© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: Tina Hammer-Stroeve, 'Berdenis van Berlekom, Mathilde (1862-1952)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn6/berdenis [12-11-2013]
BERDENIS VAN BERLEKOM, Mathilde (1862-1952)
BERDENIS VAN BERLEKOM, Mathilde (ook bekend onder de naam Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom), politica en feministe (Middelburg 14-3-1862 - Amsterdam 22-4-1952). Dochter van Johan Pieter Berdenis van Berlekom, huisarts, en Josina van den Broecke. Gehuwd op 6-5-1885 met Florentinus Marinus Wibaut (1859-1936), houthandelaar en politicus. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.
Mathilde - roepnaam 'Thiele' - Berdenis van Berlekom groeide op in Middelburg in een vooraanstaand, vooruitstrevend doktersgezin. Haar vader vond een goede scholing, beroepsopleiding en latere economische onafhankelijkheid vanzelfsprekend voor al zijn acht kinderen, ook voor zijn dochters. Binnen de toenmalige burgerij, die meisjes voor het huwelijk en het moederschap voorbestemde, was dit een verlichte opstelling. Mathilde voltooide de kweekschool, was daar korte tijd hulponderwijzeres en begon vervolgens aan de studie MO Nederlands.Al op zestienjarige leeftijd ontmoette Mathilde de Middelburgse houthandelaar Floor Wibaut. Zij vond zich te jong om zich definitief te binden in een huwelijk dat bovendien voor haar een eventuele loopbaan in het onderwijs onmogelijk zou maken. Het stel ging een 'proefverloving' aan, 'het middel toen om elkaar volkomen te leren begrijpen' zowel op geestelijk als lichamelijk gebied (Levensbouw, 78). Zeven jaar later, in 1885, trouwden zij. Zij bleven in Middelburg wonen. Het echtpaar paste anticonceptie toe en hield het bij vier kinderen, die in de eerste tien jaren van hun huwelijk werden geboren. Dit was niet alleen beter voor de gezondheid van de moeder, maar het gaf Mathilde bovendien voldoende tijd om zich - toen het gezin compleet was en de opgroeiende kinderen ook door de inwonende huishoudster konden worden opgevangen - te wijden aan haar zelfgekozen levensopdracht: vrouwen belangstelling voor het socialisme bijbrengen en hun zelfbewustzijn wekken.
Mathilde Wibaut ontplooide vele politiek-maatschappelijke activiteiten. Zij richtte zich op de twee verschillende, maar verwante velden van politieke emancipatie en persoonlijke ontwikkeling van vooral arbeidersvrouwen. Dezen hadden immers een dubbele strijd te voeren: bevrijding van haar klasse èn sekse.
In 1895 werd Mathilde Wibaut voorzitter van de Middelburgse afdeling van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Vier jaar later legde zij deze functie neer, omdat de strijd voor 'dameskiesrecht' volgens haar niet samenging met die voor algemeen kiesrecht, waaraan zij en haar man zich sinds hun gelijktijdige toetreding tot de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) in 1897 verbonden hadden. In 1902 richtte zij de Vrouwenvereeniging 'Samen Sterk' op, die arbeidersvrouwen trachtte bij te scholen door lezingen en verklarende publicaties over een scala aan onderwerpen. In dit kader pasten haar bemoeienissen met de oprichting van een huishoudschool en een jeugdbibliotheek in Middelburg.
In 1904 vestigde het gezin Wibaut zich in Amsterdam, waar Floor - die als ondernemer een aanzienlijk vermogen had opgebouwd - carrière zou maken in de (gemeente)politiek. Direct na de verhuizing kwam Mathildes vrijwilligerswerk voor de SDAP op gang. Zij achtte politieke scholing van en propaganda onder de vrouwen van partijleden broodnodig: 'Wij hadden niet geweten, dat er zoveel partijgenoten waren die het socialisme aan de kapstok hingen als ze hun woning binnentraden' (Herinneringen, 60). Daartoe riep zij in 1905 met enkele gelijkgestemden de Amsterdamse Sociaal-Democratische Vrouwenpropagandaclub (SDVC) in het leven. Lidmaatschap van deze eerste socialistische vrouwenclub betekende tevens dat men lid was of werd van de SDAP. Vanaf de oprichting tot 1931 was Mathilde Wibaut voorzitter van de hoofdstedelijke SDVC, waarvan het bestuur overigens vrijwel geheel uit vrouwen uit de gegoede stand bestond.
