Couster, Garbrant van der (1365-1405)

 
English | Nederlands

COUSTER, Garbrant van der (1365-1405)

Couster, Garbrant van der (ook bekend onder de naam Garbrandus of Gerbrand Willemsz. van den Coulster, ter Coulster, de Couster), priester, tresorier van Albrecht, graaf van Holland (geb. ca. 1365 - Medemblik 10-9-1405). Natuurlijke zoon van heer Willem van der Couster (ook bekend onder de naam Willem Garbrantsz. Post), domproost van Utrecht en tresorier van Albrecht, graaf van Holland, en Catharina Dirk Smeedsdochter. Hij had natuurlijke kinderen.

De oudste vermelding van Garbrant van der Couster is te vinden in een verzoek van Albrecht, graaf van Holland, aan paus Clemens VII om aan een aantal van zijn dienaren prebenden te verlenen (1378). Voor Garbrant, 'geestelijke van het diocees Utrecht', werd bij die gelegenheid gevraagd om een canonicaat in de kerk van St. Jan te Utrecht. In 1382 kreeg hij vaste inkomsten uit het schroodambacht (geld dat voor het laden, lossen en vervoeren van vaten wijn en bier betaald moest worden) en de zoutmaat (het ijken van de maat voor zout, dat door de overheid werd verpacht) te Dordrecht. Gezien de gewoonte dienaren van de grafelijke herberg (huishouding) na zeven jaar vaste dienst vaste inkomsten te geven, valt hieruit af te leiden dat Garbrant waarschijnlijk omstreeks 1375 in grafelijke dienst is getreden.

Het feit dat zijn vader al sedert het begin van de jaren zestig van de veertiende eeuw aan het grafelijk hof werkzaam was -eerst als secretaris, na 1382 als tresorier - heeft Garbrant in zijn carrière zeker voordelen opgeleverd. Zo kreeg hij, als gewoon klerk belast met minder belangrijke missies, in 1384 en 1386, tijdens een korte afwezigheid van zijn vader, de kans het tresorierschap waar te nemen. In 1389 trad hij als zegelaar en secretaris in dienst van Albrechts zoon Willem van Oostervant (de latere Willem VI), voor wie hij tevens de financiën beheerde. In de periode september 1390 tot 1395 vertoont de carrière van Garbrant een onderbreking. Hetzelfde valt waar te nemen bij zijn vader: diens tresorierschap werd in november 1390 beëindigd, in november 1394 werd hij in die functie hersteld. Hoewel over de politieke gezindheid van vader en zoon Van der Couster niets met zekerheid bekend is, zal hun beider ontslag zeker in verband staan met de weer opgeleefde partijstrijd in Holland. Bekend is dat Albrecht, bij onderhandelingen over een verzoening, van Willem van Oostervant onder meer eiste dat Garbrants opvolger ontslagen zou worden.

