Geevers, Robert Antonius (1944-1990)

 
English | Nederlands

GEEVERS, Robert Antonius (1944-1990)

Geevers, Robert Antonius, (wijziging geslachtsnaam in Loesberg op 2-2-1949), schrijver (Rotterdam 6-5-1944 - 's-Gravenhage 27-12-1990 [overleden bevonden]). Zoon van Antoon Matthijs Loesberg, mecanicien en vertegenwoordiger, en Barbera Geevers. Op 28-4-1965 gehuwd met Marijke Crusifix (geb. 1946), medewerkster drukkerij. Uit dit huwelijk, dat op 1-9-1971 werd ontbonden, werd 1 dochter geboren.

afbeelding van Geevers, Robert AntoniusRobert Geevers werd in het kale Rotterdam van na de oorlog door zijn katholieke moeder en grootouders opgevoed. Zijn vader was tot 1949 geïnterneerd geweest, omdat hij tijdens de oorlog in Duitse krijgsdienst getreden was. In februari van dat jaar trouwden zijn ouders en veranderde Roberts achternaam in Loesberg. Als voorechtelijk kind van een 'foute' vader werd hij buitenshuis gemeden en gepest. Het contact met zijn zwijgzame vader was slecht. De jonge Loesberg had het gevoel dat zijn bestaan herinneringen aan een beter verborgen verleden opriep en ontwikkelde een machteloze woede tegen de wereld die hem niet aanvaarden wilde.

Na aanvankelijk zonder schooldiploma te zijn gaan werken slaagde Loesberg in de avonduren alsnog voor het MULO-examen. De opleiding die hij in 1962 aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam begon, werd niet afgemaakt. Hij schilderde, bewoog zich in artistieke kringen en maakte liftend tochten in het buitenland.

In 1965 trouwde Loesberg met Marijke Crusifix, die hij op de Academie had leren kennen. Zij deden mee aan de jongerencultuur die in de jaren zestig opbloeide, bezochten popconcerten en maakten geregeld uitstapjes naar Amsterdam en Londen. Zij leefden van het inkomen dat Marijke bij een drukkerij verdiende. Loesberg zelf had tal van kortstondige baantjes. Het huwelijk verslechterde snel omdat hij zich in toenemende mate afsloot om te schrijven. Schrijven was een levensnoodzaak geworden en was het enige dat hij wilde doen. Waar hij zich eerst als vriendelijk en gezellig voordeed, veranderde hij in iemand die de eenzaamheid zocht en daartoe mensen met agressieve beledigingen van zich afhield. Begin 1970 ontvluchtte Marijke met hun anderhalfjarige dochter Lizzy het huis. Loesberg zou nooit alimentatie betalen of zich om zijn kind bekommeren. Ook met zijn familie brak hij abrupt.

Loesberg debuteerde in 1969 met enkele gedichten in het literaire blad Bijster. Twee jaar later kreeg hij een grappige raadselrubriek 'Boven de pet' in het dwarse Amsterdamse studentenblad Propria Cures, gevolgd door aforismen in een rubriek 'Mouches volantes'. Van maart 1973 tot november 1974 was Loesberg redacteur van Propria Cures. De teksten die hij in het blad publiceerde - veelal onder pseudoniemen als Dokter Robert, Meister L., Dominee Zangberg en Constant Verkouden - waren vaak provocerend en beledigend. Hij schreef ook mystificaties die hij ondertekende met namen van bestaande schrijvers als Jan Arends en Rien Vroegindeweij. Loesberg dronk veel, gedroeg zich zeer arrogant, hulde zich in chique kostuums en wende zich aan bekakt te praten. Zijn treiterende humor richtte zich tegen negers, joden, arbeiders en vrouwen en hij roemde 'de prachtige opruimwerkzaamheden van de Duitsers met hun nog te weinig geprezen bombardement'; een opmerkelijke flirt met het verleden van zijn gehate vader.

Loesberg werd in deze jaren onderhouden door zijn vriendin Carry de Heer, werkzaam in het bedrijfsleven, met wie hij in 1972 was gaan samenwonen en in 1974 naar Den Haag verhuisde. Hij kende hier niemand en trachtte zo het isolement om te schrijven te versterken. In 1974 verscheen bij uitgeverij De Arbeiderspers zijn debuut Enige defecten, dat het verval van een - steeds dezelfde en toch wisselende - hoofdpersoon 'Loesberg' van puber tot oude man schetst. Met een overdaad aan walging, verachting en agressie kon een toenemende weerloosheid om overeind te blijven in het leven niet worden tegenhouden. De ontvangst door de critici was gemengd, maar nergens onverschillig. Loesberg bleek een eigenzinnig stilist met een nog onverzoenlijker misantropie dan de gevierde schrijvers W.F. Hermans en Gerard Reve. In de Nederlandse literatuur had hij zich met zijn debuut onmiddellijk een plaats veroverd. Hij verscheen in het VPRO-televisieprogramma Het Gat van Nederland en snauwde zijn interviewster af.

