Wals, Cornelis Dirk (1911-1994)

 
English | Nederlands

WALS, Cornelis Dirk (1911-1994)

Wals, Cornelis Dirk, wielrenner ('s-Gravenhage 26-2-1911 - Veldhoven (N.Br.) 5-4-1994). Zoon van Jacob Wals, groothandelaar, en Grietje Kwik. Gehuwd op 27-11-1934 met Antonetta Josina Anna van Geloven (1914-1997). Dit huwelijk, waaruit 1 zoon en 3 dochters werden geboren, werd op 30-9-1955 ontbonden.

afbeelding van Wals, Cornelis DirkVader Wals had in Den Haag in korte tijd een bloeiend bedrijf opgebouwd in eieren, kaas en pluimvee, met acht vestigingen in het gehele land. Dat zijn oudste zoon, Cor, in de zaak zou worden opgenomen, stond vast, maar al gauw bleek deze te wispelturig voor de hem toebedachte taak. Daarom stuurde zijn vader hem naar Eindhoven, waar de broers Nol en Jan Vermeulen een filiaal leidden. Beiden waren fervente wielerliefhebbers, en hun enthousiasme sloeg over: Cor wilde wielrenner worden. Hij voorzag zijn fiets van een racestuur en oefende wanneer het maar kon.

Er volgden maanden van strijd tussen Wals senior en Wals junior, tussen de 'handel' en de 'sport'. Cor dreef uiteindelijk zijn zin door. Vanaf zijn zeventiende was hij wielrenner, overigens met financiële steun van zijn ouders, die erop rekenden dat hij bij een mislukking alsnog zou kiezen voor de handel. Het werd het begin van een bliksemcarrière. Als negentienjarige stapte hij over van de amateurs naar de toen bestaande tussencategorie der onafhankelijken, en met succes. Na in 1930 tweede te zijn geworden in het nationale baankampioenschap over vijftig kilometer won Wals een jaar later zijn eerste titel. De baan bleek zijn specialiteit: met kop en schouders stak hij boven de rest uit. Een week nadat hij in 1931 landskampioen was geworden, won hij op één dag vijf verschillende wedstrijden. Bij elkaar leverde hem dat zestig gulden op, een zo gering bedrag dat hij zich onmiddellijk meldde bij de beroepsrenners. In 1934 trouwde Wals en verhuisde hij van Den Haag naar Tilburg, waar zijn echtgenote vandaan kwam.

Al snel kreeg de neoprof contracten aangeboden, ook voor buitenlandse banen als Brussel en Breslau. In 1931 werd Wals zelfs gecontracteerd voor zesdaagsen in New York en Chicago. Het publiek sloot de nieuwkomer in de armen om zijn gewaagde manier van rijden, zowel wat stijl als tactiek betreft. Roekeloos stortte hij zich vaak midden in een jagende groep, maar hij bleef altijd overeind dankzij een weergaloos evenwichtsgevoel. Het bezorgde hem de bijnaam 'de slingerplant'.

Wals' kwaliteiten kwamen vooral tot hun recht toen hij vanaf februari 1932 een duo was gaan vormen met Jan 'Kanonbal' Pijnenburg. Het werd het koningskoppel van de jaren dertig. In de 39 zesdaagsen die Wals tussen februari 1932 en mei 1939 reed, was hij vijftien maal de ploegmaat van Pijnenburg: het duo won er vijf en eindigde viermaal op de tweede en tweemaal op de derde plaats. Ook in koppelkoersen was het tweetal moeilijk te verslaan, zowel op winter- als op zomerbanen. Het gevolg was dat stadiondirecties de twee nogal eens uit elkaar haalden en aan een ander koppelden, bij voorkeur een lokale renner. Het is om die reden dat Wals in de 24 zesdaagsen die hij niet met Pijnenburg reed, liefst zeventien verschillende ploegmaats had. Met de Belg Albert Billiet won hij nog in 1937 te Parijs en met de Fransman Marcel Guimbrétière in 1938 te Saint Etienne.

