Schorer, jhr. Johan Willem Meinard (1834-1903)

 
English | Nederlands

SCHORER, jhr. Johan Willem Meinard (1834-1903)

Schorer, jhr. Johan Willem Meinard, commissaris des Konings in Noord-Holland (Middelburg 8-3-1834 - 's-Gravenhage 1-10-1903). Zoon van jhr. Jacob Guilielmus Schorer, raadsheer van het hof in Zeeland, en jkvr. Cornelia Digna de Jonge. Gehuwd op 3-9-1858 met Maria Petronella Pické. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 3 dochters geboren. afbeelding van Schorer, jhr. Johan Willem Meinard

Schorer stamde uit een sedert het begin van de 17e eeuw in Middelburg gevestigd, oorspronkelijk uit Aken afkomstig geslacht, waaruit vele juristen en bestuurders zijn voortgekomen. Na in Middelburg eerst de Franse en later de Latijnse school bezocht te hebben, ging hij op 27 september 1853 rechten studeren aan de Hoogeschool te Utrecht, waar op 26 juni 1857 zijn promotie cum laude in de rechtswetenschappen op stellingen plaatsvond. In hetzelfde jaar vestigde Schorer zich als advocaat in Middelburg. Het openbare leven trok hem meer aan dan de advocatuur en in 1859 aanvaardde hij het ambt van burgemeester van Nieuw- en St. Joosland, al bleef hij zijn advocatenpraktijk in Middelburg uitoefenen. In 1867 volgde zijn benoeming tot burgemeester van Arnemuiden en in 1871 die tot burgemeester van Middelburg, een ambt dat vier van zijn voorvaderen eveneens hadden bekleed. Zijn advocatenpraktijk werd toen beëindigd.

Schorer was een overtuigd liberaal, die de staatkundige beginselen van Thorbecke aanhing. Tijdens zijn regering in Middelburg kwam al zijn vaste overtuiging naar voren dat het overheidsgezag krachtig moest worden gehandhaafd. Dit was voor een bestuurder met liberale overtuiging in het conservatieve Zeeland van die dagen niet gemakkelijk, maar Schorer beschikte over veel doorzettingsvermogen en intellect en heeft zich tijdens zijn Middelburgse periode zeer gezien weten te maken. Naast het burgemeestersambt was hij sedert 1867 tevens lid van het Bestuur der Visscherijen op de Schelde en de Zeeuwsche stroomen en sedert 1870 lid van het College voor de Zeevisscherijen. In 1874 werd hij bovendien lid van de Staten van Zeeland.

Met ingang van 15 december 1879 is Schorer benoemd tot commissaris des Konings in Noord-Holland in de plaats van jhr. G.F. van Tets, die deze functie na het aftreden van baron H.H. Röell had waargenomen. Hoewel hij zeer op Zeeland en vooral op Middelburg gesteld was, achtte Schorer het -in de kracht van zijn leven - zijn plicht deze hoge functie in een hem vreemde provincie te aanvaarden. Hij heeft zich in Noord-Holland zeer snel weten in te werken en is een krachtig bestuurder geweest. Dit was in die tijd geen eenvoudige zaak. Bij de aanvaarding van zijn ambt in 1879 was het in Noord-Holland nog tamelijk rustig, maar in 1883 en volgende jaren namen de ongeregeldheden hand over hand toe. Door de slechte economische situatie, de grote armoede onder de bevolking, de agitatie van de Sociaal-Democratische Bond (SDB) en spanningen binnen de Ned. Herv. Kerk (Doleantie) kwamen er steeds meer ordeverstoringen. Schorer pleitte regelmatig bij de minister van Binnenlandse Zaken, J. Heemskerk Azn., om de ongeregeldheden, die in 1886 cumuleerden in het Palingoproer in de Amsterdamse Jordaan - waarbij de SDB als zodanig niet betrokken was - krachtig te bestrijden teneinde het gezag te handhaven. Hij achtte het gewenst de wet te verscherpen om het de justitie mogelijk te maken krachtdadiger op te treden, teneinde te voorkomen dat het volk zijn eigen recht zocht. Energiek stelde hij zich te weer tegen de opruiende taal, gebezigd bij openbare bijeenkomsten van de SDB door Ferdinand Domela Nieuwenhuis c.s. en in gedrukte stukken, zoals het periodiek Recht voor Allen; dit moest met kracht de kop in worden gedrukt.

