Nierstrasz, Nicolaas Hendrik (1834-1917)

 
English | Nederlands

NIERSTRASZ, Nicolaas Hendrik (1834-1917)

Nierstrasz, Nicolaas Hendrik, genieofficier en ingenieur (Gorinchem 31-12-1834 - Hilversum 27-1-1917). Zoon van Cornelis Johannes Nierstrasz, rechter, en Johanna de Jong. Gehuwd op 14-11-1861 met Caroline Henriette Geertruide Hein. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 3 dochters geboren. afbeelding van Nierstrasz, Nicolaas Hendrik

Hoewel Nierstrasz al in zijn eerste levensjaar zijn vader verloor, slaagde zijn moeder erin hem, jongste van drie zoons, op een kostschool te doen die opleidde voor de Koninklijke Militaire Academie te Breda, waar hij in 1850 als cadet der genie toegelaten werd. Na zijn examen in 1854 werd hij als 2e luitenant te Utrecht geplaatst en vervolgens in 1855 te Hellevoetsluis, waar hij werkzaam was aan de verbetering van de vestigingwerken. In 1856 bevorderd tot 1e luitenant, werd hij op eigen verzoek drie jaar later overgeplaatst naar Nijmegen, waar hem werd opgedragen urgente verbeteringen aan de fortificaties te helpen ontwerpen en uitvoeren. Ook met dijkversterking en rivierverbetering moest hij zich daar bezighouden. Na de aanneming van de Spoorwegwet van 1860 bleek er een tekort te bestaan aan ervaren civiel-ingenieurs om de grote spoorwegwerken uit te voeren, zodat een aantal genieofficieren, onder wie Nierstrasz, beschikbaar werd gesteld voor de aanleg van de staatsspoorwegen. Hij werd in juni 1861 overgeplaatst naar Venlo, onder de hoofdingenieur J.A.Kool, met als taak het ontwerpen van de Maasbrug, het station en de passage naar die brug door de vestingwerken, terwijl hij ook opdracht kreeg de aansluitingen met Duitsland en een deel van de lijn naar Roermond bestekklaar te maken. Ervaring met grondwerk had Nierstrasz genoeg, maar kennis van spoorwegbouw veel minder. Toch slaagde hij erin om in korte tijd de ontwerpen voor de lijn gereed te hebben. Voor de Maasbrug werd door hem samen met de Duitse ingenieur P. Schmick, die optrad voor de aannemer, de Coelnische Maschinenbau A.G., een plan gemaakt. Nierstrasz' activiteiten brachten hem de waardering van minister Thorbecke en de opdracht van de stad Maastricht om daar een verkeersbrug te ontwerpen. Zijn plan werd aangenomen, maar uitgevoerd door Schmick, omdat hij geen verlof kreeg werk voor derden te doen.

Nog voor de brug te Venlo gereed was, werd Nierstrasz in juni 1863 overgeplaatst naar 's-Hertogenbosch, om onder G. van Diesen de sectie Boxtel-Zaltbommel van de lijn naar Utrecht uit te voeren. De emplacementen van Boxtel en Den Bosch en de Maasbrug bij Hedel vergden hier de meeste aandacht. Dit laatste werk, met de rivierverlegging, werd verhaast door de gedeeltelijke mobilisatie in verband met de Frans-Duitse oorlog. Een gevolg van deze oorlog was ook dat Nierstrasz, sinds 1864 kapitein, in juli 1870 weer in actieve dienst werd geroepen, tegen zijn zin overigens. Hij moest nu kiezen tussen het militair en burgerlijk bestaan en koos het laatste. Al in 1869 had hij op verzoek van de Nijmeegsche Spoorweg Mij. een ontwerp gemaakt voor een lijn Nijmegen-Arnhem, zonder dat dit tot een opdracht leidde, maar in 1871 kwam hij in contact met een Engels consortium dat plannen had voor een lijn Nijmegen-Tilburg. De concessie werd ingebracht in de Nederlandsche Zuid-Ooster Spoorweg Mij. en Nierstrasz trad in dienst als uitvoerend ingenieur te 's-Hertogenbosch. Tegelijkertijd werd hij op eigen verzoek als officier op non-actief gesteld. Hij nam de bouw van de lijn voortvarend ter hand, maar door financiële moeilijkheden duurde de voltooiing tot 1881.

