduidelijk geluid te laten horen. De verzoening tussen de kerken in de naoorlogse periode, waartoe de 'Stuttgarter Schulderklärung' van de zijde van de Raad van de Evangelische Kerk in Duitsland, tijdens een mede door 't Hooft georganiseerde oecumenische ontmoeting, op 19 oktober 1945 een belangrijke opening bood - '... wir klagen uns an, daß wir nicht mutiger bekannt, nicht treuer gebetet, nicht fröhlicher geglaubt und nicht brennender geliebt haben' -, is mede aan hem te danken.

De oprichting van de Wereldraad van Kerken, op 23 augustus 1948 te Amsterdam, bracht Visser 't Hooft in een positie waarin hij zijn gaven ten volle kon ontplooien. Gedurende achttien jaren, tot eind 1966, vervulde hij de functie van secretaris-generaal van de Raad. Het vroeg bij een zich snel uitbreidende organisatie met haar centrum te Genève managerskwaliteiten - soms had Visser 't Hooft meer iets van een generaal dan van een secretaris - en voorts een hoge mate van wendbaarheid om relaties te leggen en gaande te houden tussen de Raad en de lidkerken. Veel moeite gaf Visser 't Hooft zich voorts om bepaalde bij de lidkerken doorbrekende inzichten, waaronder die betreffende de functie van de leken in de kerk, de samenwerking tussen mannen en vrouwen en de taak van de kerk in de samenleving, aan de gehele oecumenische gemeenschap ten goede te doen komen.

De groei in het aantal kerken dat na de oprichting van de Raad toetrad - waaronder vooral kerken uit de Derde Wereld - is mede de vrucht geweest van Visser 't Hoofts diplomatieke talenten, vooral van 'stille diplomatie', waarvan hij zich graag bediende. Dat zelfde kan gezegd worden van het toetreden van een aantal oosters-orthodoxe kerken, waaronder die van Rusland, Roemenië, Bulgarije en Polen in 1961. In een periode die bepaald werd door de Koude Oorlog, zette Visser 't Hooft een voorzichtige koers uit voor de Raad in de ideologische en politieke conflicten tussen de communistische wereld en het Westen. Overtuigd van het belang van een werkelijke gemeenschap tussen lidkerken, probeerde de secretaris-generaal te voorkomen dat de Raad of de individuele kerken zich vereenzelvigden met enige maatschappelijke of politieke ideologie. Intussen hield hij wel steeds vast aan en kwam hij op voor de fundamentele vrijheid van de Kerk om haar evangelistische en profetische functies onbelemmerd uit te oefenen.

In 1966, in de bloeitijd van de Wereldraad, trad Visser 't Hooft terug als secretaris-generaal, maar hij bleef, als erevoorzitter, nauw bij het werk van de Raad betrokken, zij het in toenemende mate kritisch ten opzichte van ontwikkelingen binnen het theologisch denken van de Raad die naar zijn mening een ondermijning betekenden van het klassiek oecumenisch, christocentrisch referentiekader.

Visser 't Hooft heeft veel gepubliceerd. De vertalingen meegerekend telt zijn bibliografie meer dan 1250 publikaties. Op een enkele uitzondering na - zoals zijn kleine studie Rembrandt et la bible uit 1947 - hebben zij alle betrekking op kerk, theologie en oecumene. Hij beschouwde zich niet als een origineel theoloog, ook al werd hem door verschillende faculteiten een leerstoel aangeboden, maar als iemand die het gedachtegoed van anderen doordacht en het bruikbaar wilde maken voor de oecumenische beweging. Daarin was hij zeer creatief, zoals blijkt uit werken als Misère et grandeur de l'église uit 1943 en het in 1959 verschenen The pressure of our common calling . Visser 't Hooft ontving vijftien eredoctoraten, waaronder die van prestigieuze theologische faculteiten als Princeton, Oxford, Yale en Harvard, en voorts een aantal hoge binnen- en buitenlandse onderscheidingen. Ook hieruit blijkt welke grote betekenis men toekende aan Visser 't Hoofts werk voor de opbouw en organisatie van de oecumenische beweging en het bepalen van de koers van de Wereldraad in de eerste twintig jaren van zijn bestaan.

A: Archief-W.A. Visser 't Hooft in het Archief van de Wereldraad van Kerken te Genève (Zwitserland); Collectie-W.A. Visser 't Hooft in het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam.

P: Aat Guittart, 'Bibliographie der Veröffentlichungen von Willem Adolf Visser 't Hooft, 1918-1972[/1975]', in Um Einheit und Heil der Menschheit . Onder red. van J. Robert Nelson en Wolfhart Pannenberg (2e dr.; Frankfurt am Main, 1976) 269-338. Een niet gepubliceerde aanvulling hierop voor de jaren 1976-1983 berust in het onder A genoemde Archief-Visser 't Hooft. Een verzamelbundel van gepubliceerd en ongepubliceerd werk verscheen in Nederlandse vertaling: Heel de kerk voor heel de wereld. Balans van de oecumene (Utrecht [etc.], 1968). Een selectie uit de voordrachten en redevoeringen verscheen in Duitse vertaling: Hauptschriften (2 dln.; Stuttgart [etc.], 1967). In 1971 verschenen Visser 't Hoofts Memoires. Een leven in de oecumene (Amsterdam [etc.], 1971).

L: Behalve necrologieën en herdenkingsartikelen o.a. in NRC Handelsblad , 5-7-1985; Trouw , 5-7-1985; de Volkskrant , 5-7-1985; De Tijd , 12-7-1985; H[ervormd] N[ederland]-Magazine , 13-7-1985; In de Waagschaal 14 (1985/1986) 260-263; Jaarboek [van de] Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen 1986 (Amsterdam [etc.] 1986) 217-221: verhoor van W.A. Visser 't Hooft, in Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945 VIc ('s-Gravenhage, 1952) 354-363; J[ohan] W[inkler], 'De Hammarskjöld der kerken', in Het Parool , 15-9-1960; Ger van Roon, Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941 (Utrecht, 1973); L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog VII en IX ('s-Gravenhage, 1976 en 1979); K. van Overzee, 'Visser 't Hooft, de oecumene en de Bekennende Kirche', in In de Waagschaal 14 (1985/1986) 563-569; Hendrikus Berkhof, 'Visser 't Hooft as ecumenical theologian', in The Ecumenical Review 38 (1986) 203-208; D.C. Mulder, '"None other gods" - "No other name"', ibidem 38 (1986) 209-215; P.N. Holtrop, 'De Kerk, de kerken en de Wereldraad van Kerken. Grondlijnen in de ecclesiologie van Willem Adolf Visser 't Hooft (1900-1985)', in Kerkhistorische opstellen aangeboden aan prof.dr. J. van den Berg . Onder red. van C. Augustijn [e.a.] (Kampen, 1987) 207-221; Konrad Raiser, Ökumene im übergang. Paradigmenwechsel in der ökumenischen Bewegung (München, 1989), vooral 51-85; Dictionary of the Ecumenical Movement . Onder red. van Nicholas Lossky [e.a.] (Genève [etc.], 1991) 1058-1060 en passim.

I: W.A. Visser 't Hooft, Memoires. Een leven in de oecumene (Amsterdam [etc.], 1971) afbeelding tegenover pagina 236 [Visser 't Hooft omstreeks 1966].

P.N. Holtrop


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013