Pollen, Feodora Anna Pauline (1898-1970)

 
English | Nederlands

POLLEN, Feodora Anna Pauline (1898-1970)

Pollen, Feodora Anna Pauline, bekend onder de naam Dora Paulsen), operettezangeres, toneelspeelster en cabaretière (Berlijn (Duitsland) 14-7-1898 - Amsterdam 2-12-1970). Dochter van Oskar Richard Emil Pollen, operazanger, en Karoline Martha Elisabeth Zimmermann. Gehuwd op 26-8-1919 met Otto Mathias. Na echtscheiding (7-11-1921) gehuwd op 5-5-1938 met Johan Jacob Voskuil, schilder. Uit beide huwelijken werden geen kinderen geboren. afbeelding van Pollen, Feodora Anna Pauline

Dora Paulsen had het theater in haar bloed. Vader Oskar nam zijn hele gezin - Dora had een oudere broer - mee op langdurige tournees, waardoor zij al heel jong met de planken vertrouwd raakte. Het wekt daarom geen verbazing dat ze op driejarige leeftijd haar toneeldebuut maakte in Dresden, aan (stomme) films meewerkte in 1910 en operetterolletjes vervulde bij Franz Léhar in 1913. Dora bleek over een goede zangstem te beschikken, waardoor zij zelfs een opleiding volgde die haar tot coloratuursopraan had kunnen maken, ware het niet dat ze in 1917 - tijdens een repetitie van Jean Gilberts operette Die Kinokönigin - door een ernstige stemaandoening werd getroffen, die haar zo succesrijk begonnen loopbaan op het spel zette.

Wat aanvankelijk een ramp leek, verkeerde echter in het tegendeel. Het artiestenbloed kroop waar het niet gaan kon, en Dora Paulsen schakelde over naar het beroep van actrice bij het Grote Toneel en van diseuse bij het kleine cabaret. Wat zij met haar zangstem niet meer kon waarmaken, investeerde zij nu volledig in spel en voordracht, waardoor ze in 1920 al door de Nederlandse regisseur Willem Royaards in Berlijn zou worden opgemerkt door haar ongewone zeggingskracht en uitstraling.

Hoewel de capaciteiten van Dora Paulsen aan het begin van haar nieuwe loopbaan werden onderschat - zij speelde dienstmeisjes bij de vleet -, kreeg ze in 1919 haar kans, toen ze plotseling moest invallen voor de ziek geworden, beroemde actrice Käthe Dorsch. Van toen af speelde zij veel belangrijke rollen in stukken van onder meer Strindberg en Ibsen. Naast deze werkzaamheden voelde Dora Paulsen zich echter aangetrokken tot het toenmalige Berlijnse cabaretleven; na afloop van de toneelvoorstellingen liet zij zich hier en daar als cabaretière engageren. Als vanzelf kwam zij daardoor in contact met de oprichter van de Duitse 'Le Chat Noir' - in de Eerste Wereldoorlog omgedoopt tot 'Der Schwarze Kater' -, de cabaretcomponist Rudolf Nelson.

De ontmoeting met Nelson zou bepalend blijken te zijn voor Dora Paulsens artistieke toekomst. In 1926 begon hun samenwerking in de cabaretrevue 'Zwanzig Jahre Nelson', en sindsdien raakte zij vertrouwd met het baanbrekende werk van dichters als Kurt Bry, Erich Kästner en Kurt Tucholsky; chansons die zij later in Nederland zou introduceren, naast teksten van Rudolf Nelsons zoon Herbert. De politieke ontwikkelingen in Hitler-Duitsland deden het Nelson-Cabaret - met veel joodse medewerkers - in 1933 uitwijken naar Zwitserland, waar het door Louis Davids werd ontdekt en uitgenodigd om het Leidsepleintheater in Amsterdam te komen bespelen. Deze kennismaking met Nederland leidde tot een permanent verblijf en zou grote invloed uitoefenen op de verdere ontwikkeling van de Nederlandse cabaretkunst. Vooral Wim Kan, Martie Verdenius en Wim Sonneveld hebben zich gespiegeld aan vorm en inhoud van het Nelson-Cabaret.