Hoewel Wals overal ter wereld het hele jaar voldoende startgelegenheid werd geboden, bracht tomeloze eerzucht hem er in 1936 toe het ook als stayer te proberen. Opnieuw toonde hij zich een uitblinker. Zowel in 1938 als in 1939 werd hij landskampioen. Minder succes had Wals in het wereldkampioenschap. In 1938 was de Duitse coalitie Erich Metze - Walter Lohmann hem de baas, maar een jaar later leek de wereldtitel hem niet meer te kunnen ontgaan. Zonder moeite plaatste hij zich in een recordtijd voor de finale, die evenwel nooit werd gereden: het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog betekende het einde van het toernooi.

Tijdens de Duitse bezetting leek het leven voor prominente wielrenners gewoon door te gaan. Zesdaagsen werden niet meer georganiseerd, maar de topcoureurs kregen contracten voor andere wedstrijden, in Nederland, Duitsland en soms zelfs Zwitserland. Het publiek, dat toch al veel moest missen, kwam er gretig op af. Zo was het Olympisch Stadion in Amsterdam op zondag 20 juli 1941 goeddeels gevuld met belangstellenden voor de kampioenschappen van Nederland, de belangrijkste wedstrijd in bezettingstijd. Het programma verliep op gebruikelijke wijze, totdat de finale van de stayers begon. Op het moment dat de deelnemers zich van hun jassen ontdeden om op de fiets te stappen bleek Wals zijn shirt te hebben getooid met de twee runetekens van de SS. Beïnvloed door de pro-Duitse leden van zijn schoonfamilie had hij zich tijdens de oorlog al eerder positief over de bezetter uitgelaten, wat er bij een wedstrijd in Wageningen zelfs toe had geleid dat hij werd uitgefloten. Om die reden had de staf van de Nederlandsche SS bepaald dat hun leden zich in Amsterdam in burger tussen het publiek zouden begeven om tegenwicht te bieden bij eventuele demonstraties. Maar tegen de algemene woede die van de tribunes opsteeg, waren zij niet opgewassen. In weinige minuten was het beeld van een der sympathiekste sportfiguren veranderd in dat van een verrader. Tijdens de ereronde na zijn overwinning werden zelfs zitkussentjes naar hem gegooid.

Wals zelf vertelde later zich omwille van een weddenschap in het gewraakte shirt te hebben gestoken, een weinig overtuigende verklaring, gezien het feit dat hij sinds eind 1940 lid was van de Nederlandsche SS. Maar de wielercarrière was voor de dertigjarige renner ten einde: niemand in Nederland wenste hem nog te contracteren uit afkeer of uit angst voor rellen. Ook in Duitsland zou hij niet meer rijden. Zo betekende deze 20ste juli 1941 een keerpunt in zijn leven. Voor nazi-Duitsland was hij de volgende jaren een held en paradepaard, voor vrijheidlievend Nederland een paria, wat hij tot zijn dood zou blijven. Wals meldde zich in de herfst van 1941 bij de Waffen-SS, werd een maand later ingedeeld bij de Standarte 'Westland' en kreeg zijn opleiding in Klagenfurt. Bij verslaggevers van met de bezetter sympathiserende omroepen of kranten vond hij gretig gehoor, zoals met zijn uitlating dat hij hoopte deel te nemen aan de eerste zesdaagse van Moskou na een door Duitsland gewonnen oorlog. Aan het Oostfront trok Wals als Rottenführer (: soldaat 1ste klasse) ten strijde. Later werd hij aangesteld als kampbewaarder van een kamp waar voornamelijk Nederlandse dwangarbeiders waren ondergebracht. Volgens latere beschuldigingen zou hij hier een waar schrikbewind hebben uitgeoefend. Dit heeft hij echter altijd ontkend, en het is ook nooit bewezen. In december 1943 meldde de Deutsche Zeitung in den Niederlanden dat hij was gesneuveld, maar dit bericht werd enkele dagen nadien gedementeerd.

