Velde, Catharina Jacoba van (1903-1985)

 
English | Nederlands

VELDE, Catharina Jacoba van (1903-1985)

Velde, Catharina Jacoba van (Jacoba), schrijfster en vertaalster ('s-Gravenhage 10-5-1903 - Amsterdam 7-9-1985). Dochter van Willem van Velde, arbeider, en Hendrika Catharina van der Voorst. Gehuwd op 10-9-1924 met Salomon Polak (bekend onder de naam Harry Polah), violist. Na echtscheiding (31-12-1931) gehuwd op 31-3-1937 met Arnold (Bob) Clerx, toneelspeler, later schrijver. Uit beide huwelijken werden geen kinderen geboren.

Opgroeiend in een gezin waarvan de vader, zwervend door Europa, meestal afwezig was en de moeder als wasvrouw aan de kost moest zien te komen, heeft Jacoba van Velde vrijwel geen opleidingen gevolgd. Slechts tot haar tiende jaar is zij op school geweest. Het gezin waartoe zij, haar oudere zuster Cornelia en twee oudere broers Bram en Geer, later in Frankrijk als schilders bekend geworden, behoorden, is de leerschool geweest van deze intelligente vrouw, die zich met opvallend gemak in korte tijd vreemde talen eigen maakte en zich overal wonderlijk vlot aanpaste. Als jong meisje volgde zij danslessen en trad zij met een vriendin op in een cabaretnummer. Vanaf haar zestiende is zij enkele jaren verbonden geweest aan het gezelschap dat later officieel de Bouwmeesterrevue zou gaan heten, eerst als figurante, daarna in het dansensemble. In deze kringen leerde zij Harry Polah, haar eerste man, kennen. Met hem vertrok ze naar Berlijn, waar zij beiden optraden in cafés en restaurants, zij als danseres, hij als violist. Met haar danspartner vertrok ze echter halverwege de jaren twintig naar Parijs, waar inmiddels haar broers woonden. Het dansen gaf zij vrij spoedig op. In de jaren dertig woonde zij enige tijd op Mallorca, dan weer in Rousillon, in Cagnes-sur-Mer, in Aveyron. In 1937 volgde haar tweede huwelijk. Haar leven vóór de Tweede Wereldoorlog blijft echter grotendeels in nevelen gehuld; er bestaan allerlei geromantiseerde en gedramatiseerde verhalen over, een mythevorming waaraan niet in de laatste plaats zijzelf, o.a. in interviews, meegewerkt heeft. Pas na de oorlog is haar spoor precies te volgen, pas toen ook begon zij te schrijven (zich aanvankelijk nog Tonny Clerx noemend).

In november 1947 verscheen in Les lettres françaises het korte verhaal 'Evasion', haar eerste publikatie. In diezelfde maand liet zij Samuel Beckett, die zij via haar broers had leren kennen, weten, in verband met haar eigen schrijverschap, niet langer als zijn literair agente te kunnen optreden, een functie die zij t.a.v. zijn Frans werk vanaf eind 1946 vervulde. Het duurt echter tot 1953 voor zij opnieuw eigen werk publiceert, nu in het Nederlands de korte roman De grote zaal, het boek waaraan zij haar bekendheid grotendeels te danken heeft. Het is het verhaal van een bejaarde vrouw wier gezondheid haar niet langer toestaat alleen te blijven wonen. Zij komt terecht in een tehuis voor oude vrouwen en belandt uiteindelijk op 'de grote zaal', het domein der stervenden. Vervlochten in dit trieste relaas van eenzaamheid en doodsangst, zit het verhaal van de van haar moeder vervreemde dochter Helena, die, op en neer reizend naar Parijs, waar zij haar verplichtingen heeft, haar moeder niet echt kan bijstaan. Doordat de lezer de gedachten van de oude en zelfs van de stervende vrouw in de ik-vorm leest, heeft het boekje iets heel directs; anderzijds zit er iets ongerijmds in dit perspectief, waar de ratio zich tegen verzet. De grote zaal werd door gerenommeerde recensenten juichend ontvangen en sprak, wegens de herkenbaarheid van de problematiek, ook het grote publiek bijzonder aan. En dat niet alleen in Nederland: binnen tien jaar is het vertaald in dertien talen.

