Polak, Benjamin Sally (1913-1993)

 
English | Nederlands

POLAK, Benjamin Sally (1913-1993)

POLAK, Benjamin Sally, medicus en politicus (Nijmegen 12-9-1913 - Amsterdam 24-7-1993). Zoon van Mozes Samson Polak, oppervoorzanger in de synagoge, en Goldina van der Hove. Gehuwd op 28-8-1940 met Petronella Everdina Eldering (1909-1989), juriste en redactrice. Uit deze verbintenis werden 2 zoons geboren. Na echtscheiding (26-11-1945) gehuwd op 6-8-1947 met Aletta Bronsing (1914-2008). Na echtscheiding (31-3-1950) opnieuw gehuwd op 20-7-1950 met Petronella Everdina Eldering. Na echtscheiding (28-8-1969) gehuwd op 12-9-1977 met Mireille Smit (1931-2003), anesthesiste. De drie laatstgenoemde huwelijken bleven kinderloos.

afbeelding van Polak, Benjamin Sally

De vader van Ben Polak was oppervoorzanger in de Nijmeegse synagoge. Hij voedde zijn omvangrijke, acht kinderen tellende gezin op volgens de strenge leefregels van een orthodoxe geloofsopvatting. Eind 1925, toen Ben twaalf jaar oud was, overleed zijn vader onverwachts, waarna zijn weduwe naar Den Haag verhuisde. Omdat moeder Polak vrijzinniger was dan haar echtgenoot, kregen de kinderen daar een vrijer leven. Ben bezocht er de ß-afdeling van het gymnasium. Hij wist al vroeg dat hij huisarts wilde worden.

Na de middelbare school te hebben afgerond, ging Polak in oktober 1932 medicijnen studeren aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Omdat er geen geld was voor het huren van een kamer, fietste hij elke dag vanuit Den Haag op en neer. Begin jaren dertig sloot hij zich aan bij de Nederlandsche Zionistische Studenten Organisatie (NZSO). Hier hield hij vlammende toespraken met de boodschap dat de zionisten zich verre dienden te houden van samenwerking met het Britse gezag dat Palestina indertijd bestuurde als mandaatgebied. Zijn afkeer van het Britse imperialisme viel slecht bij de leiding van de zionistische beweging. Op instigatie van Polak splitste de linkervleugel van de NZSO zich in 1932 af om zich collectief aan te sluiten bij de Communistische Partij Holland, in 1935 omgedoopt in de Communistische Partij van Nederland (CPN). De linkse opposanten werden aangetrokken door het 'antifascisme-van-de-daad' dat de CPN preekte.

Ondanks Polaks politieke activisme en zijn - naar eigen zeggen - 'onstuitbare aandacht voor vrouwen' (Van Weezel) verliep zijn medicijnenstudie redelijk vlot. Op 1 mei 1939 legde hij het doctoraalexamen af. Kort tevoren, in 1938, was hij verhuisd naar Amsterdam, om daar aan de gemeentelijke universiteit zijn artsexamen af te leggen. Al in Leiden had hij Petra ('Pim') Eldering leren kennen, de dochter van een remonstrantse predikant. Met haar trouwde hij enkele maanden na de Duitse inval. Zij kregen twee zoons: één in 1940, vlak vóór hun huwelijk, en één in 1942.

Polak was op 9 juli 1941 de laatste Nederlandse jood die tijdens de bezetting als arts afstudeerde. Dankzij zijn gemengde huwelijk kon hij zich nog enige tijd vrij bewegen. Het huis van Polak en Eldering aan de Amsterdamse Rivierenlaan werd een commandopost van verzetsactiviteiten. Het bestuur van de verboden CPN kwam er bijeen evenals de top van de Raad van Verzet. Ook werd het linkse verzetsblad De Vrije Katheder er geredigeerd. Eldering - die inmiddels was toegetreden tot de CPN - nam zitting in de redactie van dit blad.

