Noordenbos, Oene (1896-1978)

 
English | Nederlands

NOORDENBOS, Oene (1896-1978)

Noordenbos, Oene, historicus en publicist (Bozum (F.) 5-7-1896 - Amersfoort 24-6-1978). Zoon van Klaas Noordenbos, onderwijzer, en Sijtske Wagenaar. Gehuwd op 26-10-1922 met Geertruida Johanna de Klerk (1901-1988). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 3 dochters geboren. afbeelding van Noordenbos, Oene

Oene Noordenbos werd geboren op het Friese platteland, in een dorpje tussen Sneek en Leeuwarden. In de provinciehoofdstad bezocht hij eerst de HBS en vervolgens het gymnasium. Na in 1917 het eindexamen te hebben behaald, ging hij, onder invloed van enkele Friese 'rode dominees', in Leiden theologie studeren. Zowel zijn gymnasiumopleiding als zijn universitaire studie werd bekostigd door een toelage uit het zogeheten Klaas Tiglerleen, een studiefonds gevormd uit de nalatenschap van de Friese predikant Klaas Tigler ten behoeve van diens erfgenamen en hun nakomelingen. In Leiden bleef Noordenbos een eenling. De luidruchtige gezelligheid van het studentenleven trok hem niet. Zijn lidmaatschap van het theologisch dispuut 'Quisque Suis Viribus' zegde hij in 1920 op, vermoedelijk omdat hij reeds als student van het christelijke geloof was vervreemd. Niettemin zette Noordenbos de theologiestudie voort. In 1921 legde hij het kerkelijk examen af, om vervolgens te worden toegelaten tot de evangeliebediening.

Noordenbos was het geloof toen echter al zover ontgroeid dat hij geen predikant wilde worden. Om in zijn onderhoud te voorzien, werd hij - pas getrouwd - in 1922 assistent bij de Rotterdamse Gemeentebibliotheek. Als een 'aan geen kerkgenootschap gebonden, niet theologiseerend theoloog', zoals hij zichzelf in deze jaren omschreef (Trapman, 198), werkte hij intussen aan zijn proefschrift. De voorbereiding daarvan verliep evenwel traag, mede door het overlijden van de hoogleraren K.H. Roessingh en H.T. de Graaf, respectievelijk in 1925 en in 1930. Op 27 mei 1931 promoveerde Noordenbos aan de Leidse universiteit tot doctor in theologie, waarbij prof. A. Eekhof ambtshalve als promotor optrad. In zijn proefschrift, Het atheisme in Nederland in de negentiende eeuw. Een kritisch overzicht , gaat hij uitvoerig in op de geschiedenis van het tijdschrift De Dageraad en van de gelijknamige vereniging. Hij schenkt aandacht aan Johannes van Vloten en Multatuli als vrijdenkers en tekent de 'moderne' theologen Allard Pierson en Conrad Busken Huet in hun verhouding tot het ongeloof.

Vermoedelijk had Noordenbos al in Leiden kennis gemaakt met de historicus Jan Romein. Het werd een belangrijk contact, want in de loop van zijn leven zou hij aan verschillende van diens projecten medewerking verlenen. Zo nam Noordenbos, kenner van de geschiedenis van geestelijke stromingen, in 1934 op verzoek van het echtpaar Romein de hoofdstukken over 'De Verlichting' en over 'Romantiek en Reveil' voor zijn rekening van hun overzichtswerk De lage landen bij de zee . Voor het, mede door Romein geëntameerde Comité van Waakzaamheid van Anti-nationaalsocialistische Intellectuelen schreef hij in 1937 een brochure Religie en Nationaalsocialisme . Deze beweging wordt hierin door hem gekenschetst als een fanatieke pseudoreligie, die aan de 'Jood-Bolsjewiek' de rol van duivel had toebedeeld.

Inmiddels was Noordenbos nog steeds werkzaam - sinds 1 juni 1935 als conservator - bij de Rotterdamse Gemeentebibliotheek. Tijdens de Duitse bezetting kwam er aan dit twintigjarig dienstverband een einde, want per 1 november 1943 werd hij bij besluit van de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz ontslagen. Dank zij Romein kreeg hij echter al na twee maanden een nieuwe betrekking. Op 1 januari 1944 werd hij namelijk redactiesecretaris van de Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopaedie (ENSIE), waarvan, onder supervisie van H.J. Pos, J.M. Romein en H.A. Kramers, tussen 1946 en 1952 tien delen verschenen (met supplementen in 1959 en 1960). Onmiddellijk na de bevrijding werd Noordenbos in zijn Rotterdamse functie hersteld, waarbij hem tegelijkertijd voor een jaar onbezoldigd verlof werd toegestaan. Op 7 mei 1946 werd hij op eigen verzoek eervol ontslagen.

