Groot, Adriana de (1895-1987)

 
English | Nederlands

GROOT, Adriana de (1895-1987)

Groot, Adriana de (bekend onder de naam Jeanne Lampl-de Groot), psychiater (Schiedam 16-10-1895 - Zwolle 4-4-1987). Dochter van Michaël Coenradus Maria de Groot, handelaar in gedestilleerde dranken, later directeur van een drukkerij, en Henriette Dupont. Gehuwd op 7-4-1925 met Hans Lampl (1889-1958), psychiater. Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren.

afbeelding van Groot, Adriana de

Jeanne de Groot kwam uit een welgesteld en van oorsprong rooms-katholiek gezin. Doordat haar vader al op jonge leeftijd het geloof had afgezworen om zich tot de sociaal-democratie te wenden, had zij het gevoel als heiden te zijn opgevoed. Als derde in een gezin van vier meisjes groeide zij op in een vrouwelijke omgeving, waarin de dominante vader een belangrijke plaats innam. Op zesjarige leeftijd verloor zij haar jongste zusje. Over die tragische gebeurtenis, die een lange schaduw over haar leven zou werpen, schreef zij later dat haar eigen verdriet werd weggedrongen door de diepe rouw van haar moeder.

Vanaf november 1912 studeerde De Groot medicijnen aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Vanaf 1919 zette zij deze studie voort aan de Universiteit van Amsterdam, waar zij een jaar later het doctoraalexamen behaalde. Nog tijdens haar studie - mogelijk in 1913 - las De Groot Die Traumdeutung (1900) van Sigmund Freud. Dit boek raakte haar dermate dat ze vanaf dat moment zeker wist dat ze de auteur in Wenen wilde bezoeken, 'om te begrijpen hoe mensen in elkaar zitten' (Brinkgreve (1986)), maar waarschijnlijk ook om terugkerende gevoelens van depressie om de dood van haar jongere zuster te overwinnen. Na in het voorjaar van 1921 het artsexamen te hebben behaald verbleef zij vier maanden als meisje alleen in Parijs, wat in die tijd ongehoord was. Vervolgens reisde zij in het najaar met een vriendin door Italië, om uiteindelijk in april 1922 haar opwachting te maken bij Freud.

De Groot ging als eerste Nederlander bij hem in analyse en leerde gedurende de volgende drie jaar de psychoanalytische techniek uit de eerste hand toepassen. In deze periode voerde zij ook haar eerste eigen analyses van patiënten uit. Uit het contact met Freud ontwikkelde zich een warme vriendschap. Deze zou korte tijd later ook overgaan op zijn dochter, Anna Freud, hoewel deze aanvankelijk erg jaloers was op de vriendschap tussen De Groot en haar vader.

De Groot had een plezierige verstandhouding met haar leermeester, die zij bij verschillende gelegenheden als zeer beminnelijk en ouderwets-hoffelijk kenschetste. Bij het afsluiten van haar analyse adviseerde Freud haar voortaan haar eigen ervaringen op te schrijven. Toen De Groot daarop antwoordde dat dit onmogelijk was, omdat hij immers alles al had opgeschreven, repliceerde Freud lachend dat hij slechts de eerste aanzet had gegeven en dat ze het werk moest voortzetten. Deze aansporing nam zij ter harte, want ze zou zich ontpoppen als een der meest rechtlijnige analytici. Als teken van zijn bijzondere waardering voor haar werk gaf Freud De Groot een ring, een voorrecht dat slechts aan enkelen der loyaalste volgelingen was voorbehouden.

Tijdens haar leerjaren bij Freud liep De Groot tevens stage in de Weense kliniek voor psychiatrie en neurologie van Julius Wagner-Jauregg, bij wie zij het diploma van zenuwarts behaalde. Begin 1925 vertrok zij - na een verbroken verloving - op aanraden van Freud naar Berlijn om zich verder te bekwamen in de psychoanalyse. Daar ontmoette zij de joodse Hans Lampl, een kennis van de familie Freud, eveneens beginnend analyticus en evenals De Groot een hartstochtelijke bewonderaar van Freud. Met hem trad zij in april van dat jaar in het huwelijk. In 1926 werd hun eerste dochter Henriëtte geboren, in 1928 hun tweede, Edith. Het huwelijk kwam echter onder spanning te staan, toen De Groots verering voor haar leermeester, naar de mening van Lampl, wat al te ver ging. Onbarmhartig werd die kritiek door Freud geduid als 'psychotisch' (Kivits (1992)).

