Meijs, Willem (1913-1986)

 
English | Nederlands

MEIJS, Willem (1913-1986)

Meijs, Willem (Wiel), priester (Ubach over Worms 19-2-1913 - Brunssum 28-9-1986). Zoon van Paulus Joseph Meijs, landbouwer en melkhandelaar, en Anna Barbara Hubertina Cremers. afbeelding van Meijs, Willem

Wiel was de oudste in een gezin van tien kinderen. Na de lagere school ging hij een jaar in Heerlen naar de mulo en vervolgens in Sittard naar het internaat van het Bisschoppelijk College (1927-1933) om priester te worden. De tweejarige cursus wijsbegeerte volgde hij aan het bisschoppelijk philosophicum in Rolduc om vervolgens aan het groot-seminarie te Roermond van 1935 af gedurende vier jaren theologie te studeren. Op 21 maart 1939 werd hij priester gewijd. Zijn bisschop, J.H.G. Lemmens (1932-1958), gaf hem de opdracht zijn theologische studies aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen voort te zetten. In 1942 behaalde hij zijn doctoraal theologie. Nadat Meijs zes maanden kapelaan in Valkenburg was geweest moest hij in Rolduc wijsbegeerte en kerkgeschiedenis doceren, hetgeen hem verbaasde gezien zijn studies in Nijmegen. Geleidelijk echter kreeg hij de feitelijke leiding over het gehele philosophicum; daar ijverde hij voor een meer open en vrije sfeer voor de studenten, de traditionele beslotenheid van hun opleiding een nadeel achtend voor hun latere ambtsuitoefening. Deze benadering viel niet in de smaak bij een aantal priesterleraren van het klein-seminarie dat sinds het schooljaar 1946/1947 in Rolduc was gevestigd. Ook rezen er conflicten tussen Meijs en H. van der Mühlen, president van het klein-seminarie en van het philosophicum te Rolduc. Nadat deze in 1950 zijn bevoegdheden over het philosophicum aan Meijs had gedelegeerd, vond hij hem op den duur minder geschikt voor zijn taak. Bisschop Lemmens benoemde Meijs in juni 1954 tot opvolger van mgr. P.J.M. Jenneskens als algemeen directeur van de Katholieke Actie in Limburg en directeur van het Vrouwelijk Jeugdwerk, met als standplaats Meerssen. Door deze werkzaamheden leerde Meijs het gehele bisdom goed kennen; hij werd een van de belangrijke geestelijken in Limburg.

Meijs gaf aan het team van medewerksters van het Vrouwelijk Jeugdwerk de ruimte om met eigen ideeën voor de dag te komen en deze in praktijk te brengen. De aandacht van de leiding ging nu vooral uit naar de maatschappelijke en minder naar de strikt godsdienstige vorming van de meisjes. Ook gaf men de meisjes seksuele voorlichting en leerde hun een appèl op het eigen geweten te doen. Meijs had uitgesproken ideeën over de toekomst van het vrouwelijk jeugdwerk. Hij raakte hierdoor in conflict met zijn priester-collega P. Bongarts, directeur van het jeugdwerk voor jongens beneden de zeventien jaar. Deze eiste alle verantwoordelijkheid op voor het jeugdwerk voor alle jongeren beneden de zeventien jaar in het bisdom Roermond. Andere priesters van dit diocees wilden op hun beurt het jeugdwerk van jongeren van zeventien jaar en ouder strakker aan de standsorganisaties koppelen. Meijs hechtte met de staf van het Vrouwelijk Jeugdwerk grote waarde aan de onderlinge samenwerking van alle organisaties en instellingen voor meisjes. Zij waren voor verbreding van de contacten met het landelijk vrouwelijk jeugdwerk. Hiermee was, huns inziens, de emancipatie van vrouwen meer gediend dan door de constructies die Meijs' tegenstrevers voorstelden. Toen bisschop P.J.A. Moors (1958 - 1972) er niet in slaagde een compromis tot stand te brengen - Meijs was hiertoe niet bereid -, werd een nieuwe structuur voor het jeugdwerk ontworpen. Bongarts werd daarop pastoor in Brunssum en Meijs in juli 1962 pastoor-deken van Hoensbroek.

