Vliegen, Wilhelmus Hubertus (1862-1947)

 
English | Nederlands

VLIEGEN, Wilhelmus Hubertus (1862-1947)

Vliegen, Wilhelmus Hubertus, politicus (Gulpen 20-11-1862 - Bloemendaal 29-6-1947). Zoon van Jan Martinus Hubertus Vliegen, schrijnwerker, en Helena Jacquemin. Gehuwd sinds 23-5-1888 met Maria Margaretha Hofman. Uit dit huwelijk werden 2 dochters en 2 zoons geboren. afbeelding van Vliegen, Wilhelmus Hubertus

Vliegen ontving slechts tot zijn elfde jaar lager onderwijs en ging toen als letterzetter werken op de drukkerij van de firma M. Alberts in zijn geboortedorp. In 1881 verliet hij Gulpen en vond werk in Luik; zijn tweejarig verblijf in die stad is in dubbel opzicht belangrijk voor zijn loopbaan geweest: hij leerde er Frans en kwam voor het eerst in aanraking met het socialisme. In 1883 ging hij in Amsterdam werken, waar hij definitief voor het socialisme gewonnen werd: in september van dat jaar werd hij lid van de Sociaal-Democratische Bond (SDB). In januari 1884 keerde hij terug naar Limburg en vond werk als zetter bij de Uitgeverij Leiter-Nypels in Maastricht.

De SDB had toentertijd nog geen afdelingen in Limburg, maar Vliegen kon niettemin zijn politieke dadendrang uitleven: in de Ned. Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht (NBAKS), waarvan hij in juli 1885 samen met de boekbinder Van Anholt een Maastrichtse afdeling oprichtte. Die afdeling werd door hem, als voorzitter, in socialistische geest geleid, wat in zijn traditionalistische woonplaats spoedig weerstanden opriep. Toen hij in september 1885 deelnam aan een grote kiesrechtdemonstratie in Den Haag, werd hij door zijn werkgever ontslagen. Eind 1885 verliet hij daarop Maastricht en werkte in verschillende plaatsen in Holland, eerst o.a. in Maassluis, vanaf 1887 in Den Haag bij Excelsior, de drukkerij van de SDB (waar hij ook in 1886 al korte tijd gewerkt had, maar weggegaan was wegens ruzie met de SDB-leiding). In 1889 werd Vliegen lid van het Haagse afdelingsbestuur der SDB.

Het verlangen om het socialisme in zijn geboortestreek te propageren deed hem in september 1889 terugkeren naar Maastricht, waar hij voor het eerst een bezoldigde functie van 'de beweging' kreeg, nl. die van administrateur van het in 1888 opgerichte Sociaaldemocratische Fonds tot Uitkering bij Overlijden. De tijd bleek nu rijp voor socialistische organisatie in Limburg en op 17 oktober 1889 richtte Vliegen een afdeling Maastricht van de SDB op, waarvan hij de voorzitter en inspirerende voorman werd. Ook was hij redacteur van het vanaf september 1890 verschijnende socialistische weekblad De Volkstribuun (vanaf 1891 met ondertitel Socialistisch weekblad voor de Zuidelijke Provinciën) dat in een door de SDB betaald drukkerijtje tot stand kwam; de eerste tijd moest hij dit Maastrichtse blad niet alleen redigeren, maar ook zelf zetten en drukken. Zijn propagandistische activiteit leverde hem de nodige moeilijkheden op en in 1893 moest hij een maand gevangenisstraf uitzitten wegens belediging in De Volkstribuun van twee Roermondse marechaussees.

Intussen steeg Vliegens ster in de SDB boven het regionale niveau uit. Zo behoorde hij tot de afgevaardigden van de bond op het Internationaal Socialistisch en Vakverenigingscongres te Parijs van 1889 en op de congressen van de Internationale in Brussel (1891) en Zürich (1893). Nog op laatstgenoemd congres stond hij naast Domela Nieuwenhuis, die in geval van oorlog de algemene werkstaking voorstond, en in de interne strijd binnen de SDB over de tactiek (revolutionair of parlementair) heeft hij lange tijd geaarzeld. Pas na het Groninger congres van 1893, dat zich tegen elke parlementaire activiteit uitsprak, koos hij vierkant partij voor de parlementair gezinde oppositie. In De Volkstribuun viel hij het congresbesluit aan en in augustus 1894 scheidde de afdeling Maastricht zich af van de Socialistenbond (de nieuwe naam van de SDB). Hij was de opsteller van het befaamde Manifest der Twaalf Apostelen, dat nog in augustus 1894 het signaal werd voor de oprichting van de Sociaal-democratische Arbeiderspartij (SDAP).

