Gravemeijer, Koeno Henricus Eskelhoff (1883-1970)

 
English | Nederlands

GRAVEMEIJER, Koeno Henricus Eskelhoff (1883-1970)

Gravemeijer, Koeno Henricus Eskelhoff (bekend onder de naam Gravemeyer), predikant, secretaris Algemene Synode Ned. Herv. Kerk (Oosthem, gem. Wymbritseradeel 25-2-1883 - Wassenaar 13-2-1970). Zoon van Eskelhoff Carsjen Gravemeijer (bekend onder de naam Gravemeyer), predikant, en Trijntje Groen. Gehuwd op 30-3-1911 met Baukje Elisabeth Eva van Popta. Na haar overlijden (23-10-1930) gehuwd op 10-9-1957 met Hillegonda Maria Meissner. Uit beide huwelijken werden geen kinderen geboren.

Gravemeyer, afkomstig uit een oud Oostfries predikantengeslacht, bezocht het Christelijk Gymnasium te Utrecht en studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit aldaar. Vervolgens was hij hulpprediker bij de Herv. gemeente te Leeuwarden, predikant te Giessen-Oudekerk (1911), Voorburg (1915) en 's-Gravenhage (1920). Hij werd bekend als boeiend prediker, ijverig pastor en bekwaam organisator. Staande in de calvinistische traditie, was hij sterk beïnvloed door H.F. Kohlbrügge. Gedurende zijn gehele leven zou hij ijveren voor een reorganisatie der Ned. Herv. Kerk, die haar oorspronkelijke reformatorische belijdenis opnieuw tot gelding zou brengen. Dat moest echter een reorganisatie zijn die paste in zijn theocratische visie op 'het protestants karakter der natie'. Dit principe zag hij politiek vertolkt door de Her-vormd-Gereformeerde Staatspartij (HGS), waarvan hij in 1921 medeoprichter was en vervolgens bestuurslid werd. Samen met zijn geestverwant ds. C.A. Lingbeek, vertegenwoordiger dezer partij in de Tweede Kamer, die zich op grond van deze beginselen heftig verzette tegen regeringscoalities tussen de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP) en de protestantse partijen, bestreed hij een reorganisatievoorstel in 1938 als zijnde in strijd met dit theocratisch principe. Hiernaast bekleedde Gravemeyer tal van bestuursfuncties in maatschappelijke organisaties. Het diaconaat heeft altijd zijn bijzondere liefde gehad.

In Gravemeyers loopbaan waren de bezettingstijd en de eerste naoorlogse jaren bijzonder belangrijk. Door veel sportbeoefening lichamelijk gestaald, geestelijk door heldere, zij het rechtlijnige, beginselen geleid, en begiftigd met een ongewone civiele courage, was hij onverschrokken in zijn verzet tegen de bezetter. Als secretaris der hervormde synode (sinds mei 1940) en van het Convent van Kerken, vanaf 1942 Interkerkelijk Overleg (IKO) geheten, organiseerde en coördineerde hij het directe en indirecte kerkelijk verzet. Vooral de hervormde Commissie voor Kerkelijk Overleg, waarvan Gravemeyer eveneens secretaris was, dreef menigmaal een eigenlijk tot compromissen geneigde synode ertoe protesten in te dienen, verklaringen af te leggen en herderlijke brieven te doen uitgaan die zich tegen Duitse maatregelen en besluiten keerden. De Duitsers arresteerden Gravemeyer in 1941, waarna hij korte tijd in de Scheveningse strafgevangenis opgesloten werd, riepen hem in 1942 herhaaldelijk ter verantwoording en hielden hem in hetzelfde jaar meer dan zeven maanden in St. Michielsgestel (4-5-1942-17-12-1942) in gijzeling.

In de oorlogsjaren vonden de calvinist Gravemeyer, de taalgeleerde en missionair gedreven Leidse hoogleraar Hendrik Kraemer en de vrijzinnige predikant en religieus-socialist Willem Banning elkaar in hun streven naar een vernieuwing der Ned. Herv. Kerk, waarin de richtingenstrijd zou zijn overwonnen, een kerk die, duidelijk belijdend, apostolair gericht en politiek-maatschappelijk geëngageerd, de opbouw van de naoorlogse samenleving zou dienen. Gedrieën trokken zij na de bevrijding het land door, om, ieder vanuit zijn eigen theologische gezichtshoek, tot zulk een vernieuwing op te roepen. Deze doorbraak leidde tot het bijeenroepen van een synode die als constituante een nieuwe kerkerde overeenkomstig deze beginselen zou voorbereiden. Toen het besluit hiertoe genomen was (3 augustus 1945), zag Gravemeyer zijn ideaal vervuld. Als symbolisch gebaar legde hij de bijbel op de oude reglementenbundel der kerk, daarmede betuigende dat in de naaste toekomst een op de bijbel gebaseerde kerkerde het indertijd door Willem I opgelegde bestuursreglement zou vervangen. Uiteraard werd hij lid van de Commissie voor de Kerkerde. Bovendien werd hij voorzitter van de, na de oorlog zeer belangrijke. Bouw- en Restauratiecommissie en van de Algemene Diaconale Raad der Ned. Herv. Kerk.

