Maas, Jean Baptist Maria Joseph (1914-1972)

 
English | Nederlands

MAAS, Jean Baptist Maria Joseph (1914-1972)

Maas, Jean Baptist Maria Joseph, marineofficier (Rotterdam 14-4-1914 - Oudemirdum, gem. Gaasterland 1-12-1972). Zoon van Jean Baptist Maria Joseph Maas, chef bij een machinefabriek, en Arendje Pieternella Toornvliet. Gehuwd op 20-5-1938 met Gracy Zorab. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. Na echtscheiding (7-6-1947) gehuwd op 12-11-1947 met Barbara Hall Ramsay. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. afbeelding van Maas, Jean Baptist Maria Joseph

Hoewel Maas uit een sterk nautisch georiënteerd milieu kwam was voor hem de keuze van een marineloopbaan niet iets vanzelfsprekends: hij heeft ook serieus gedacht aan een medicijnenstudie. Na de HBS doorlopen te hebben werd hij in 1931 aangenomen als adelborst en per 28 augustus 1934 benoemd tot luitenant ter zee der 3e klasse. In zijn adelborstenperiode had er tussen Maas met enkele medeleerlingen en de commandant van het Koninklijk instituut voor de marine, kapitein ter zee C. baron De Vos van Steenwijk, een heftige botsing op het disciplinaire vlak plaatsgevonden. Het was eigenlijk een typerend begin voor een marinecarrière waarin Maas, ook toen hij de hoogste rangen had bereikt, in zekere zin een 'enfant terrible' is gebleven.

Na zijn benoeming tot officier werd hij spoedig uitgezonden naar Nederlands-Indië. Daar diende hij eerst korte tijd aan boord van torpedobootjagers, maar reeds in november 1935 werd hij over geplaatst naar de Onderzeedienst, waar hij tien jaar zou blijven, de laatste twee jaar als commandant, van achtereenvolgens Hr. Ms. '09', '015' en 'Dolfijn'. Eind 1940 arriveerde hij als oudste officier van Hr. Ms. '014' te Dundee. Vervolgens nam hij tot eind april 1945 deel aan vele patrouilles vanuit genoemde Schotse haven naar de noordse wateren.

In oktober 1945 vertrok Maas naar Azië, waar hij twee jaar lang geplaatst bleef in diverse functies, eerst op Malakka, later op Java. Daarna volgde zijn eerste plaatsing bij het toenmalige ministerie van Marine, waar hij in oktober 1949 hoofd van het Bureau Opleidingen werd. In de daaropvolgende tijd vond hij gelegenheid een oorlogsroman, getiteld Onder zeven zeeën..., te schrijven, die, hoewel niet autobiografisch bedoeld, wel de neerslag vormt van Maas' persoonlijke ervaringen en een goede kijk geeft op zijn persoonlijkheid. Na onder meer van maart 1955 tot januari 1958 te hebben gefungeerd als Nederlands 'liaison-officer' bij de 'Commander-in-Chief, Channel' kreeg hij in 1958, als kapitein-luitenant ter zee, zijn eerste commando over een oppervlakteschip, Hr.Ms. 'Groningen', die toen gestationeerd was in Nederlands-Nieuw-Guinea. Met dit schip was hij voornamelijk in actie om Nederlandse koopvaarders tegen inbeslagneming door de Indonesische autoriteiten te beschermen. Van augustus 1962 tot september 1963 voerde hij, als kapitein ter zee, het bevel over Hr. Ms. vliegkampschip 'Karel Doorman'. Daarna bekleedde hij achtereenvolgens de functies van Inspecteur van het Onderwijs bij de Zeemacht (oktober 1963 - december 1965), Vlagofficier Personeel (december 1965 - december 1968) en Bevelhebber der Zeestrijdkrachten/ Chef van de Marinestaf (16 december 1968 - 12 april 1972). Per 1 januari 1964 werd hij schout-bij-nacht, per 1 januari 1966 vice-admiraal. Nog in het jaar dat hij de Marine verliet overleed hij in zijn Friese vakantieverblijf.

Als commandant viel Maas op door zijn inventiviteit en originaliteit. Die eigenschappen manifesteerden zich ook duidelijk in de wijze waarop hij eerst diverse lagere staffuncties vervulde en daarna achtereenvolgens drie der hoogste posten in de marineorganisatie bekleedde. Hij gaf daarbij eveneens in opvallende mate blijk van inzicht in de veranderingen die zich in de Nederlandse samenleving voltrokken en van bereidheid de Marine aan die veranderingen aan te passen door het invoeren van soms verstrekkende vernieuwingen. In het bijzonder tijdens zijn ambtsperiode als 'BDZ/ CMS' heeft hij grote invloed gehad op de vormgeving van de plannen voor vernieuwing van de vloot. Zwaarder nog drukte hij zijn stempel op het personeelsbeleid bij de Koninklijke Marine. Maatregelen als een ingrijpende hervorming van het onderwijs aan het Koninklijk instituut voor de marine en de invoering van het leerlingstelsel bij de opleiding van schepelingen zijn goeddeels de vruchten van zijn stuwkracht, enthousiasme en bereidheid nieuwe wegen in te slaan en risico's te accepteren. Hij heeft veel gedaan om voor het lagere personeel ontplooiingsmogelijkheden te scheppen, onder meer door jongere schepelingen de kans te bieden door te stromen naar de officiersrangen.

In de periode dat hij aan de top van de marineorganisatie stond heeft hij bij velen sterke weerstanden gewekt. Dit was niet in de eerste plaats omdat hij voorstander was van een vernieuwend beleid binnen een organisatie waar steeds een min of meer geprononceerd behoudende tendens aanwezig is. Zijn karakterstructuur bracht mee dat hij weinig geduld kon opbrengen met mensen die zijn bedoelingen niet snel begrepen of zich zijns inziens onvoldoende hielden aan de hoge normen die hij in 't bijzonder aan officieren stelde. Sommigen hunner ondervonden, bijvoorbeeld waar bevorderingen en overplaatsingen in het geding waren, van Maas een behandeling die zij als onbillijk ervoeren. Men krijgt overigens de indruk dat zij niet zelden in zoverre hun problemen aan zichzelf te wijten hadden dat zij bepaalde waarschuwingssignalen, soms zelfs door Maas persoonlijk aan hen gericht, hadden veronachtzaamd.

Het staat vast dat Maas zich jegens de Marine grote verdiensten heeft verworven. Vooral in zijn laatste levensjaren heeft hij zich volledig aan haar gegeven. Wellicht heeft zijn grote emotionele betrokkenheid bij zijn werk zijn dood verhaast.

P: (als Jan Maas), Onder zeven zeeën. Verhaal van een onderzeeboot (Amsterdam, 1953).

L: R. Boost, 'Een Maas vol zeemansbloed', in Panorama 59 (1972) 13 (25-31 maart) 70-73.

I: Website World War II Unit Histories & Officers: http://www.unithistories.com/officers/bio/dutch/Quint_G.html [4-6-2008].

Ph.M. Bosscher


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013