Kort na de ineenstorting van nazi-Duitsland ging Wals terug naar Nederland. Hij meldde zichzelf bij de autoriteiten, waarna hij werd opgesloten in kamp Vught. Pas twee jaar later werd hij berecht en veroordeeld tot vijftien jaar met aftrek van voorarrest. Vanuit een gevangenkamp in Eijgelshoven werd hij tewerkgesteld in de staatsmijn 'Maurits' bij Geleen. In 1952 kwam hij vervroegd vrij. Als een ontredderd mens, die door iedereen werd gemeden, keerde hij terug naar Tilburg.

Enkele jaren na zijn vrijlating kwam Wals opnieuw in het nieuws. Inmiddels gescheiden was hij een relatie aangegaan met de vier jaar jongere Anneke van Hout-Louwers uit Eindhoven. Zij was de weduwe van Jan van Hout, een talentvolle Eindhovense wielrenner die was omgekomen in het Duitse concentratiekamp Neuengamme, waar hij wegens verzetsactiviteiten had vastgezeten. Dat Wals juist de echtgenote van deze als held vereerde oud-renner als nieuwe levensgezellin koos, sloeg in als een bom. Hem werd het in ieder geval meer aangerekend dan zijn nieuwe partner.

Met haar woonde Wals enkele jaren in Eindhoven. In 1957 besloot hij echter zich in het net over de grens in het in Belgisch Limburg gelegen Lommel te vestigen. Als marktkoopman in textiel reisde hij jarenlang de wijde omgeving af en verdiende hij genoeg geld om een goed leven te kunnen leiden. Bijna dertig jaar lang bleef Wals in Lommel wonen, ver genoeg van de landgenoten die zich zowel zijn wielerprestaties als zijn wangedrag herinnerden en hem nu des te moeilijker konden vergeven.

In het isolement werd Wals een eenzelvig mens, die de aandacht ontvluchtte, urenlang alleen vissend op een bootje op het water dobberde, zijn honden verzorgde of thuis naar muziek luisterde. Met politiek - in welke vorm ook - wilde hij niets meer van doen hebben. Tegen wie hem aansprak op zijn gedrag in de oorlog zei hij steevast 'stom, stom, stom' te zijn geweest. In 1981 verhuisde hij, een onopvallende oudere man, naar Eindhoven. Op het einde van zijn leven kreeg hij steeds meer last van slecht functionerende nieren. Twee jaar voor zijn overlijden in april 1994 werd zijn roemrijke wielerverleden in herinnering geroepen. Het Sportpaleis in Antwerpen organiseerde in januari 1992 voor de 65ste keer een zesdaagse wielerwedstrijd en nodigde Wals uit als winnaar van de eerste editie in 1934 - toen samen met de in 1979 overleden Jan Pijnenburg - het startschot te lossen. Het applaus bij die gelegenheid raakte hem diep, als een wrange herinnering aan de glorie die hij in bezettingstijd verspeelde.

P: Een chronologisch overzicht van Wals' wieleroverwinningen in: Wim van Eyle, Een eeuw Nederlandse wielersport. Van Jaap Eden tot Joop Zoetemelk (Utrecht 1980) 148.

L: Frits Barend en Henk van Dorp, 'Wielrenners in de oorlog', in Vrij Nederland. Bijvoegsel , 19-5-1979; interview met Anneke Louwers door Frits Barend en Henk van Dorp, in Vrij Nederland , 21-12-1985; 'Zesdaagse van Antwerpen eert voormalige SS-er Cor Wals', in Het Parool , 28-1-1992; André Swijtink, In de pas. Sport en lichamelijke opvoeding in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog (Haarlem 1992); Frans Oudejans, '20 juli 1941', in WielerRevue , 5-5-1995; Gerard Sillen en Harrie Verhoeven, in 6 Daagsen-Statistieken (Breda 1995) 64; Jean Nelissen, De mythe voorbij (Maastricht 1996) 141-142.

I: Foto in het bezit van de auteur [Foto Van Meeteren, Steenbergen].

Frans Oudejans †


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013