In 1897 verliet Vliegen Maastricht om in Rotterdam de redactie op zich te nemen van het blad De Sociaaldemokraat. Orgaan der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij in Nederland; tevens werd hij toen gekozen tot voorzitter van het partijbestuur der SDAP. In 1899 legde hij beide functies neer en ging tot september 1901 in Parijs wonen, waar hij werkzaam was als correspondent van de Duitse sociaal-democratische kranten Leipziger Volkszeitung en Hamburger Echo (vanaf begin 1900 ook van het nieuwe Nederlandse soc. dem. dagblad Het Volk). De twee Parijse jaren zijn van beslissende invloed op Vliegens politieke ontwikkeling geweest: hij kwam er in aanraking met de denkbeelden en de constructieve politiek van Jean Jaurès en werd daardoor bekeerd tot het reformisme, waarvan hij voortaan de voornaamste en meest invloedrijke vertegenwoordiger in de SDAP zou zijn.

Teruggekeerd uit Parijs, vestigde Vliegen zich in Amsterdam. Zijn partijwerkzaamheden bleven voorlopig vooral op journalistiek terrein liggen: in maart 1902 werd hij redacteur buitenland van Het Volk onder de hoofdredactie van mr. P.J. Troelstra; na diens aftreden in 1905 werd hij politiek redacteur in de nu collectieve redactie, welke functie hij behield tot hij in september 1914 wethouder van Amsterdam werd. Nog belangrijker voor zijn invloed in de SDAP was de functie van voorzitter van het partijbestuur, die hij in 1906 ten tweede male ging bekleden en die hij behield tot april 1926.

Alvorens Vliegens rol en betekenis in de SDAP te schetsen volgt eerst nog een opsomming van de belangrijkste functies, die hij - naast de reeds genoemde - bekleed heeft. Van 8-6-1906 tot 12-11-1924 was hij lid van de Gemeenteraad van Amsterdam, van 25-6-1907 tot 4-12-1917 tevens van de Provinciale Staten van Noord-Holland en van 22-9-1909 tot 30-9-1915 van de Tweede Kamer. Van 9-9-1914 tot 2-9-1919 en vervolgens van 17-6-1921 tot 10-1-1923 was hij wethouder van Amsterdam (eerst belast met publieke werken en handelsinrichtingen, daarna met financiën en gemeentebedrijven, ten slotte met onderwijs en kunstzaken). Van 27-11-1917 tot juli 1922 was hij verder lid van de Eerste Kamer. Op 26-7-1922 ging hij van de Eerste Kamer weer over naar de Tweede Kamer (daarom legde hij enige maanden later het wethouderschap neer); tot 8-6-1937 is hij lid van de Tweede Kamer gebleven.

Bij zijn terugkeer uit Parijs was Vliegens ontwikkeling naar het reformisme in de SDAP nog niet voltooid: toen hij in 1903 secretaris was van het Comité van Verweer, dat na do spoorwegstaking gevormd was om het verzet tegen minister Kuypers antistakingswetgeving te organiseren, nam hij nog een weifelende houding aan en verzette zich niet onomwonden tegen het uitroepen van een algemene proteststaking. De les van 1903 is wellicht de laatste etappe in zijn ontwikkeling geweest: van toen af aan was hij een onverzoenlijk vijand van elk 'utopisme'; naar zijn voortaan vaste overtuiging kon de weg naar het socialisme in Nederland alleen lopen via geduldige machtsvorming van de arbeidersklasse binnen het bestaande politieke systeem. Samen met Troelstra bestreed hij de streng-marxistische oppositie, waarvan de meest extreme woordvoerders (de groep rond De Tribune : Wijnkoop c.s.) in 1909 ten slotte uit de SDAP werden geroyeerd. In 1913 echter kwam hij in scherp conflict met Troelstra rondom de kwestie van regerings-deelneming van de SDAP. Direct na de verkiezingsuitslag had Vliegen zich in Het Volk volmondig voor het aanvaarden van ministersportefeuilles uitgesproken. Toen nu een partijconferentie zich tegen regeringsdeelneming uitsprak en de vrijzinnig-democratische formateur dr. Bos dientengevolge zijn opdracht neerlegde, namen Vliegen en J.H. Schaper buiten weten van Troelstra opnieuw contact met Bos op en dwongen vervolgens het bijeenroepen van een buitengewoon partijcongres af; dit laatste verwierp overigens hun standpunt, maar Troelstra was verontwaardigd over wat hij een 'paleisrevolutie' noemde.

In een conflictsituatie kwam Vliegen ook, toen hij - één der zeer weinige ondoordachte daden in zijn lange loopbaan! - in augustus 1914 in Het Volk in bedekte termen pleitte voor deelneming van Nederland aan Franse zijde aan de juist uitgebroken wereldoorlog; dit artikel wekte heftige verontwaardiging in de partij en Troelstra moest hem in de Tweede Kamer openlijk desavoueren.