Na deze aanleg vestigde Nierstrasz zich te Utrecht en verkreeg hij in 1882 eervol ontslag uit de militaire dienst. Hij richtte het 'Technisch Bureau Nierstrasz' op, in 1905 omgezet in eenNV, maar hij had zelf niet lang de dagelijkse leiding van dit bureau. In 1883 was hij namelijk tot chef van Weg en Werken en tevens van Mouvement - de dienst van Exploitatie van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Mij (HSM) - benoemd. In 1890 koos hij voor de dienst van Exploitatie, omdat beide taken te zwaar werden voor één man. In 1902 volgde zijn benoeming tot lid van de Raad van Administratie van deHSM, welke functie hij tot 1912 zou behouden. Bij zijn eerste optreden vond Nierstrasz een maatschappij die zich nog aan het ontwikkelen was van een regionale spoorweg tot een landelijke onderneming. Onder leiding van A.K.P.F.R. van Hasselt had deHSM, behalve in Holland, ook vaste voet gekregen in Gelderland en Overijssel door het overnemen van de exploitatie van een aantal lokaal-spoorwegen, terwijl ook de ontwikkeling van stoomtramwegen krachtig ter hand werd genomen. Door de spoorwegovereenkomsten van 1890 was de HSM in staat ook in het internationale verkeer een rol te spelen, en Nierstrasz, die de dienst van Exploitatie met militaire hand organiseerde, had als naaste medewerker van Van Hasselt een groot aandeel in de groei van het verkeer met het buitenland. Het vervoer op de lijn Londen-Berlijn via Hoek van Holland-Harwich, in samenwerking met de Great Eastern Railway, ontwikkelde zich spectaculair, wat grotendeels te danken was aan zijn volharding bij de onderhandelingen in de Europese dienstregelingconferenties. Ook het verkeer tussen Amsterdam en Zuid-Duitsland via Nijmegen en dat tussen Amsterdam en Parijs via Roosendaal kende een flinke groei dank zij zijn bemoeiingen. Maar ook het forensenverkeer op de Gooise lijn en in Noord-Holland had zijn aandacht, terwijl hij ook met succes werkte aan een algemene verhoging van de snelheid van de belangrijkste treinen, zodat de HSM rond 1900 wat betreft treinsnelheid in Europa een zeer goed figuur sloeg.

Nierstrasz was een harde werker, maar geen briljant leider, meer een volhouder zowel bij zijn ingenieurswerk als in zijn managerfuncties voor de HSM. Hij was actief in het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs en nam nog in 1906 en 1907 een groot aandeel in de felle discussies rond het omstreden verslag van de Staatscommissie tot onderzoek naar de wijze van verbetering der spoorwegverbindingen rond Amsterdam.

P: De spoorweg Nijmegen-Arnhem met de overbrugging van de Waal en den Rijn ('s-Hertogenbosch, 1869); Ontmanteling van 's-Hertogenbosch ('s-Hertogenbosch, [ca. 1875]); De watervrijmaking van 's-Hertogenbosch en het plan van het gemeentebestuur van Februari 1877 ('s-Hertogenbosch, 1877); Levensbericht van J.G.W. Fijnje van Salverda ('s-Gravenhage, [1901]); 'A.K.P.F.R. van Hasselt', in Mannen en vrouwen van beteekenis in onze dagen 40 (1910) VIII, 1-104.

L: [K.], in Eigen Haard4 (1918) 41-42; R.A. van Sandick, in De Ingenieur 33 (1918) 58-67.

I: De Ingenieur 33 (1918) 58.

A.J. Veenendaal jr.


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013