Als arts mocht Polak tijdens de bezetting alleen joodse patiënten behandelen, maar hij hielp ook verzetsstrijders en onderduikers. Toen in 1943 bekend werd dat hij in het Nederlandsch Israelietisch Ziekenhuis een joodse vrouw had aangeraden te vluchten - hij wist dat de Duitsers op het punt stonden dit ziekenhuis te ontruimen - werd hij gearresteerd en opgesloten in de Hollandsche Schouwburg. Daar mocht Polak als arts medische hulp blijven bieden. Hij ontkwam de Schouwburg op spectaculaire wijze door via een dakraam naar buiten te klimmen. Tijdens de twee laatste bezettingsjaren zwierf hij van het ene onderduikadres naar het andere en hervatte hij zijn illegale medische hulp.

Na de bevrijding was Polak als vertegenwoordiger van de CPN een tijdlang actief in de politiek. Van november 1945 tot september 1953 was hij lid van de Amsterdamse gemeenteraad en van 1946 tot 1953 lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Nadat de CPN een flinke winst had geboekt bij de gemeenteraadsverkiezingen in de hoofdstad, werd hij bovendien op 2 september 1946 wethouder van Gemeentebedrijven in Amsterdam. 'Gerommel in de marge' zou hij dit bestuurswerk later noemen (Het Parool, 26-7-1993). Toch leidden inspanningen van Polak ertoe dat Den Haag toestemming gaf voor de bouw van de elektriciteitscentrale aan de Hemweg.

Polak en de tweede CPN-wethouder Leendert Seegers werkten twee jaar lang goed samen binnen het college van B&W. Dat veranderde in februari 1948, toen de communisten zich in Tsjechoslowakije meester maakten van de macht en de Koude Oorlog in volle hevigheid losbarstte. Omdat de Amsterdamse CPN'ers openlijk solidariteit betuigden met de staatsgreep in Praag, kwamen beide communistische wethouders in aanvaring met de overige leden van B&W. Uiteindelijk werden Polak en Seegers op 22 september 1948, bij gebrek aan politiek vertrouwen, door de gemeenteraad ontslagen.

Maar ook door de leiding van de CPN werd Polak indertijd met wantrouwen bekeken. Dit kwam voort uit publicaties in de (nu bovengrondse) Vrije Katheder, waarvan Petra Eldering nog altijd redactrice was. Het blad betoonde weliswaar warme sympathie met de Sovjetunie, maar veroorloofde zich af en toe een kritische opmerking over de persoonsverheerlijking van Stalin. Wegens die kritiek werd Elderings positie in de CPN onhoudbaar. Zij stapte in 1950 uit de partij, terwijl Polak nog steeds voor de partij in de gemeenteraad zat.

In het voorjaar van 1953 kwam Polak openlijk in aanvaring met de leiding van de CPN. Hoewel hij in het openbaar de partijlijn verdedigde met betrekking tot de stalinistische ontmaskering van het zogenaamde 'joodse dokterscomplot' van een groep Moskouse artsen die de gezondheid van Stalin in 1953 zou hebben bedreigd, gaf hij in een vertrouwelijk gesprek met een joodse partijgenote blijk van twijfel. Toen dat werd verklikt aan de CPN-leiding, moest Polak zijn functies in de gemeenteraad en de Provinciale Staten neerleggen en werd hij geroyeerd uit de partij. Maar nog in datzelfde jaar (1953) liet de partij hem weer toe als lid, nadat zij had toegegeven dat de beschuldigingen tegen de Moskouse artsen vals waren geweest. Dat de partijleiding haar ongelijk jegens een van haar leden erkende, kan worden aangemerkt als een zeldzaamheid.

Toen Polak drie jaar later werd gevraagd voor de CPN lid te worden van de Eerste Kamer, zegde hij toe, en op 6 november 1956 nam hij hier zitting. Toch bleef de partijleiding hem wantrouwen. In 1960 brak de CPN definitief met Polak door geen contributie meer bij hem op te halen. Op 20 september van dat jaar stelde hij zich niet meer herkiesbaar voor de Eerste Kamer en trok hij zich definitief terug uit de partijpolitiek.