Tijdens de woelige dagen van november 1918 verzette Vliegen zich consequent tegen elke gedachte aan revolutie: hij achtte die in een democratisch geregeerd land onjuist en geloofde bovendien niet in een revolutionaire situatie in Europa. Op het partijcongres van 16 en 17 november 1918 te Rotterdam sprak hij als inleider in deze geest. Had hij op dit congres Troelstra ontzien, zes dagen later nam het partijbestuur op zijn voorstel een resolutie aan, waarin Troelstra's optreden in de afgelopen weken werd afgekeurd.

Op het partijcongres in Arnhem van april 1919 verdedigde Vliegen (samen met Schaper) opnieuw de uitsluitend-democratische weg tegenover een toen nog in meerderheid revolutionair gestemd gehoor. In de daarop volgende jaren echter bleek Troelstra's leiderspositie in de SDAP blijvend geschokt, terwijl Vliegen meer en meer de meest gezaghebbende partij voorman werd; dit is hij gebleven tot lang nadat hij in 1926 het voorzitterschap had neergelegd.

Vliegen mocht dan volgens Henri Polak 'in zijn diepste wezen een voor aandoeningen zeer vatbaar mens' zijn, naar buiten in ieder geval maakte hij, althans na zijn eerste jeugd, de indruk van een zeer koel en beheerst verstandsmens. Als spreker miste hij het charisma van Troelstra en Albarda, maar hij maakte indruk door de gedegenheid en logische argumentatie van zijn redevoeringen; daarbij kende hij zijn partij door en door en zonder ooit de mensen naar de mond te praten wist hij hen toch op de juiste wijze toe te spreken en te overtuigen. Weinig partijleiders hebben in het beheersen van de vergadertechniek ooit in zijn schaduw kunnen staan.

Vliegens Amsterdamse wethouderschap is geen groot succes geweest, waarschijnlijk door gebrek aan echte belangstelling: het werk van het besturen ener stad was niet de sterke kant van deze raspoliticus. Als lid van de Tweede Kamer was hij geen vakspecialist in enge zin, maar hield hij zich met onderwerpen van allerlei aard bezig. Bekend is vooral zijn optreden in de Kamer ten gunste van het ontwerp-verdrag met België in 1926; hij (de Limburger) toonde toen veel begrip voor de Belgische wensen en beschuldigde de tegenstanders (onder wie een deel van zijn fractiegenoten) van nationaal egoïsme. Een ander hoogtepunt uit zijn parlementaire werkzaamheid is zijn interpellatie van 8-3-1933 betreffende het verbod voor militairen om lid van sociaal-democratische organisaties te zijn. Voorts heeft hij als Nederlands gedelegeerde een rol gespeeld in de ontwapeningscommissie van de Volkenbond.

In april 1939 trad Vliegen af als lid van het partijbestuur: het partijcongres bracht de toen 76-jarige politicus een grootse hulde. Zijn politieke werkzaamheid was daarmee afgelopen, al bleef men zijn advies nog wel eens vragen. Na de Tweede Wereldoorlog is hij nog lid geworden van de Partij van de Arbeid.

Behalve als partijleider, parlementariër en journalist heeft Vliegen ook betekenis als geschiedschrijver van het Nederlandse socialisme. De geschiedenis van de socialistische beweging vóór 1894 beschreef hij in het tweedelige De dageraad der volksbevrijding (Amsterdam, 1902-1905), de geschiedenis der SDAP in Die onze kracht ontwaken deed (Amsterdam, [1924]-1938. 3 dln.). Deze vlot geschreven werken geven - bij alle onvermijdelijke betrokkenheid van hun auteur - blijk van goed historisch inzicht.

P: Behalve de reeds genoemde: Annemie. Novelle uit het Maastrichtse volksleven (Maastricht, 1894); A. Millerand (Haarlem, 1902); Klanken van strijd... (Amsterdam, 1908); De rechtsgrond van het socialisme (Amsterdam, 1928); Over oorsprong, geschiedenis en hedendaagse stand der socialistische beweging (Amsterdam, 1931); Mijn herinneringen als typograaf (Amsterdam, 1936). Verder talrijke brochures van actueel-politieke inhoud en artikelen in periodieken.

L: H. Polak, in W.H. Vliegen, Die onze kracht ontwaken deed I , V-XIV; A.J. Luikinga, in Socialisme en Democratie 4 (1947) 209-215; H. van Hulst, A. Pleysier en A. Schetter, Het Roode Vaandel volgen wij ('s-Gravenhage, [1969]); H.F.Cohen, Om de vernieuwing van het socialisme (Leiden, 1974) Proefschrift Leiden; J. Perry, 'Socialisme in Maastricht 1884-1894', in Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 1 (1975) 1 (mei) 72-146.

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1544.

A.A. de Jonge


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013