Noordenbos woonde toen al niet meer in Rotterdam. In juni 1945 had hij zich te Amsterdam gevestigd, waar hij tot zijn vertrek naar Amersfoort, in 1972, met slechts een korte onderbreking, zou blijven wonen. In Amsterdam was hij onder meer van 1947 tot 1951 voorzitter van de plaatselijke afdeling van het Humanistisch Verbond. Verder bekleedde hij van 1954 tot 1957 het voorzitterschap van de vrijdenkersvereniging 'De Dageraad'. Samen met Romein en de Amsterdamse hoogleraar Nederlandse letterkunde N.A. Donkersloot richtte hij in 1946 het maandblad voor cultuur en politiek De Nieuwe Stem op. Zolang dit humanistisch en socialistisch georiënteerde tijdschrift verscheen - dat wil zeggen tot 1967 - maakte Noordenbos deel uit van de redactie; van 1953 tot 1958 trad hij op als redactiesecretaris.

Binnen deze links-progressieve kring behoorde Noordenbos tot de aanhangers van de beweging 'De Derde Weg'. Deze streefde ernaar Europa een pacifistisch-bemiddelende rol toe te bedelen tegenover de in de Koude Oorlog verscherpte tegenstellingen tussen de Sovjetunie en de Verenigde Staten. Het oprichtingsmanifest van 'De Derde Weg' werd in 1952 in De Nieuwe Stem gepubliceerd. Noordenbos behoorde voorts tot de 'politiek daklozen' die hebben geprobeerd een pacifistische geestverwant een verkiesbare plaats te bezorgen op de kandidatenlijst van de Partij van de Arbeid voor de Tweede-Kamerverkiezingen. Toen dit streven mislukte, nam Noordenbos in januari 1957 deel aan de oprichting van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). Tien jaar lang, van 1958 tot 1968, had hij voor deze partij zitting in de Provinciale Staten van Noord-Holland, van 1962 tot 1968 als fractievoorzitter. Als Statenlid stond hij onder meer op de bres voor milieuzaken en ijverde hij met succes voor de afschaffing van het ambtsgebed. Begin juni 1962 kwam hij bovendien tussentijds voor de PSP in de Tweede Kamer; wegens zijn leeftijd stelde hij zich bij de verkiezingen in 1963 niet herkiesbaar.

In de jaren vijftig trad Noordenbos op de voorgrond als strijdbaar voorvechter van het moderne humanisme, dat zijns inziens na de Tweede Wereldoorlog als wereld- en levensbeschouwing van het onkerkelijke deel van de bevolking een 'onmisbaarheid' was gebleken. Zijn overtuiging droeg hij niet alleen uit in geschrifte, maar ook door middel van voordrachten, zoals de 'humanistische radiolezingen' die op zondagochtend door de VARA werden uitgezonden. Overigens beklemtoonde Noordenbos altijd de onvergelijkelijk grote betekenis van het christendom voor de ontwikkeling van de westerse cultuur. In zijn publikaties - bijvoorbeeld In het voetspoor van Erasmus uit 1941 en Plan en gericht. Augustinus uit 1952 - deed hij volledig recht aan het religieuze aspect.

Graag trad Noordenbos in discussie met protestanten en Rooms-katholieken. In 1954 publiceerde hij samen met E. Brongersma Rooms gevaar of katholiek recht? - met een 'kort vervolg' in De Nieuwe Stem (9 (1954) 343-351) -, een discussie in briefvorm tussen een humanist en een Rooms-katholiek over onder meer de politieke invloed van de katholieke kerk, tolerantie en de vrijheid van onderzoek. De invloed die de kerk van Rome op het politieke, maatschappelijke en persoonlijke leven trachtte uit te oefenen, zag Noordenbos als een gevaar voor de mondigheid van de mens. De Duitse protestantse theoloog Dietrich Bonhoeffer respecteerde hij niet alleen om zijn verzet tegen het nazisme, maar ook omdat hij de secularisatie van de moderne wereld serieus nam.

De radicaal-socialistische instelling van Noordenbos werd door velen binnen het Humanistisch Verbond niet gedeeld. Als pacifist was hij geen voorstander van absolute geweldloosheid, getuige de discussie die hij op 14 april 1960 opende in het PSP-orgaan Bevrijding - waarvan hij van 1959 tot 1963 redactielid was - naar aanleiding van het op bloedige wijze beëindigen van een demonstratie door de Zuidafrikaanse politie in het plaatsje Sharpeville bij Johannesburg. Naar zijn mening kon men geweld waartoe onderdrukten 'in wanhoop en verontwaardiging' ten slotte hun toevlucht namen, niet veroordelen.