Inmiddels had Polak vanaf 1949 - dus kort na het einde van zijn wethouderschap - een omvangrijke huisartsenpraktijk in Amsterdam opgebouwd, die van 1959 tot 1972 gevestigd was in de Tweede Constantijn Huygensstraat. De kaartenbak telde daar ruim vijfduizend patiënten, onder wie vele prominente intellectuelen en kunstenaars. Dat bezorgde hem de roep van elitaire 'modedokter', waarmee hijzelf geen moeite had. 'Ik kon ze toch niet weigeren?', zou hij later bij zijn afscheid als arts opmerken (Het Parool, 31-7-1993). Overigens waren zijn patiënten afkomstig uit alle lagen van de bevolking.

Polak was een aandachtige, betrouwbare en gezaghebbende arts. Hij zag specialisten als gelijkwaardig, meer als adviseurs en medewerkers, in dienst van de patiënten, dan als een hoger echelon waar je de moeilijke gevallen aan overdroeg. 'Klein, benen op een voetenbankje, een bril met dikke glazen en daarachter fonkelende pretoogjes, knokkend tegen onrecht', zo typeerde Het Parool (26-7-1993) zijn voorkomen als huisarts in een necrologie. Polak was als arts ook zijn tijd vooruit. Abortus en euthanasie behoorden vanzelfsprekend tot zijn medische dienstverlening, in een periode toen dit nog taboe was (Folia, 20-8-1993).

Iemand met zoveel kennis, vaardigheid en energie als Polak was de aangewezen hoogleraar-directeur van het in 1969 opgerichte Instituut voor Huisartsengeneeskunde van de Universiteit van Amsterdam. Hij was vanaf 1965 betrokken bij de vorming van dit aan de Vondelstraat gevestigde instituut. Tevens had hij, in 1974, een groot aandeel in de totstandkoming van een beroepsopleiding voor huisartsen. Van 1965 tot 1970 was hij wetenschappelijk hoofdmedewerker in de huisartsengeneeskunde aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam. In 1970 werd hij - hoewel niet gepromoveerd - lector en in 1977 hoogleraar in deze discipline aan dezelfde universiteit. In 1978 beëindigde hij zijn werk als huisarts, dat hij bijna dertig jaar had verricht. Als hoogleraar bleef hij in functie tot 1984, toen hij 71 jaar oud was. Daarnaast maakte hij, van 1976 tot 1982, deel uit van het hoofdbestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunde.

Direct na de bevrijding was Polak gaan optreden als medisch adviseur bij de communistische vakbond, de Eenheids Vakcentrale. Hij stond in die functie mensen bij die met de uitvoering van de sociale verzekeringswetten in aanvaring kwamen. Dit werk heeft hij lang volgehouden, ook nadat de communistische beweging zich van hem had afgekeerd. Algemeen werd Polak beschouwd als een autoriteit op het terrein van de uitvoering van de sociale wetgeving.

In het verlengde hiervan moet Polaks sterke betrokkenheid bij de hulp aan oorlogsslachtoffers worden gezien. Hij verleende hun niet alleen medische hulp, maar stond hen zo nodig ook bij in procedures voor het verkrijgen van een uitkering op grond van bijzondere wettelijke regelingen voor verzetsdeelnemers en vervolgden. Verder spande Polak zich in verscheidene commissies in voor de belangen van oorlogsslachtoffers. Zo maakte hij begin jaren tachtig deel uit van de Commissie voor de Vereenvoudiging en Coördinatie van de Wetten voor Oorlogsgetroffenen en was hij in 1984 voorzitter van de Stichting Onderzoek Psychische Oorlogsgevolgen. In 1985 was hij, ten slotte, voorzitter van de Projectgroep Behandeling Oorlogs- en Geweldsgetroffenen, ook wel de 'Commissie Polak' genaamd.