In 1907 meende Mathilde Wibaut dat de tijd gekomen was voor een landelijk netwerk van deze ook in andere plaatsen opgerichte vrouwenverenigingen. In 1908 coördineerde zij de samenwerking in de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs (BSDVC), die zij vervolgens tot 1935 voorzat. De Bond groeide van twaalf afdelingen met enkele honderden leden uit tot een organisatie van meer dan tweehonderd afdelingen met duizenden leden. Het aantal vrouwelijke leden van de SDAP kwam, mede hierdoor, in de loop der tijd van 10 procent op 32,5 procent. Het Bondsorgaan De Proletarische Vrouw werd door een kleine dertigduizend abonnees gelezen. Tot 1940 was zij nauw betrokken bij de redactie, waarbij haar bemoeienis vooral uitging naar het bijvoegsel 'Ons kinderblaadje'.
Mathilde Wibaut zag in hoeveel moeite (en geld) het vrouwen soms kostte de bijeenkomsten van de vrouwenclubs te kunnen bijwonen. Ter gelegenheid van haar vijfentwintigjarig voorzitterschap van de BSDVC in 1933 werd het Thiele Wibautfonds opgericht - naar haar roepnaam - , waaruit een tegemoetkoming in de vaak hoge reiskosten kon worden verstrekt.
De politieke richting van de BSDVC werd voornamelijk uitgedragen door zijn voorzitster. Mathilde Wibaut achtte het noodzakelijk dat vrouwen opkwamen voor hun eigen belangen in een aparte organisatie. De SDAP had daar aanvankelijk moeite mee. Pas in 1914 erkende de partij de BSDVC als een zelfstandige partijorganisatie. Tot 1919 streden Mathilde Wibaut en haar Bond voor het kiesrecht voor vrouwen. In 1906 stelden zij dat het doel was en zou blijven het algemeen vrouwenkiesrecht - zonder condities vooraf - naast het algemeen mannenkiesrecht. De SDAP zag daar voorlopig weinig heil in. Maar de Bond bleek binnen de partij een machtsfactor. Toen de kiesrechtpetitie van 1910/1911 door meer dan honderdduizend vrouwen werd ondertekend, ging de partij overstag en nam zij het standpunt van de BSDVC over.
Een ander thema van de bondsvoorzitter was de economische zelfstandigheid van vrouwen. In de jaren twintig en dertig ageerde Mathilde Wibaut krachtig tegen regeringsmaatregelen die vrouwelijke arbeid buitenshuis beperkten en het ontslag voor gehuwde vrouwelijke ambtenaren voorstelden. Betaald werk verschafte vrouwen niet alleen een inkomen, maar verbreedde ook hun maatschappelijke horizon. In dit kader paste haar pleidooi voor arbeidstijdverkorting, zodat mannen tijd voor zorgtaken thuis overhielden. Uitgesproken was ook het standpunt van de Bond ten aanzien van militaire aangelegenheden. Nog in 1937 betoogde Mathilde Wibaut in Utrecht tijdens de zogeheten Vrouwen Vredesgang - jaarlijks in verschillende steden gehouden stille tochten en manifestaties tegen de oorlog - voor ontwapening, hoewel de SDAP toen al een tegengestelde visie uitdroeg. De BSDVC was lid van de Internationale Vrouwenbond voor Vrede en Vrijheid.
Voor de persoonlijke vrijheid van vrouwen maakte Mathilde Wibaut zich eveneens sterk. Vrouwen hadden recht op zelfbeschikking, ook in seksuele verhoudingen. In het boek Wordend huwelijk (1932), dat zij en haar man samen schreven, werd het gangbare zedelijkheidsbesef ter discussie gesteld. De socialistische maatschappij die de Wibauts voor ogen stond, vroeg om andere samenlevingsnormen. Een huwelijk ter wille van economische zekerheid - dat wil zeggen door vrouwen aangegaan uit onzuivere motieven als verzorging, geld of status - keurden zij af. Zij bepleitten liefde zonder bijbedoelingen, liefde die de partners geen leed zou berokkenen. Op de door hen gepropageerde 'vrije verloving' of 'proefverloving', die seksueel verkeer - gekoppeld aan geboorteregeling - toestond, zou idealiter het bezonnen huwelijk volgen. Dit zou een verbintenis zijn tussen gelijkwaardige partners, 'zonder meesterschap of onderdrukking' (p. 193), waarin alle kinderen als gewenste kinderen zouden worden geboren. Buitenechtelijke relaties werden door De Wibauts niet op voorhand verworpen. Zij erkenden de eigen keuze van de vrouw voor het moederschap en bepleitten een legitieme plaats voor de ongehuwde moeder in de samenleving.
De toon van Wordend Huwelijk was rationeel en optimistisch. Desondanks riep het boek afgrijzen, tegenstand en veel discussie op in confessionele, maar ook in eigen sociaal-democratische kring. De Arbeiders Jeugdcentrale, waarbij het echtpaar Wibaut zich sterk betrokken voelde, inviteerde ieder van hen daarentegen als welkome gastsprekers.