In het dekenaat werd Meijs geconfronteerd met het probleem van de sluiting der mijnen, en de daaruit voortvloeiende spanningen trachtte hij door onderling beraad tussen alle belanghebbenden op te lossen. Mede op zijn initiatief werd daartoe de Commissie Sociale Begeleiding Oostelijke Mijnstreek opgericht, later omgezet in een stichting. Meijs werd hierbij een van de twee kerkelijke vertegenwoordigers. Meijs' hart ging echter vooral uit naar individuele zielzorg. Dit bleek in het bijzonder uit zijn warme belangstelling voor de resultaten van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Zijn volle aanvaarding van de vernieuwingstendenzen leidde tot een scherp en blijvend conflict met zijn bisschop en bracht hem in die tijd landelijke bekendheid. De op 22 januari 1972 benoemde nieuwe bisschop van Roermond, J.M. Gijsen, die Meijs van nabij in Rolduc gekend had, stond kritisch tegenover de door Meijs aangehangen kerk vernieuwing. Uit protest tegen de nieuw benoemde bisschop en diens streven stichtte Meijs met andere priesters uit het bisdom nog in dezelfde maand de Beweging Open Kerk; Meijs werd van deze beweging voorzitter van het bestuur en haar woordvoerder. Zulk een initiatief was voor de moderne katholieke kerk in Nederland iets nieuws. Kritiek op Rome had zich tevoren meestal beperkt tot de persoonlijke sfeer; de Open Kerk was echter een vorm van openbare, georganiseerde 'loyale oppositie', die met een beroep op de media en het publiek een tegenwicht wilde vormen voor de, in haar ogen misbruikte, macht van de kerkelijke hiërarchie.

Omdat Meijs in de benoeming van zijn bisschop een bedreiging zag voor de toekomst van heel katholiek Nederland trachtte hij van Open Kerk aanstonds een landelijke beweging te maken. Dat lukte aanvankelijk. Ondanks zijn aangeboren verlegenheid, die tot in het geluid van zijn stem hoorbaar was, liet hij zich voor de VARA interviewen, bevorderde dat in den lande afdelingen werden opgericht, landelijke bijeenkomsten werden georganiseerd en er een landelijke adviesraad van deskundigen kwam met een zogenaamde Werkgroep Publiciteit. Toch verminderde geleidelijk in de jaren '70 de landelijke belangstelling; alleen in Limburg en vooral in het bisdom Rotterdam bleef Open Kerk zeer actief en Meijs bleef daarvan de gedreven inspirator.

Toen de situatie die voor Limburg kenmerkend was geworden, geleidelijk voor de meeste bisdommen ging gelden, werd de roep om een loyale oppositie binnen de kerk op landelijk niveau steeds sterker, en dit leidde tot de oprichting van de, anders dan de Open Kerk, als vereniging met bestuur en afdelingen agerende Mariënburggroep (1983), waarin Meijs zich uiteraard zeer thuis gevoelde.

Inmiddels echter raakte Meijs tot zijn verdriet in eigen bisdom steeds meer geïsoleerd. Meijs' ideeën waren soms niet erg praktisch, en als organisator van de binnenkerkelijke oppositie in het diocees Roermond was hij niet sterk. Hij was meer profeet dan leider. In het dekenberaad stelde hij in de eerste jaren na de benoeming van bisschop Gijsen allerlei zaken aan de kaak en verkondigde hij er zijn ideaal van een kerk in het Roermondse bisdom. Als hij de ruimte voor gelovigen bedreigd achtte, werd hij in deze vergaderingen zeer fel. Hij trad niet graag diplomatiek op en kon ook moeilijk tot een vergelijk komen met bisschop Gijsen, die een beleid ging voeren dat een eind maakte aan de overlegstructuur tussen bisschop en dekens zoals deze onder bisschop Moors tot stand was gekomen. Meijs nam steeds minder deel aan de discussies en bleef ten slotte weg uit deze vergaderingen.

Op 24 maan 1985 trad Meijs af als deken-pastoor van Hoensbroek en betrok hij een flat in Heerlen. Al gauw openbaarde zich een dodelijke ziekte; nog tamelijk onverwachts overleed hij in het ziekenhuis te Brunssum.

A: Archief-Meijs in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen.

P: Publikaties in boekvorm zijn niet van Meijs bekend. Wel zijn er bijdragen van zijn hand te vinden in Leidraad. Een maandblad voor vorming en actie voor het kaderpersoneel van het Katholiek Vrouwelijk Jeugdwerk Bisdom Roermond, in Jonge Kracht. Orgaan van de Limburgse Katholieke Jeugdvereniging, Meerssen en in Katholiek Vrouwelijk Jeugdwerk. Bisdom Roermond.

L: R. Auwerda, Johannes Gijsen, omstreden bisschop (Amsterdam, [1973]); Jo Schoormans, Duizend keer luisteren. Uit het leven van Wiel Meijs (Nuth, 1987); Studie over tegenbeweging in r.-k. kerk van L. Laeyendecker staat te verschijnen.

I: Jo Schoormans, Duizend keer luisteren. Uit het leven van Wiel Meijs (Nuth, 1987) omslagfoto.

J.M.J.W. Kuin


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013