Afgezien van enkele korte en zeer korte verhalen is er na dit geweldige succes nog maar één roman van Jacoba van Velde verschenen: Een blad in de wind (1961). In de hoofdpersoon, de jonge vrouw Helena, is ten dele Jacoba te herkennen, ten dele ook de vrouw die zij graag voorgaf te zijn. Misschien is de negatieve kritiek debet aan het feit dat ze daarna nog maar weinig publiceerde. Kees Fens (De Tijd-De Maasbode, 16-12-1961) vindt Een blad in de wind te sentimenteel, een larmoyant verhaal. Beb Vuyk (Vrij Nederland, 16-12-1961) meent dat de memoires der machteloosheid ons niet overtuigen, eerder irriteren. En wellicht raakt Margaretha Ferguson de kern wanneer zij schrijft: 'de lezer krijgt het idee dat Helena een weliswaar aantrekkelijke en vaagvriendelijke vrouw is, maar egocentrisch en narcistisch, vervuld van voortdurend melodramatisch zelfbeklag' (NRC, 6-1-1962). Het verschijnen van haar Verzameld Werk in 1987 bracht haar terug in de belangstelling. De afstand heeft zijn werk gedaan: 25 jaar na het verschijnen van haar tweede roman blijkt dat haar boeken onmiskenbaar passen in het op Franse leest geschoeide, Nederlandse existentialisme van kort na de Tweede Wereldoorlog.

Wie zich verdiept in het leven van Jacoba van Velde komt tot de conclusie dat zij een intelligente vrouw was, volledig autodidact, een vrouw ook die op haar omgeving een innemende indruk maakte; zij schijnt ook vrolijk geweest te zijn, lichamelijk zeer sterk, maar geestelijk soms labiel, onzeker, lijdend onder haar komaf en gebrek aan opleiding, waar ze liefst niet over sprak. Ze was dol op toneel en heeft, in haar onbevangenheid, al vroeg gevoel en oog gehad voor de betekenis van Samuel Beckett voor het Europees toneel. De meeste stukken van Beckett, om te beginnen En attendant Godot (Paris, 1952), heeft zij in 1965 in het Nederlands vertaald, en ze zijn in haar vertaling ook voor het eerst opgevoerd. Ook van Eugène Ionesco, Jean Genet en anderen heeft zij toneelstukken vertaald en in Nederland geïntroduceerd. Van 1965 tot 1971 was zij dramaturge voor het Franse toneel bij toneelgroep Studio, o.l.v. Kees van lersel.

Na de oorlog heeft Jacoba van Velde afwisselend in Parijs en Amsterdam gewoond, in hechte vriendschap met Frits Kuipers, met wie zij in 1963 Becketts roman Molloy (Paris, 1951) vertaalde en aan wie zij De grote zaal opdroeg. In een verpleegtehuis in Amsterdam zou zij ten slotte doormaken wat ze zo treffend beschreven had in De grote zaal : aftakeling, eenzaamheid en doodsangst. Behalve in dit boekje ligt haar betekenis vooral in de bekendheid die zij gegeven heeft aan het Franse toneel van na de Tweede Wereldoorlog. Hoewel zij wars was van publiciteit rond haar persoon, kon zij het gebrek aan officiële erkenning, in de vorm van een literaire prijs, maar moeilijk verkroppen.

A: Brieven van en aan haar en enige andere documenten zijn aanwezig in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag. Haar briefwisseling met Samuel Beckett is in het dossier Beckett (ontoegankelijk) in de Bibliothèque Nationale in Parijs. Haar correspondentie met de toneelgroep Studio en andere groepen is in het Nederlands Theater Instituut in Amsterdam.

P: Verzameld werk (Amsterdam, 1987). In de 'Verantwoording' worden ook haar Franse publikaties genoemd.

L: Cassettebandje van het VPRO-radioprogramma Boeken van 28-10-1986, 'Portret van Jacoba van Velde'; 'Nawoord' van A.H. den Boef in bovengenoemd Verzameld werk.

P.E. van der Heijden-Rogier


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013