Beijen, Hendrik Gerard (1901-1965)

 
English | Nederlands

BEIJEN, Hendrik Gerard (1901-1965)

Beijen, Hendrik Gerard (bekend onder de naam Beyen), archeoloog (Utrecht 17-8-1901 - Oegstgeest 15-11-1965). Zoon van Karel Hendrik Beijen, secretaris van de Maatschappij tot Exploitatie van Staats Spoorwegen te Utrecht, en Louisa Maria Coenen. Gehuwd op 7-4-1953 met Maria Johanna Reiniera Romijn, waardoor hij stiefvader werd van 1 dochter uit een eerder huwelijk van de laatste.

Beyen legde zich na het eindexamen gymnasium in 1919 aanvankelijk toe op tekenen en schilderen. In 1920 ging hij te Utrecht klassieke letteren en archeologie studeren. Deze periode sloot hij in 1928 af met een dissertatie cum laude Ueber Stilleben aus Pompeji und Herculaneum. Leerling van C.W. Vollgraff en G. van Hoorn, schoolde hij zich bovendien te Bonn bij Richard Delbrueck en ondernam hij al vroeg vele reizen naar Italië, waar hij te Napels en in de opgravingen van Pompeji en Herculaneum materiaal verzamelde voor een opus magnum over de antieke wandschilderkunst. Ook de Renaissance boeide hem, getuige zijn boek over Andrea Mantegna (1913). Sedert 1938 was hij privaatdocent aan de Universiteit van Utrecht, met als leeropdracht de geschiedenis der grote schilderkunst in de Oudheid. In dat zelfde jaar verscheen deel I van zijn monumentale Die Pompejanische Wanddekoration vom zweiten bis zum vierten Stil, waarin hij de ontwikkeling van de Pompejaanse schilderingen door nauwgezette vormanalyse trachtte vast te stellen. Het werk werd door de oorlog onderbroken. In 1951 aanvaardde Beyen een benoeming tot buitengewoon hoogleraar in de klassieke archeologie te Groningen. Hij bleef daar tot 1954, toen hij te Leiden als gewoon hoogleraar in de archeologie opvolger werd van A.W. Byvanck, die met emeritaat ging. In 1960 zag deel II 1 van zijn werk het licht. Een ernstige ziekte noodzaakte hem echter spoedig de pen neer te leggen, zodat de aanvankelijk in vijf delen opgezette studie niet verder verschenen is. Sedert 1964 was hij in wezen niet meer aan de universiteit werkzaam. Daarna ging zijn gezondheid snel verder achteruit, tot hij in 1965 toch nog vrij plotseling overleed.

Met zijn werk beoogde hij vooral de 19de-eeuwse studies van August Mau voort te zetten, maar dan op een meer gedetailleerde manier. Uitgaande van o.a. de muurconstructies kon hij de datering van de wandschilderingen uit de republikeinse periode nauwkeuriger vaststellen. Hij hield daarbij de wandsystemen in hun totaliteit in het oog. Het iconologische aspect kreeg minder aandacht. Ook voor de keizertijd heeft hij in de vorm van artikelen een aantal onmisbare fundamenten weten te leggen. Zijn conclusie was, dat de indeling van Mau geen wezenlijke wijziging behoefde. Studies van het antieke perspectief en van het werken in fresco en stucco verleenden Beyens observaties een onmisbare technische basis. Zijn inzichten verwierven de erkenning waar hij recht op had. In de Italiaanse Enciclopedia dell' Arte Antica is in 1965 s.v. 'Pompeiani, Stili' de synthese van de stijlontwikkeling, zoals hij die zag, opgenomen.

Andere studies van zijn hand hebben betrekking op de zg. Strenge Stijl - met nadruk op de kunst van Argos en Sikyon -, op de Hellenistische kunst en op het ontstaan van wat men gewend is Romeinse kunst te noemen. Zijn boekbesprekingen bestrijken eveneens vrijwel alle hier genoemde onderwerpen. Invloed van zijn werk valt waar te nemen o.a. in Duitsland, Zwitserland, Italië en Nederland waar jongere archeologen doorgaans de door hem gegeven indelingen volgen. Detailkritiek is slechts gegeven op o.a. zijn opvattingen betreffende de herkomst van antieke landschapsschilderingen.

P: Volledige bibliografie van A. Kooreman in hieronder genoemd Bulletin_ , 4-6.

L: F.L. Bastet, 'In memoriam Hendrik Gerard Beyen', in Bulletin van de Vereeniging tot bevordering der kennis van de Antieke Beschaving 41 (1966) 2-3; H. van de Waal, 'In Memoriam H.G. Beyen', in Jaarboek der Rijksuniversiteit te Leiden 1966-1967, 248-249; F.L. Bastet, 'Hendrik Gerard Beyen', in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1967-1968. Levensberichten 51-55.

F.L. Bastet


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013