Van 1 januari 1946 tot 1 oktober 1952 was hij Algemeen Gedelegeerde der Ned. Herv. Kerk. Van januari tot juli 1947 vervulde hij in Zuid-Afrika de opdracht, de betrekkingen met verwante kerken aldaar te versterken en Nederlandse emigranten te helpen bij hun kerkelijke aanpassing. Van augustus 1951 tot mei 1952 verbleef hij opnieuw in het door hem zeer geliefde Zuid-Afrika. Daarna werkte hij van januari 1953 tot mei 1954 als predikant te Cottislaw bij Johannesburg.

Na zijn terugkeer als ambteloos burger te Wassenaar gevestigd, zette hij zich samen met zijn tweede echtgenote, die een grote liefde voor Israël koesterde en op haar landgoed jaarlijks een toogdag organiseerde voor Kerk en Israël, in voor het gesprek tussen synagoge en kerk en voor de stichting van de christelijke kibboets 'Nes Ammim' in westelijk Galilea. In 1946 ontving Gravemeyer voor zijn werk tijdens de bezetting een eredoctoraat in de theologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1952 verleende de universiteit van Pretoria hem een eredoctoraat als erkenning voor zijn inspanningen voor de kerk in Zuid-Afrika.

In de jaren vijftig en zestig geraakte hij gaandeweg geïsoleerd, eerst door zijn instemming met de Zuidafrikaanse rassenpolitiek, daarna doordat de naoorlogse kerkelijke en theologische ontwikkelingen niet strookten met zijn beginselen aangaande een Christus belijdende volkskerk op de basis van de Schrift en de reformatorisch-gereformeerde belijdenis. Hij meende in de kerk steeds meer wat hij noemde: 'de dwalingen van een humanistisch idealisme' te moeten signaleren. Gravemeyer was een der initiatiefnemers tot de uitgave van een door 24 predikanten ondertekende 'Open brief' (31 oktober 1967) waarin uiting werd gegeven aan verontrusting over de 'vermaatschappelijking van het heil' die huns inziens het oorspronkelijk reformatorische belijden steeds meer zou overwoekeren.

A: Archief-Gravemeyer in Archief Ned. Herv. Kerk, Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. Veel apart uitgegeven preken en stichtelijke verhandelingen in het archief der Hervormde Gemeente in Gemeentearchief te 's-Gravenhage.

P: C.A. Lingbeek, K.H.E. Gravemeyer, L. Boer, Noodzakelijke wijzigingen van het Reorganisatieontwerp voor de Nederlandsche Hervormde Kerk (S.l., 1938); samen met o.a. D.A. van den Bosch, Protestantsch getuigenis inzake Roomsche Dwaling. Vier toespraken... ('s-Gravenhage, 1939); met W. Banning en H. Kraemer, Verantwoording. Toespraken gehouden na de bevrijding in 1945 ('s-Gravenhage, 1947); Artikelen o.a. in Weekblad van de Nederlandsche Hervormde Kerk, De Hervormde Kerk, Staat en Kerk. Orgaan van de Herv. Geref. Staatspartij, Van Goedertierenheid en Recht (prekenserie. Wageningen), Kerk blaadje. "Orgaan van de Stichting vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge", en Kerk en Israël.

L: Handelingen van de Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, 1940-1945; Handelingen van de vergaderingen van de Generale Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, 1945-1953/54; H.C. Touw, Het verzet der Hervormde Kerk ('s-Gravenhage, 1946. 2 dl.) passim; F.J. Pop, 'Gravemeijer en Banning', in De Hervormde Kerk, 21-2-1953; E. Emmen, 'Dr. Gravemeyer, rebel en dienaar', in Hervormd Nederland, 21-2-1970; A.J. Bronkhorst, 'Koeno Henricus Eskelhoff Gravemeyer (25 februari 1883-13 februari 1970)', in Kerk en Theologie 21 (1970) 121 - 135; Th.L. Haitjema, 'Tweeërlei benadering en verwerking van historische stof in het algemeen en van kerkgeschiedenis in het bijzonder', ibidem, 21 (1970) 395-398; L.D. Terlaak Poot, 'Gravemeijer: een zeer bijzonder dienaar', in Trouw, 19-2-1970; L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog ('s-Gravenhage, 1972-1982) IV-Xb, passim; A.J. Rasker De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795 (Kampen, 1974) passim.

W. Nijenhuis


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013