Een groot deel van de werkzaamheden van Noordenbos speelde zich af in de schaduw en was van redactionele aard. Zo was hij niet alleen redacteur van de ENSIE en De Nieuwe Stem , maar ook van een serie korte monografieën als 'Gastmaal der eeuwen. Taferelen uit de cultuurgeschiedenis van Europa' (1949-1953). Hij redigeerde verschillende bundels, waaronder het liber amicorum Weerklank op het werk van Jan Romein , dat in 1953 werd aangeboden. Onder Noordenbos' leiding kwam tussen 1954 en 1958 ook de Nederlandse bewerking tot stand van Alexander Randa's Handbuch der Weltgeschichte , dat onder de titel Geschiedenis der mensheid in vijf delen tussen 1956 en 1962 verscheen. Het merendeel van deze opdrachten, die hem nooit meer dan een bescheiden inkomen opleverden, had Noordenbos te danken aan Romein.

Als erudiet en vruchtbaar publicist - 'homo scribens' noemde hij zichzelf - en strijdbaar polemist was Noordenbos een vooraanstaand vertegenwoordiger van het moderne, sociaal georiënteerde humanisme in het naoorlogse Nederland. Zijn belangstelling richtte zich zowel op geestelijke stromingen en hun historische ontwikkeling als op actuele politieke vraagstukken. Andersdenkenden op levensbeschouwelijk of politiek terrein bejegende hij steeds met respect. Wie hem kenden, omschreven zijn optreden als vriendelijk en bescheiden. P. Spigt karakteriseerde Noordenbos als 'het type van de bedachtzame, propere, wat onhandige intellectueel, niet vlot maar degelijk, buitengewoon toegewijd aan wat hij voorstond'.

A: Brieven van Noordenbos aan Romein in het archief-J.M. Romein in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

P: Behalve de in de tekst genoemde publikaties, alsmede artikelen en recensies in o.a. De Bazuin , Bevrijding , De Gids , Nieuwe Rotterdamsche Courant , De Nieuwe Stem , Radikaal , Rekenschap en De Stem : Brieven van Abélard en Heloïze . Uit het Latijn overgebracht door O. Noordenbos en T. Noordenbos-de Klerk (Rotterdam, 1929); Erasmus in den spiegel van zijn brieven. Een keuze uit de brieven van Erasmus . Vert. en toegel. door O. Noordenbos en Truus van Leeuwen, (Rotterdam, 1936). Een 2e, uitgebr. dr. met aanvullingen van O. Noordenbos verscheen onder de titel Brieven van Erasmus (Utrecht [etc.], 1960); 'De Kroniek van P.L. Tak 1895-1907', in De Gids (1944/1945) I, 53-68, 105-118, II, 3-13; 'De Dageraad honderd jaar', in Bevrijdend denken. Gedenkbundel ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Vrijdenkersvereniging De Dageraad (Amsterdam [etc.], 1956) 45-68; 'Rationalisme en Romantiek in de Noordelijke Nederlanden', in Algemene Geschiedenis der Nederlanden VIII (Utrecht [etc.], 1955) 58-79; 'De crisis der Verlichting', ibidem IX (Utrecht [etc.], 1956) 394-417; 'Romantische nabloei en Modernisme in Nederland ca. 1840 - ca. 1885', ibidem X (Utrecht [etc.], 1955) 371-392.

L: Henk de Nie, in Bevrijding , 26-8-1978; P. Spigt, in Rekenschap 25 (1978) 3 (sept.) 145-146; Paul Denekamp [e.a.], Ontwapenend. Geschiedenis van 25 jaar PSP (Amsterdam, 1982) 72-73; J. Trapman, 'Oene Noordenbos (1896-1978). Theoloog en vrijdenker', in Quisque Suis Viribus, 1841-1991. 150 jaar theologie in dertien portretten . Onder red. van R.B. ter Haar Romeny en Joh. Tromp (Leiden, 1991) 193-212; Paul Denekamp en Peter Zwart, 'Oene Noordenbos, meer een mondiale visie', in idem, Een nette rebellenklub. PSP-statenfraktie in Noord-Holland 1958-1991 (Huizen, 1992) 14-20.

I: Quisque suis veribus 1841-1991. 150 jaar theologie in dertien portretten. Onder red. van R.B. ter Haar Romeny en Joh. Tromp (Leiden 1991) 192.

J. Trapman


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 4 (Den Haag 1994)
Laatst gewijzigd op 08-08-2017