In 1395 hervatte Garbrant zijn werkzaamheden voor de grafelijkheid van Holland als secretaris van Albrecht; in 1398 werd hij opnieuw tresorier en zegelaar van Willem van Oostervant. Na het overlijden van zijn vader, in oktober 1399, verruilde Garbrant deze functie voor het tresorierschap van Albrecht. Met een onderbreking van ruim een jaar (4 maart 1402-22 juli 1403) is hij tresorier gebleven tot aan de dood van Albrecht in december 1404. Daags na de opvolging van Willem VI werd Garbrant als tresorier ontslagen; zijn rekeningen over 1403 en 1404 werden in januari 1405 goedgekeurd. Kort daarop werd hij echter gevangen gezet, eerst in het slot Middelburg (bij Alkmaar), vanaf 8 april 1405 te Medemblik. Waarschijnlijk is zijn gevangenneming voor Garbrant zelf toch nog als een verrassing gekomen: op 10 november en nog eens op 4 december 1404 had hij immers van Albrecht beloften van bescherming gekregen, beloften die door diens zoons, Willem van Oostervant en Jan, elect van Luik, waren bekrachtigd. Bovendien is aan het eind van de twee laatste rekeningen van Garbrant een verzoek aan de graaf te vinden hem eventuele fouten niet aan te rekenen, met de toezegging eventuele tekorten te betalen. Een dergelijke akte is in tresoriersrekeningen niet gebruikelijk. Of de gevangenneming te maken heeft gehad met financieel wanbeheer of dat er andere motieven een rol hebben gespeeld - een bron uit het eind van de vijftiende eeuw spreekt over 'partilicheyt' - is niet meer na te gaan. Het kapittel van Oudmunster, waarvan Garbrant kanunnik was, poogde zijn vrijlating te bewerkstelligen. In juli 1405 kwam er een verzoening tot stand tussen Willem VI en Garbrant. Uit de daarvan opgemaakte akte valt helaas over de aard van Garbrants vergrijpen niets af te leiden. Hij krijgt vergeving voor alles wat hij tegen de graaf en zijn heerlijkheid misdreven zou hebben; lijf en goed worden hem teruggegeven. Merkwaardig genoeg heeft deze verzoening niet geleid tot vrijlating van Garbrant; hij bleef tot aan zijn dood op 10 september 1405 gevangene.

Garbrant was tresorier in een tijd dat deze functionaris op het hoogtepunt van zijn macht stond. Sedert 1389 had Albrecht de tresorier uitgebreide bevoegdheden toegekend, zowel op het gebied van de financiën als op andere gebieden. Over de grafelijke financiën oefende de tresorier het oppertoezicht uit; alle rekenplichtige ambtenaren waren aan hem ondergeschikt en te zamen met enkele andere klerken en raadslieden van de graaf controleerde hij alle rekeningen. Daarnaast was de tresorier de belangrijkste van de grafelijke raadslieden; hij fungeerde als plaatsvervanger van de graaf bij vergaderingen van de grafelijke raad en in juridische zaken. Ten slotte was de tresorier in Albrechts tijd tegelijkertijd zegelaar, zodat vrijwel alle grafelijke brieven door zijn tussenkomst tot stand kwamen. Als beloning voor zijn ambtelijke werkzaamheden verkreeg hij van Albrecht enkele prebenden. In 1387 ontving hij een canonicaat in de kerk van St. Waudru te Bergen (Henegouwen), waarvan hij in 1391 weer afstand deed; in 1389 of 1390 verzocht Albrecht paus Bonifatius IX Garbrant (die in 1389 priester was geworden) een kanunniksplaats in de St. Servaas te Maastricht te geven. In 1391 werd Garbrant benoemd tot proost van Bergen, verwierf hij een andere prebende in de kerk van St. Waudru en werd hij kanunnik in het kapittel van Oudmunster te Utrecht. Deze drie prebenden waren voorheen in het bezit van zijn vader, die daarvan afstand had gedaan vlak voor zijn benoeming tot domproost van Utrecht (mei 1391). De overdracht aan Garbrant geschiedde niet rechtstreeks, maar door middel van een tussenpersoon, heer Dirk Menghele. Tussen 1395 en 1397 nam Garbrant ook nog het rectoraat in de kerk van St. Bavo te Haarlem van zijn vader over. Wat betreft Garbrants wereldlijke bezittingen zijn slechts aankopen van land in Lierambacht (1389) en Heemstede (1399) bekend. Het testament ten behoeve van zijn kinderen, dat in 1400 door Albrecht werd bevestigd, is niet bewaard gebleven.

A: Archief van de graven van Holland in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage.

L: Th. van Riemsdijk, De tresorie en kanselarij van de graven van Holland en Zeeland uit het Henegouwsche en Beyersche huis ('s-Gravenhage, 1908); J. Belonje, Ter Coulster (Wormerveer, 1946); J.W. Groesbeek, Middeleeuwse kastelen van Noord-Holland [Rijswijk, 1981]. Zie C.H. Slechte, in Holland, regionaal historisch tijdschrift 14 (1982) 5 (oktober) 240-241.

J.A.M.Y. Bos-Rops


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013