Vierssen Trip, jhr. Gustaaf Willem van (1874-1960)

 
English | Nederlands

VIERSSEN TRIP, jhr. Gustaaf Willem van (1874-1960)

Vierssen Trip, jhr. Gustaaf Willem van, rechter en publicist (Groningen 31-12-1874 - Hilversum 4-12-1960). Zoon van jhr. Hector Livius van Vierssen Trip, bankier, en Anna Judith barones Van Imhoff. Gehuwd met Agatha Cornelia Schoute op 17-9-1902. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.

Van Vierssen Trip studeerde aan de Rijksuniversiteit te Groningen rechten en promoveerde op 16 december 1897 op stellingen tot doctor in de rechtswetenschap. Na aanvankelijk als advocaat te Groningen gevestigd te zijn geweest, was hij van 1 april 1901 tot 1 april 1902 werkzaam als adjunct-commies op het departement van Waterstaat en later op Binnenlandse Zaken. Op laatstgenoemde datum werd hij redacteur buitenland van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, waarbij hij gedurende zeven jaar werkzaam was. In 1909 werd hij benoemd tot substituut-griffier bij de rechtbank te Rotterdam. Hij vervulde dit ambt drie jaar. Op 17 juni 1912 werd hij benoemd tot rechter te Dordrecht, om vervolgens per 1 mei 1914 weer naar Rotterdam terug te keren, teneinde bij de rechtbank daar hetzelfde ambt te bekleden. Veel bekendheid verwierf Van Vierssen Trip met zijn (eerst als feuilleton in de NRC verschenen) boekje De Gelaarsde Kat, een knappe satire op de Nederlandse rechtspraak en magistratuur, dat in 1924 verscheen. Op 18 januari 1927 werd Trip benoemd tot vice-president van de Rotterdamse rechtbank, welke functie hij tot zijn pensionering op 25 juni 1942 heeft bekleed. Hij presideerde o.m. de strafkamer en de handelskamer. Van 1941 tot 1953 was hij lid (tevens ambtshalve voorzitter) van de raad van beroep voor de directe belastingen te Rotterdam. Op 1 mei 1940 vaceerde het ambt van president van de rechtbank te Rotterdam door de pensionering van H.W.B. Thomas. Mr. Trip trad toen in hoedanigheid van oudste vice-president op als waarnemend president. Hoewel hij - en dat waarlijk niet alleen uit hoofde van anciënniteit -de aangewezen opvolger in dit ambt was, werd in zijn plaats een aan de bezetter niet onwelgevallige jurist van buiten de rechterlijke macht benoemd. Trip was voor de bezetter politiek onaanvaardbaar; zo was hij in april 1933 voorzitter geweest van een protestvergadering tegen de jodenvervolging in Duitsland. Onder de nieuwe bedeling bleef mr. Trip echter tot zijn pensionering als vice-president in feite in Rotterdam de man die - mèt de nauw bij het verzet betrokken rechter mr. J. van Vollenhoven - de rechtbank in die moeilijke jaren leidde. Na de bevrijding heeft de regering nog een beroep op Van Vierssen Trip gedaan, door hem uit te nodigen op te treden als voorzitter van de commissie van beroep voor de perszuivering.

Hij was geen carrièrezoeker en leefde uit andere bronnen dan maatschappelijk succes alleen. Naar een plaats als raadsheer in één van de vijf gerechtshoven heeft hij nimmer gedongen; had hij het gedaan, stellig zou hij snel in de rechterlijke hiërarchie zijn opgeklommen. Maar hij gaf de voorkeur aan het werk dat zijn liefde en belangstelling had: de collegiale rechtspraak in eerste aanleg. In het lokale Rotterdamse leven heeft mr. Trip mét zijn vrouw volstrekt onopvallend voortreffelijk werk op het terrein van de reclassering en de kinderbescherming gedaan; het observatiehuis voor jongens De Kindersluis is een monument voor zijn nagedachtenis. Zowel in als buiten het ambt was mr. Trip een even invloedrijk als bescheiden, een even wijs als geestig man. Zijn stijl van leven en werken heeft grote en blijvende invloed gehad op de jongeren die onder zijn leiding het métier hebben geleerd. Na zijn proefschrift in 1901 heeft Trip op wetenschappelijk gebied weinig gepubliceerd. Maar wel heeft hij in de anonimiteit van het collegiale rechtersambt vele en uitstekende vonnissen ontworpen. Zowel belletristisch als ambtelijk had hij een geheel eigen stijl van denken en van stellen, een stijl waarin de spanning van intense belangstelling en distantie, van hoop op beter en resignatie, aanvaarding van wat is, voelbaar wordt. De stijl vindt men terug in De Gelaarsde Kat en in een vonnis als is gepubliceerd in De Nederlandsche Jurisprudentie 1941 no. 914.

P: Beschouwingen over het wetsontwerp van 1900 tot nadere regeling van het Nederlandsche Muntwezen (Groningen, 1901). Proefschrift Groningen; Mientje Watsinga in den Heilstaat (Rotterdam, 1930); De Gelaarsde Kat. Vertelling van een merkwaardige strafzaak. 4e dr. ([Maarssen], 1977).

L: Nederlands Juristenblad 35 (1960) 948; NRC, 6-12-1960.

Egb. Myjer


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013