In het verlengde van deze activiteiten ligt ook Mathilde Wibauts lidmaatschap in de jaren dertig en - na de dood van haar man in 1936 het bestuurslidmaatschap - van de Nederlandse afdeling van de Wereldliga voor Sexueele Hervorming. Deze vereniging streefde onder meer naar veranderingen in de huwelijkswetgeving ten gunste van een gelijkwaardiger positie van de vrouw.
Bij het begin van de Duitse bezetting hief de BSDVC zichzelf op en ging hij ondergronds. Mathilde Wibaut trok zich terug uit de politieke arena. Na de bevrijding liet zij zo nu en dan nog van zich horen. Sinds de oprichting lid van Partij van de Arbeid (PvdA) had zij moeite met enkele partijstandpunten. Zo stelde zij zich in 1949 teweer tegen uitsluiting van leden die eerder lid van de communistische partij waren geweest. Ook verwierp zij consequent het toenmalige partijbeleid ten aanzien van defensie en buitenlandse politiek.
Mathilde Wibaut koesterde idealistische, maar ook strenge opvattingen over het onderricht van arbeidersvrouwen. Onvermoeibaar zette zij haar socialistische overtuigingen met betrekking tot vrouwenvraagstukken op papier: van de betekenis van het socialisme, het vrouwenkiesrecht en de vredesbeweging tot aan seksuele hervormingen, moederschapszorg en de opvoeding van kinderen, gezonde hygiënische kleding en kinderlectuur. Haar doelgroep had immers behoefte aan tekst en uitleg. Mathilde Wibaut publiceerde een groot aantal leerzame, verklarende boekjes en brochures - uitgegeven door de BSDVC - en schreef talloze artikelen, commentaren en replieken in de partijkrant Het Volk, het Bondsblad De Proletarische Vrouw en in socialistische streekbladen. Daarnaast vond zij tijd voor lezingen en radiopraatjes. Kort voor haar dood op negentigjarige leeftijd in 1952 kwamen haar - postuum gepubliceerde - Herinneringen tot stand.
Aan Mathilde Wibaut wordt wel eens de eretitel 'meest feministische sociaal-democrate' toegekend. Uit de felicitaties bij haar zeventigste verjaardag in 1932 blijkt dat veel vrouwen uit de arbeidersklasse in haar ook een aanspreekbare, warme en wijze moederfiguur zagen, die hen begeleidde naar een waardiger leven. Daartoe bedacht en ontwikkelde Mathilde Wibaut het doeltreffende instrument van de vrouwenpropagandaclubs. Als langdurig voorzitster van de landelijke BSDVC gaf zij arbeidersvrouwen een krachtige stem binnen de SDAP.
A: Archief-Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.
P: Naast de in de tekst genoemde publicaties o.a.: Onze kinderen (Amsterdam [1923]); Naar het land der vrijheid [Rede] (Amsterdam 1928); De beroepsarbeid der vrouw en het socialisme (Amsterdam 1932); samen met F.M. Wibaut, Wordend huwelijk (Haarlem 1932); Een herinnering aan der vrouwen strijd (Amsterdam 1933); Economische gelijkgerechtigheid van man en vrouw (Amsterdam [1934]); Herinneringen van Mathilde Wibaut-Berdenis van Berlekom. Iets over ontstaan en ontwikkeling van de Bond van Sociaal-Democratische Vrouwenclubs (Amsterdam 1976).
L: F.M. Wibaut, Levensbouw (Amsterdam 1936); Ineke Jungschleger, 'Mathilde Wibaut', in Vrouwen rond de eeuwwisseling. Onder red. van Aukje Holtrop (Amsterdam 1979) 127-139; Ulla Jansz, Vrouwen ontwaakt. Driekwart eeuw sociaal-democratische vrouwenorganisatie tussen solidariteit en verzet (Amsterdam 1983); Pieternel Rol, 'Op zoek naar meer ruimte voor vrouwen in het huwelijk. Mathilde en Floor Wibaut over het huwelijk in de jaren dertig', in Een tipje van de sluier. Vrouwengeschiedenis in Nederland III (Amsterdam 1984) 96-108; eadem, 'Mathilde Berdenis van Berlekom', in Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland II (Amsterdam 1987) 9-14; Thea de Hartog, 'Mathilde Wibaut', in Vrouwenportretten ('s-Gravenhage 1989) 17-19.
I: Van moeder op dochter. De maatschappelijke positie van de vrouw in Nederland vanaf de Franse tijd. Onder red. van W.H. Posthumus-van der Groot en Anna de Waal (Utrecht [etc.] 1968).
Tina Hammer-Stroeve
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6Laatst gewijzigd op 12-11-2013