Het programma van aftakeling dat in Enige defecten wordt beschreven, heeft Loesberg nooit uitgevoerd: zijn ondergang zou radicaler en aangrijpender worden. Op 4 mei 1976 kwam Carry de Heer om bij een treinongeluk in de buurt van Schiedam, een week voor hun voorgenomen huwelijk. Het kon Loesberg niet verbaasd hebben dat het leven hard toesloeg, en niettemin was hij er niet tegen bestand. Zijn zelfingenomen en boosaardige houding bleek onder deze omstandigheden geen verweer te bieden tegen de grote onzekerheid die eronder schuilging. Loesberg werd alcoholist en zou nooit in staat zijn over deze gebeurtenis te schrijven. In 1977 verscheen Een eigen auto, maar de verhalen waren goeddeels voor het fatale ongeluk tot stand gekomen. Het epateren leek dwangmatig geworden, en het vertoon van onechte geleerdheid was ergerlijk. 'Ik heb een enorme pesthekel aan de wereld en ik heb niks toe te voegen aan mijn werk, want dat ben ik zelf' (Rothuizen). Ook als schrijver was hij vastgelopen in zijn arrogante - soms naar het megalomane neigende - rol.

In 1978 kreeg Loesberg zijn eerste epileptische aanval. Bij nader onderzoek bleek hij zeer ongezond te zijn, wat als gevolg van zijn drankgebruik nog verergerde. In zijn resterende levensjaren werd hij geregeld behandeld in een ontwenningskliniek, voor een verblijf in het ziekenhuis opgenomen en onder behandeling van een psychiater gesteld. Nadat hij in 1978 zijn baantje bij een makelaarskantoor verloren had, moest hij passende arbeid aanvaarden tot hij in 1980 arbeidsongeschikt werd verklaard. Oude vrienden en bekenden joeg Loesberg door beledigend gedrag, bedreiging en telefoonterreur tegen zich in het harnas. Hij kende nog wel perioden van herstel en een zwartgallige opgewektheid, maar het schrijven wilde niet meer lukken, hoezeer hij ook vasthield aan zijn rol als literator. Vanaf 1980 verschenen er nog enige stukken in Propria Cures. Lichamelijk en geestelijk een wrak, bracht Loesberg zijn laatste jaren, moedeloos en door mensenhaat bevangen, in grote eenzaamheid door. Slechts met zijn buren had hij - ondanks zijn destructieve humor en gedrag - nog enig contact. Zij belden in december 1990 de politie, toen ze opmerkten dat hij geen levenstekens meer gaf. Loesberg lag reeds tien dagen dood in huis, waarschijnlijk in een epileptische aanval van de trap gevallen en aan bloedverlies overleden.

Met overweldigende arrogantie wilde Loesberg onontkoombaar zijn bestaan bevestigen en tegelijk wraak nemen. Hij wilde een onaantastbaar gezag verwerven door een groot schrijver te zijn om dan de bewonderaars honend weg te trappen. Na het overlijden van zijn vriendin werd hij een pathetisch en tragisch figuur, die zijn kortstondige reputatie als controversieel schrijverstalent even snel weer verspeelde.

P: Bibliografie in de onder L genoemde publicatie van Dabrowski en Groeneweg, 42.

L: Behalve necrologieën o.a. door Theodor Holman, in Het Parool, 2-1-1991 en door Rien Vroegindeweij, in Het Vrije Volk, 9-1-1991: interview door William Rothuizen, in Haagse Post, 19-3-1977; Marjolijn Pouw, 'Een Nederlandse Herostratos', in Tirade 21 (1977) 709-712; Corina Engelbrecht, 'Loesberg en de ramp van het interview', in eadem, Gezegd en geschreven ('s-Gravenhage 1979) 78-85; Ed van Eeden, 'Loesberg' [aug. 1986], in Kritisch lexicon van de moderne Nederlandstalige literatuur (Alphen aan den Rijn 1980-); Jan Kostwinder, ' ''Humor is vocht en niet meer dan dat''. Robert Anton Loesberg, schrijver', in Adem. Tijdschrift voor Literatuur 3 (1989) 4, 32-39; Kees van Beijnum en Hennie Maatjes, 'Enige defecten', in Nieuwe Revu, 15-2-1990; interview door Theodor Holman, in Het Parool, 28-4-1990; Jan Zandbergen, 'Vaders en zonen', in HP/De Tijd, 18-1-1991; Loesberg in PC. Samengesteld door Stijn Aerden [e.a.] (Amsterdam 1991); Mensje van Keulen, 'Dagboek: mei 1976', in Maatstaf 41 (1993) 3/4 (mrt./apr.) 92-95; Alex Dabrowski en Ronald Groeneweg, 'Zesenveertig jaar lang bang voor de eenzaamheid. Het leven van Loesberg', in Maatstaf 43 (1995) 1 (jan.) 28-43.

I: Maatstaf 43 (1995) 1 (jan.) 39

Marc Kooijmans


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013