Philips, Gerard Leonard Frederik (1858-1942)

 
English | Nederlands

PHILIPS, Gerard Leonard Frederik (1858-1942)

Philips, Gerard Leonard Frederik, werktuigkundig ingenieur, grondlegger van de NV Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven (Zaltbommel 9-10-1858 - 's-Gravenhage 26-1-1942). Zoon van Benjamin Frederik David Philips, handelaar in tabak en koffie, fabrikant en bankier, en Maria Elizabeth Heijligers. Gehuwd op 19-3-1896 met Johanna van der Willigen. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren. afbeelding van Philips, Gerard Leonard Frederik

Gerard Philips groeide op te Zaltbommel. Na de HBS te hebben doorlopen in zijn geboorteplaats en te Arnhem, liet hij zich in 1876 inschrijven aan de Polytechnische School te Delft voor de studie van civiel- en bouwkundig ingenieur. In het vijfde studiejaar meldde hij zich aan bij de afdeling werktuigkunde, waar hij in 1883 het diploma voor werktuigkundig ingenieur behaalde. Hij werkte vervolgens gedurende een jaar als volontair bij de NV Koninklijke Maatschappij 'De Schelde' te Vlissingen. Vanaf 1885 bekwaamde hij zich in het scheepsinstallatiebedrijf bij een werf te Glasgow, toen het centrum van de wereldscheepsbouw. Terzelfder tijd ontwikkelde zich zijn belangstelling voor de elektrotechniek. Aan het Glasgow College of Science and Arts volgde hij bij prof. A. Jamieson de leergang 'Electric lighting and transmission of power'; de Universiteit van Glasgow bood hem een plaats in de 'Research group 1886-1887' van het Natural Philosophy Department, dat onder leiding stond van de eminente natuurkundige Sir William Thomson (1824-1904), de latere Lord Kelvin. In de zomer van 1887 nam Gerard Philips deel aan de examens, afgenomen door het City and Guilds of London Institute. Hij onderscheidde zich bij deze gelegenheid door het behalen van de zilveren medaille, de prijs voor het hoogste aantal punten.

In 1887 trad Gerard Philips in dienst van de Anglo-American Brush Electric Light Corporation, Ltd. te Londen. Voor deze onderneming, destijds een der grootste elektrische verlichtingsmaatschappijen, voerde hij enige projecten uit op het Europese continent, onder meer te Berlijn. Tevens rijpte het plan om in samenwerking met de Anglo-American Brush in Nederland een gloeilampenfabriek te stichten. Begin 1890 zag de Engelse maatschappij hier evenwel van af. Gedurende dit zelfde jaar trad Gerard Philips enige tijd op als vertegenwoordiger namens de Allgemeine Elektrizitäts-Gesellschaft (AEG) te Berlijn bij de onderhandelingen met de gemeente Amsterdam ter zake van de te verlenen elektriciteitsconcessie. Na de beëindiging van deze opdracht voor AEG nam Gerard Philips opnieuw het plan op tot het stichten van een gloeilampenfabriek. Op 15 mei 1891 ging hij met zijn vader, Frederik Philips, een vennootschap aan voor het fabriceren van gloeilampen. De onderneming werd gevestigd te Eindhoven.

De firma Philips & Co. legde zich toe op het maken van kooldraadlampen. In eerste instantie werd de fabriek kleinschalig opgezet, teneinde de nodige ervaring op te doen met een artikel dat 'en masse' diende te worden vervaardigd. Het stadium van proeffabricage werd in de loop van 1894 afgesloten. Spoedig daarop volgden de eerste bedrijfsuitbreidingen. Tussen 1895 en 1905 steeg de produktieomvang van 400.000 tot 4.000.000 lampen per jaar. Dit betekende dat de firma Philips & Co., na AEG en Siemens & Halske, de derde plaats innam op de ranglijst van gloeilampenfabrikanten in Europa. Per 1 april 1899 was Anton Frederik Philips, Gerards jongere broer, die sedert 1895 de verkoop behartigde, als medefirmant opgenomen. Gerard Philips voerde de algemene en technische leiding van de onderneming.

Op 9 oktober 1907 vond de oprichting plaats van de NV Philips' Metaalgloeilampenfabriek te Eindhoven. In deze aparte NV werd de fabricage van metaaldraadlampen ondergebracht. Binnen enkele jaren produceerde de metaaldraadlampenfabriek een 20.000 lampen per dag. Het Philipsbedrijf ontwikkelde zich nu voluit tot een moderne grootindustrie, gebaseerd op massafabricage. De produktie van de kooldraadlamp nam geleidelijk in betekenis af.

In 1912 werden de verschillende activiteiten samengebracht in de NV Philips' Gloeilampenfabrieken, opgericht op 29 augustus van dat jaar. Gerard en Anton Philips werden beiden directeur van de nieuwe vennootschap. Tien jaar later, met ingang van 1 april 1922, trad Gerard Philips af als directeur en droeg hij de leiding over aan zijn broer Anton, met wie hij 27 jaar had samengewerkt. De NV Philips' Gloeilampenfabrieken telde op dit tijdstip in Nederland 5500 werknemers. De uitbreiding van het bedrijf naar het buitenland, alsmede de fabricage van radiobuizen, nam toen juist een aanvang. Tot juli 1939 bleef Gerard Philips als commissaris aan de onderneming verbonden.