Schorer was beslist geen figuur die over zich liet lopen: herhaalde malen beklaagde hij zich bij de minister van Binnenlandse Zaken dat Gedeputeerde Staten niet in voor Noord-Holland belangrijke zaken waren gekend. Verder heeft hij zich de toorn van jhr. V.E.L. de Stuers, chef van de afdeling K. en W. van het ministerie van Binnenlandse Zaken, op de hals gehaald door voortdurend tegen te werken bij de omzetting van het provinciale archief in een rijksarchiefbewaarplaats en alles wat hiermee samenhing. Het middeltje was steeds hetzelfde, aldus De Stuers, de commissaris komt persoonlijk naar de minister, verzekert dat Gedeputeerde Staten ontstemd zijn, bedreigt hem met de grootste moeilijkheden en conflicten van de zijde van GS en toont hem dat alles gesust kan worden, als de minister maar mee wil werken, daarbij hem, De Stuers, beschuldigend als bron van alle moeilijkheden. Uiteindelijk kwam in deze kwestie toch De Stuers als winnaar uit de bus.

Naast zijn administratieve werkzaamheden als commissaris heeft Schorer zich toegelegd op de polders en waterschappen in Noord-Holland, waarvoor hij grote belangstelling had. In 1892 verklaarde hij zich bereid het door de voormalige griffier van Gedeputeerde Staten (later minister van Justitie en lid van de Raad van State), G. de Vries Azn., in 1864 vervaardigde standaardwerk De zeeweringen en waterschappen van Noord-Holland (Haarlem, 1864) te herzien. Dit werk was namelijk inmiddels verouderd, o.m. door de doorgraving van 'Holland op zijn Smalst' en de aanleg van het Merwedekanaal. Met zeer veel medewerking van de toen hoogbejaarde De Vries is de bewerkte tweede editie van dit boek in 1894 door Schorer tot stand gebracht en uitgegeven op kosten van de provincie. In 1895 heeft hij, geheel zelfstandig, als bijlage bij dit werk Profillen der provincie Noordholland (Haarlem, 1895) vervaardigd, waarin hij door middel van kaarten een overzicht geeft van de hoogte der zeeweringen en van de verdedigingsmiddelen van ieder waterschap tegen het boezemwater.

Na ruim 17 jaar commissaris te zijn geweest, is Schorer met ingang van 1 februari 1897 benoemd tot vice-president van de Raad van State. Hij was toen, mede door het verlies van zijn vrouw, niet meer de krachtige figuur die hij in zijn Noordhollandse periode was geweest. Gedurende zijn ambtsvervulling heeft hij koningin Wilhelmina bij haar troonsbestijging gehuldigd en is hij als getuige opgetreden bij haar burgerlijk huwelijk. Naast zijn officiële ambten bekleedde Schorer diverse maatschappelijke functies. Tijdens zijn ambtsperiode als commissaris was hij o.m. lid van het college van curatoren van de Universiteit van Amsterdam, voorzitter-directeur van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem en ere-voorzitter van het Witte Kruis. Verder was hij tot zijn dood toe commissaris van De Nederlandsche Bank en voorzitter-commissaris van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij.

A: Familiearchief-Schorer in Rijksarchief in Zeeland; kabinetsarchief van de commissaris der Koningin in Noord-Holland in het Provinciehuis in Noord-Holland; archief van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland in het Rijksarchief in Noord-Holland.

L: E.N. Rahusen, in Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Bijlage tot de Handelingen van 1903-1904, 32-42.

I: Nederland’s Adelsboek 92 (2006-2007) (’s-Gravenhage 2007) 491 [Portret: H.J. Haverman, 1897].

Mw. M.M. Warning †


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013