In 1927 verscheen het eerste artikel van Jeanne Lampl-de Groot, 'Zur Entwicklung des Oedipuskomplexes der Frau' (in: Internationale Zeitschrift für Psychoanalyse 13 (1927) 269-282). Hiermee plaatste zij zichzelf middenin het debat over de vrouwelijke seksualiteit dat op dat moment in psychoanalytische kringen de gemoederen bezighield. In haar artikel verdedigde zij het orthodox Freudiaanse monistische standpunt dat uitgaat van slechts één type psychoseksuele ontwikkeling, in contrast met het standpunt van de eveneens in Berlijn woonachtige Karen Horney, die een specifieke vrouwelijke seksualiteit wilde onderscheiden. Lampl-de Groot onderstreepte in haar bijdrage dat 'de belangrijkste taak voor zowel het jongetje als het meisje bestaat uit het leren afstand doen van de moeder als primair liefdesobject. Het jongetje doet dit onder de dreiging van de castratieangst en richt zijn libido op objecten buiten het gezin; voor het meisje, dat al gecastreerd is, is dit veel moeilijker en gaat het gepaard met veel meer verdringing', schreef Lampl-de Groot. Hoewel zij Freud in haar denken op de voet volgde, was de nadruk op de rol van de moeder nieuw. Freud zou later in zijn boek Über die weibliche Sexualität (1931) enkele waarderende opmerkingen aan dit artikel wijden en met de belangrijkste conclusies instemmen.

In Berlijn maakte het echtpaar Lampl deel uit van het plaatselijke psychoanalytische milieu; in 1932 trad Jeanne zelfs officieel toe tot het Berliner Psychoanalytisches Institut. Nadat begin 1933 de nazi's aan de macht waren gekomen, verslechterde de politieke situatie in Duitsland zo sterk dat de Lampls besloten naar Wenen te verhuizen. Een keuze die waarschijnlijk was ingegeven door Lampl-de Groots wens dichter bij Freud te zijn. Zij ging voor de tweede maal bij hem in analyse. In Wenen gaf zij les aan het Wiener Psychoanalytisches Ambulatorium. In deze jaren verschenen verschillende artikelen van haar hand, voornamelijk over de vroege psychoseksuele ontwikkeling van meisjes en over kwesties betreffende de psychoanalytische techniek.

Toen in 1938 na de 'Anschluß' ook in Wenen de situatie onhoudbaar werd, vertrok het echtpaar Lampl naar Amsterdam. In Nederland zou Jeanne al snel een leidende rol spelen in de Nederlandsche Vereeniging voor Psychoanalyse (NVP) als opleidingsanalytica. Zij voerde leeranalyses uit bij prominente analytici als P.J. van der Leeuw, J. Spanjaard, E. Frijling-Schreuder en N. Treurniet.

Terwijl haar Oostenrijks-joodse echtgenoot tijdens de Duitse bezetting zat ondergedoken, zette Lampl-de Groot haar werk als analytica clandestien voort. Uitoefening van de psychoanalyse was namelijk door de Duitsers verboden. Tijdens en kort na de bezetting verstevigde zij haar greep op de NVP, die zij in 1946 mede zou helpen heroprichten met geld van vrienden. Een jaar later werd Lampl-de Groot tevens benoemd tot vice-voorzitter van de International Psychoanalytic Association. Haar contact met de Freuds, haar ervaringen in Wenen en Berlijn en haar internationale positie binnen de psychoanalytische beweging gaven haar de nodige status. Via een groep leerlingen die haar sterk idealiseerde, wist zij decennialang haar stempel te drukken op de ontwikkelingen binnen de psychoanalyse in Nederland. Haar dochter Henriëtte meende dat er 'iets godsdienstachtigs' om haar zweemde wanneer het om de psychoanalyse ging (Stroeken, 85).

In haar streven de leer van Freud te bewaken, raakte Lampl-de Groot in de loop der jaren bij een groot aantal geschillen en conflicten betrokken. Al in 1933 had een kritisch artikel van haar hand, 'Zu den Problemen der Weiblichkeit' (in: Internationale Zeitschrift für Psychoanalyse 19 (1933) 385-415), de aanzet gegeven tot de verwijdering tussen Freud en de Hongaars-Amerikaanse analyticus Sandor Rado, een van zijn vroegere medewerkers, die naar de Verenigde Staten was geëmigreerd. Kort na de Tweede Wereldoorlog was zij betrokken bij de uitsluiting van Felix Boehm, een Duitse analyticus die met de nazi's zou hebben gecollaboreerd. Samen met Anna Freud trok zij in 1945 ten strijde tegen de Oostenrijks-Britse analytica Melanie Klein, Anna's grote rivale op het terrein van de kinderpsychoanalyse, overigens zonder erin te slagen haar uit de beweging te verwijderen. Verder werd door haar toedoen in 1953 wèl de Franse structuralistische analyticus Jacques Lacan uit de International Psychoanalytic Association gestoten, mogelijk meer vanwege de onorthodoxe manier waarop hij zijn praktijk uitoefende dan om zijn afwijkende theoretische standpunten.