Naast solistisch optreden in het Kurhaus-Cabaret van Louis Davids, bleef Dora Paulsen een vaste medewerkster van het Nelsonensemble, dat van 1934 tot 1940 elke veertien dagen een nieuwe cabaretrevue wist uit te brengen in een bovenzaal van het Tuschinsky-theater: Cabaret 'La Gaîté'. Daar leerde Dora Paulsen Cor Lemaire kennen, die jarenlang de programma's - samen met Rudolf Nelson aan twee vleugels - begeleidde. Dora Paulsen voelde zich in Nederland thuis, en in 1938 trouwde zij met de kunstschilder Jo Voskuil: 'Als huwelijkscadeau kreeg ik een Nederlands paspoort'. Tijdens de Duitse bezetting werd zij door haar geboorteland achtervolgd. Toen Rudolf Nelson in 1942 moest onderduiken - daarbij geholpen door Dora Paulsen - besloot ze ook zelf niet meer op te treden.

Het is begrijpelijk dat het Nederlandse publiek na de bevrijding weinig behoefte had de Duitse taal te horen, maar voor Nelson-artiesten als Dora Paulsen was dit een bittere ervaring. De enige die in haar 'come-back' bleef geloven was haar echtgenoot. Natuurlijk is het voor haar en Rudolf Nelson een grote voldoening geweest om in 1949 weer in Duitsland onthaald te worden, maar de terugkeer in Nederland bleef helaas uit. Toch zou het geloof van Jo Voskuil bewaarheid worden: ter gelegenheid van Dora Paulsens zestigste verjaardag in 1958 werd - op initiatief van Victor van Vriesland en Simon Carmiggelt - een huldigingsprogramma samengesteld in het Nieuwe De la Mar Theater, met Wim Kan als conférencier. Dora Paulsen besloot toen het gebruikelijke dankwoord om te zetten in een kort optreden met de beste chansons-van-toen.

Dit succes was zo groot, dat naar aanleiding hiervan voor Dora Paulsen een tweede cabaretcarrière aanbrak, al moest die van kortere duur zijn dan de vorige; theaters, radio- en televisiestudio's hadden haar herontdekt. In 1960 verscheen zelfs haar eerste grammofoonplaat, met een hoestekst van Victor van Vriesland: 'Haar gehele persoon, haar ietwat weemoedige zelfspot en ironie, haar moed, haar hart en haar fijn vrouwelijk gevoel heeft Dora Paulsen gelegd in de onnavolgbare wijze waarop zij haar chansons tot leven brengt. Het is een vreugde, dat deze thans door opname op de plaat aan de vergankelijkheid zijn ontrukt en een bezit voor alle tijden kunnen worden'.

Dora Paulsen heeft zich in haar werk maar zelden van de Nederlandse taal bediend. Toch droeg zij bij tot de ontwikkeling van het Nederlandse cabaret door haar voorbeeld op hoog artistiek niveau en later - tussen 1966 en 1970 - door haar medewerking als docente van Duitstalig repertoire aan de Amsterdamse Akademie voor Kleinkunst onder leiding van Johan Verdoner.

A: Documentatiemateriaal (o.a. plakboeken, kranteknipsels, geluidsopnamen) in het Nederlands Theater Instituut te Amsterdam.

P: Een overzicht van optredens en rollen van Dora Paulsen in de periode 1934-1966 in: Piet Hein Honig, Acteurs- en kleinkunstenaarslexicon (Diepenveen, 1984) 725.

L: [G. Zalsman e.a.] Voor het voetlicht. Portretten van toneelspelers en -speelsters (Apeldoorn, 1968); Wim Ibo, En nu de moraal van dit lied. Overzicht van 75 jaar Nederlands cabaret (Amsterdam [etc.], 1970); Berlijn-Amsterdam 1920-1940. Wisselwerkingen . Onder red. van Kathinka Dittrich [e.a.] (Amsterdam, 1982); Nederland en het Duitse exil 1933-1940 . Onder red. van K. Dittrich en H. Würzner (Amsterdam, 1982); Jacques Klöters, 100 jaar amusement in Nederland [Onder red. van P. Blom] ('s-Gravenhage, 1987).

I: Wim Ibo, En nu de moraal... Geschiedenis van het Nederlands cabaret 1895-1936 (Alphen a/d Rijn 1981) 225. [Dora Paulsen bij haar huwelijk met J.J. Voskuil, 1938].

Wim Ibo


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013