Polak had moeite zich langdurig te binden in huwelijksrelaties. Zijn leven lang had hij een rijk liefdesleven, waarbij hij niet bereid was zich tot één vrouw te beperken. Kort na de bevrijding scheidde hij van Eldering en trouwde hij met de communiste Letty Bronsing. Dit huwelijk duurde maar kort: van 1947 tot 1950. Op uitdrukkelijk verzoek van Polaks zoons, Peter en Freek, hertrouwde hij in 1950 met zijn eerste vrouw. Uiteindelijk hield ook dit huwelijk geen stand. Na in 1969 opnieuw van Eldering te zijn gescheiden, trouwde Polak in 1977 met de veel jongere anesthesiste Mireille Smit, met wie hij tot zijn dood gelukkig was.

Hoewel hij vanaf het begin van de jaren tachtig met steeds meer gezondheidsproblemen te kampen kreeg, bleef Polak als huisarts de vele Amsterdammers die op zijn diagnose vertrouwden, van medisch advies voorzien. Dat hij al lang met pensioen was, deerde hem niet. Op bijna tachtigjarige leeftijd overleed hij aan een hartaanval.

Ben Polak heeft zich steeds een geëngageerde burger betoond, wat onder meer tot uiting kwam in de ruim dertig bestuursfuncties die hij bekleedde. Daarbij bleef hij trouw aan de overtuiging uit zijn jeugd: hij was en bleef een marxist in hart en nieren. Hij was dan ook een voorstander van socialisatie van de geneeskunde en van artsen in een vast dienstverband en een tegenstander van hun vrije ondernemerschap. Polak was een warme persoonlijkheid met grote humor en overtuigingskracht. Moralisme was hem vreemd: hij verkeerde in de traditie van de vrijdenkers. Tot aan zijn overlijden beschikte hij over een ongelofelijke werkkracht en doorzettingsvermogen. Als politicus, als huisarts, als leermeester van huisartsen, als sociaal raadsman en als 'politiek dier' heeft hij veel betekend voor de medische en sociale zorg.

A: Archief-Ben Polak in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

P: Behalve verscheidene eindrapporten en -adviezen die onder eindredactie van Polak verschenen o.a.: Opleiden in last [Openbare les] (Amsterdam 1970); Instituut voor Huisartsgeneeskunde. Wording en groei [Inaugurele rede] (Amsterdam 1977); Prof. Polak, zijn huisartsenpraktijk, zijn leven (Hilversum 1981).

L: Behalve necrologieën o.a. in: NRC Handelsblad, 26-7-1993; Het Parool, 26-7-1993; de Volkskrant, 27-7-1993; door Igor Cornelissen, in Het Parool, 29-7 en 31-7-1993; door Max van Weezel, in Vrij Nederland, 31-7-1993; Folia Civitatis, 20-8-1993; Trouw, 26-7-1993; Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (1993) 1846 en door W. Op den Velde, in Maandblad Geestelijke Volksgezondheid (1994) 1, 58-61: 'Huisarts als specialist: B.S. Polak over de opleiding nieuwe stijl', in Het Parool, 3-2-1968; interview door Bob Nahuisen, in Het Vrije Volk, 7-2-1970; J.W. Holsbergen, 'De populariteit van dokter Ben Polak', in Het Parool 31-8-1982; interview door E.J. Boer, in NRC Handelsblad, 18-8-1984; 'Hoogleraar en huisarts B.S. Polak neemt afscheid', in Het Parool 7-9-1984; H. de Liagre Böhl, 'Koude oorlog in Amsterdam: de wethoudersaffaire van 1948' in De Gids (1984) 1-2, 42-55. Op 23 maart 1983 zond de NOS de televisiedocumentaire Laat ze maar praten [over Ben Polak] van Koos Postema uit.

H. de Liagre Böhl


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013