Lampl-de Groots als heerszuchtig omschreven stijl van leidinggeven, die weinig tegenspraak duldde, en haar soms starre en dogmatische oriëntatie op Freud stuitten ook op verzet. Medio 1949 splitste het Psychoanalytisch Genootschap zich van de NVP af, onder andere omdat de erin verenigde leden - onder wie A.J. Westerman Holstijn en J.H. van der Hoop - zich niet konden vinden in de opvattingen en handelwijze van Lampl-de Groot, die als een van de twee opleidingsanalytici het beleid van de vereniging in grote mate kon bepalen. De tot in de jaren zeventig vanuit verschillende gelederen ondernomen pogingen om de NVP en het Psychoanalytisch Genootschap te verzoenen, liepen op niets uit.

Ook in latere jaren zou Lampl-de Groot nog vaker betrokken zijn bij binnen- en buitenlandse controversen, zoals bijvoorbeeld rond William Gillespie in 1971. Steeds was de inzet het bewaken van het erfgoed van Freud, waarbij Lampl-de Groot en Anna Freud - die de positie van erfgename innam - sterk op elkaar leunden. De vriendschap tussen beide vrouwen, die van gelijke leeftijd waren, werd nog inniger, nadat Hans Lampl in 1958 om het leven was gekomen bij een verkeersongeval onderweg naar hun buitenhuis 'Wapenveld' in Hattem. Samen met nog enkele andere analytici rond Anna Freud vormden zij een onofficiële groep binnen de International Psychoanalytic Association.

Wars van iedere mode bleef Lampl-de Groot haar werk voortzetten. Met een bescheiden aantal van één of enkele artikelen per jaar - meest in het Engels of Duits - bouwde zij gestaag aan haar oeuvre. Toen in de jaren zestig en zeventig, in het kielzog van het feminisme, Lampl-de Groots opvattingen over vrouwelijke seksualiteit onder vuur kwamen te liggen, bleef zij vasthouden aan haar eigen standpunten, zoals bleek uit het artikel 'Thoughts on psychoanalytic views of female psychology 1927-1977' (in: Psychoanalytic Quarterly 51 (1982) 1-18). Maar ook erkenning bleef niet uit. In 1970 ontving zij een eredoctoraat in de geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. Haar grootste bijdrage aan de beweging lag echter niet op het terrein van de theorie, maar in haar kwaliteiten als opleidingsanalytica, zoals blijkt uit het voorwoord van Anna Freud bij de bundel The Development of the Mind (1965). Hierin schrijft haar vriendin dat er dankzij Lampl-de Groot 'opeenvolgende generaties van goed geïnformeerde capabele vertegenwoordigers en leraren in de psychoanalyse' zijn gekomen. Lampl-de Groot bleef tot op hoge leeftijd actief in de beweging, waar zij seminars verzorgde en supervisies uitvoerde, maar in haar laatste levensjaren nam zij geen nieuwe analysanten meer aan.

Jeanne Lampl-de Groot was een dominante - sommigen zouden zeggen dictatoriale - persoonlijkheid. Zonder twijfel was zij een van Nederlands meest vooraanstaande psychoanalytici, alhoewel haar invloed zich voornamelijk achter de schermen lijkt te hebben afgespeeld. Dit is wellicht de reden waarom er betrekkelijk weinig over haar is geschreven.

A: Correspondentie tussen S. Freud en A. Lampl-de Groot in de Sigmund Freud Archives in de Library of Congress te Washington. Videoband met een interview van Lampl-de Groot in 1980 in de bibliotheek van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse te Amsterdam.

P: Verzamelbundels met artikelen van Lampl-de Groot: The Development of Mind (New York 1965); Man and mind: The collected papers of Jeanne Lampl-de Groot (Assen [etc.] 1985); Over vrouwelijke seksualiteit. Jeanne Lampl-de Groot. Ingel. en geannot. door Tonja Kivits (Amsterdam 1993). De laatstgenoemde bundel bevat een volledige bibliografie: 'Publikaties van Jeanne Lampl-de Groot', pp. 37-39.

L: Behalve necrologieën o.a. door E. Frijling-Schreuder, in Psychoanalytic Quarterly 57 (1988) 423-425: interview door Max Pam en Rob Sijmons, in Vrij Nederland, 4-6-1977; Christien Brinkgreve, Psychoanalyse in Nederland. Een vestigingsstrijd (Amsterdam 1984); interview door S. van 't Hof en E. Visser, in Spiegeloog (okt. 1984) 11-12, 16; interview door Christien Brinkgreve, in Vrij Nederland, 31-5-1986; Tonja Kivits, 'De oude man en het jonge meisje', in Intermediair, 17-1-1992; eadem, 'Inleiding' in de onder P genoemde bundel Over vrouwelijke seksualiteit, 7-31; Harry Stroeken, Freud in Nederland. Een eeuw psychoanalyse. (Amsterdam 1997).

I: Harry Stroeken, Freud in Nederland. Een eeuw psychoanalyse. (Amsterdam 1997) 84 [Lampl-de Groot omstreeks 1950].

Jaap Bos


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013