Gerard Philips was niet alleen initiatiefnemer, maar ook de uitvoerder van het plan voor een gloeilampenfabriek. Hij combineerde in de beginjaren de bezigheden van ondernemer-fabrikant met het werk van bedrijfsleider en constructeur. Ook in latere tijd, bij een voortschrijdende bedrijfsorganisatie, behield dit laatste zijn belangstelling en bleef zijn arbeidsterrein nauw met de produktie verbonden. In vakkringen der internationale gloeilampenindustrie wordt dan ook vooral gewezen op de verdienste van Gerard Philips voor de ontwikkeling van de fabricagetechniek. Noemde Anton zich bij voorkeur koopman, ook toen hij later directeur was. Gerard zag zichzelf als fabrikant, wiens taak het was in de eerste plaats een kwaliteitsprodukt voort te brengen. Wanneer de kwaliteit er is, zo stelde Gerard Philips, komt de kwantiteit vanzelf. Hij kan worden gezien als een typische vertegenwoordiger van de generatie van Nederlandse ingenieurs, die als eersten hun arbeidsveld zochten, niet in dienst van de overheid of het vervoerswezen, maar bij de industrie.

Gerard Philips heeft ingezien dat een rationele ontwikkeling der techniek alleen dan mogelijk is wanneer zij wordt voorafgegaan door wetenschappelijk onderzoek. Hoe uitgebreider de kennis van de produkten die men maakt, zowel van de omstandigheden waaronder zij ontstaan als van de verschijnselen die daarop betrekking hebben, des te groter is de zekerheid te eniger tijd verbeteringen in de ontwikkeling van het produkt te kunnen aanbrengen. Deze opvattingen kregen te Eindhoven gestalte in de oprichting van een chemisch laboratorium (1908), de eigen machinefabriek (1909), het Natuurkundig Laboratorium (1914) en de glasfabriek (1916). Uiteraard delegeerde Gerard Philips de verantwoordelijkheid voor deze nieuwe bedrijfsonderdelen, zijn persoonlijke belangstelling betekende echter een grote stuwkracht. Zijn eigenschappen van een hard en nauwgezet werker, maar vooral die van een systematisch onderzoeker, stonden velen ten voorbeeld. In 1920 ondernam hij met enige van zijn naaste medewerkers een studiereis naar de Verenigde Staten. Hierna wijdde hij zich nog intensief aan de uitbreiding en nieuwbouw van het Natuurkundig Laboratorium in 1921.

Naast zijn functie van directeur vervulde Gerard Philips enige commissariaten, waaronder die van de NV Hollandsche Draad- en Kabelfabriek te Amsterdam, The Virtrite Works te Middelburg en de Edison-Swan Electric Company, Ltd. te Londen. Van 1903 tot 1913 was hij lid van de Delegationsrat der Verkaufsstelle Vereinigter Glühlampenfabriken te Berlijn. Voorts was hij medeoprichter van de Vereeniging Eindhoven Vooruit, gesticht in 1898 door vooruitstrevende liberalen. De vereniging zette zich in voor verbeteringen op het gebied van de volkshuisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en ontspanning. Binnen de eigen onderneming genoten deze aspecten van sociale zorg eveneens de bijzondere belangstelling van Gerard Philips, tot uitdrukking komend in de woningbouw door de onderneming, het ziekenfonds en het bedrijfsonderwijs. Aanvankelijk leidde hij zijn medewerkers zelf op. Hij trok er tijd voor uit om les te geven in de elementaire vakken, maar ook in wis-, schei- en natuurkunde. Het nog jonge personeel werkte toen in de avonduren aan de opgaven die 'mijnheer Gerard' had meegegeven. In 1916 stichtten Gerard en zijn echtgenote het Philips-van der Willigen Fonds ten behoeve van het onderwijs van kinderen van personeelsleden. Ook in latere jaren deden zij royale schenkingen aan dit fonds. Voor tal van andere doelstellingen, van plaatselijk en wijder belang, zoals een eigen gebouw voor het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te Den Haag en de restauratie van de kerk te Zaltbommel, toonde Gerard Philips zich tot belangrijke ondersteuning bereid.

Op 8 januari 1917 verleende de senaat der Technische Hoogeschool te Delft hem bij monde van de promotor W. Reinders het doctoraat honoris causa in de technische wetenschappen. Na zijn aftreden als directeur der NV Philips' Gloeilampenfabrieken vestigde Gerard Philips zich te Parijs, enige jaren later te Cannes. Van zijn vele reizen en buitenlands verblijf keerde hij in juli 1931 naar Nederland terug. Tot aan zijn overlijden woonde hij in Den Haag, Van Hogenhoucklaan 60. Hij vermaakte aan het Haags Gemeentemuseum zijn gevarieerde verzameling van schilderijen van laat-negentiende-eeuwse meesters.

Gedurende heel zijn leven heeft Gerard Philips vermeden zich op de voorgrond te plaatsen. Eerder gold voor hem het tegendeel. Noch in biografisch noch in archivalisch opzicht is door hem enige collectie nagelaten. Hij was niet bij een kerkgenootschap aangesloten.

L: W. Reinders, met toespraak bij promotie Philips, in De Ingenieur 32 (1917) 42-44; 'Dr.ir. G.L.F. Philips... tachtig jaar', in In en om Philips, nov. 1938; N.A. Halbertsma, Levensschets Dr.Ir. G.L.F. Philips [Eindhoven, 1942]. Aanwezig bibliotheek Philips in Eindhoven; J.C. Lokker, 'Dr.ir. G.L.F. Philips 9 oktober 1858-26 januari 1942', in De Ingenieur 70 (1958) A509-511; A. Heerding, Geschiedenis van de N.V. Philips' gloeilampenfabrieken ('s-Gravenhage, 1980-1986. 2 dl.) passim.

I: A. Heerding, Geschiedenis van de N.V. Philips' gloeilampenfabrieken. ('s-Gravenhage, 1980, Deel 1) 76 [Foto: Archief N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken, Eindhoven].

A. Heerding †


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013