Abma, Hette Gerrit (1917-1992)

 
English | Nederlands

ABMA, Hette Gerrit (1917-1992)

Abma, Hette Gerrit, Nederlands-hervormd predikant en politicus (Wouterswoude (Fr.) 23-1-1917 - Putten (Gld.) 2-1-1992). Zoon van Gerrit Abma, hoofdonderwijzer, en Annigje Kool. Gehuwd op 21-8-1941 met Johanna Hendrina Leenmans (geb. 1918). Uit dit huwelijk werden, behalve 1 zoon die jong overleed, 2 zoons en 1 dochter geboren.

afbeelding van Abma, Hette GerritHette Abma's wieg stond in een hervormd onderwijzersgezin in de Friese Wouden, waar hij de middelste was van drie kinderen. Aangezien de vader zijn onderwijzersbaan niet tot het 'heitelân' beperkte, bracht Hette zijn jeugd op verschillende plaatsen in het land door. Zo zat Hette op de lagere school in Polsbroek in de Lopikerwaard en bezocht hij vanuit Ede het Christelijk Lyceum in Arnhem, waar hij in 1937 het einddiploma behaalde. Omdat hij al van jongs af predikant wilde worden, ging hij aan de Rijksuniversiteit te Utrecht theologie studeren. Na in november 1940 het kerkelijk kandidaatsexamen te hebben afgelegd, werd Abma in het daaropvolgende jaar tot de evangeliebediening in de Nederlandsche Hervormde Kerk toegelaten.

In Ede leerde Abma zijn echtgenote kennen, die in Arnhem een opleiding tot onderwijzeres voltooide. Haar vader, de hervormde predikant H.A. Leenmans, was van 1930 tot 1940 lid van het hoofdbestuur van de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). Op 31 augustus 1941, tien dagen na zijn huwelijksdag, werd Abma door zijn schoonvader bevestigd als predikant van de hervormde gemeente te Driesum, vlakbij zijn geboortedorp. Drie jaar later verruilde hij Friesland voor IJsselstein. Van 1948 tot 1955 was hij predikant in Rotterdam-Delfshaven.

In de eerste jaren na de bevrijding begon Abma zich politiek te manifesteren. Ofschoon hij het tijdens de Duitse bezetting in SGP-kring dikwijls gehuldigde standpunt van een direct verband tussen de verschrikkingen van het nazisme en de tuchtigende hand Gods niet had gedeeld, hield hij vanaf 1948 zogeheten tijdredes op bijeenkomsten van de SGP. Daar hij zelf afkomstig was uit een christelijk-historisch milieu, zal de keuze voor die partij mede zijn ingegeven door de invloed van de familie van zijn vrouw. Zijn schoonvader was daarnaast nauw bevriend met dominee P. Zandt, de naoorlogse voorzitter van de SGP.

Toen Abma van 1955 tot en met 1959 predikant te Monster was, leerde hij de in het naburige Delft woonachtige Zandt ook persoonlijk kennen. Beiden behoorden tot de behoudende rechtervleugel binnen de hervormde kerk, en het wekt dan ook geen verbazing dat Abma in 1956, op voordracht van Zandt, in het hoofdbestuur van de SGP werd gekozen. Toen laatstgenoemde in 1961 overleed, volgde Abma hem op als partijvoorzitter.

In 1963 werd Abma, inmiddels sinds 1959 predikant te Putten op de Veluwe, op een verkiesbare plaats van de kandidatenlijst van zijn partij voor de Tweede-Kamerverkiezingen van dat jaar gezet, naar eigen zeggen 'noodgedwongen en vol onderzoekingen des harten' (Valkenburg). Zijn Kamerlidmaatschap, vanaf 31 juli 1963, bracht hem overigens in een lastig parket, omdat hij nu zijn pastorale werk in Putten moest beëindigen, maar zijn predikantschap niet volledig wilde opgeven. Pas na jarenlang juridisch touwtrekken werden hem de rechten van een emeritus-predikant verleend, waardoor hij in kerkdiensten kon blijven voorgaan, wat hij inderdaad tot aan zijn overlijden in Putten en omstreken zou doen.

Abma's start in de uit drie personen bestaande SGP-kamerfractie was bepaald niet eenvoudig. De toen zeventigjarige fractieleider C.N. van Dis was vergroeid met de routine van een langdurig Kamerlidmaatschap en had moeite taken uit handen te geven, terwijl het tweede fractielid, de oud-gereformeerde predikant M.A. Mieras, slechts opviel door absenteïsme. Zodoende moest het kersverse Kamerlid zich grotendeels zelf inwerken. Toen Van Dis in 1971 de Kamer verliet, had Abma zich inmiddels zoveel gezag verworven dat het fractieleiderschap als vanzelfsprekend in zijn handen overging. Hij zou deze functie tot zijn vertrek uit de Tweede Kamer, op 9 juni 1981, bekleden.

Als partijvoorzitter handelde Abma vanuit dezelfde streng-calvinistische principes als zijn voorgangers G.H. Kersten en Zandt hadden gedaan, maar in de uitwerking ervan verschilde hij op wezenlijke punten van hen. Waar Kersten en Zandt een meer getuigende rol hadden vervuld, wenste Abma de beginselen van zijn partij toe te passen 'naast, in het midden van en tussen degenen, die door de kritiek van het Woord van God worden bestreken' (Verslag der handelingen van de Tweede Kamer , 10-10-1972, p. 222). Een sterk veranderende samenleving vereiste in zijn ogen eigentijdse en passende antwoorden, zonder dat daarbij de uitgangspunten van de partij geweld zouden worden aangedaan. Abma's uitspraak: 'Kan het niet nodig zijn te veranderen om gelijk te blijven?' (Janse, 274) getuigt daarom van een minder star vasthouden aan de klassieke opvattingen, die de SGP enigszins in een isolement hadden doen belanden. Ook artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis werd door Abma ruimer dan zijn voorgangers ingevuld. Waar de laatsten steeds de exclusiviteit van het gereformeerd theocratisch denken met betrekking tot de rol van de overheid als dienaresse Gods beklemtoonden, hanteerde Abma het in algemenere zin geformuleerde begrip van de 'Wet Gods' als leidraad voor overheid en maatschappij.

Dit standpunt maakte zijn partijvoorzitterschap niet onomstreden. Daarbij kwam dan nog dat Abma - in gesproken en geschreven woord een fijnzinnig stilist met een subtiel gevoel voor humor - zich van een woordkeus bediende die voor een predikant in SGP-kring ongebruikelijk speels was. Zo schreef hij als hoofdredacteur van het partijorgaan De Banier tussen 1968 en 1985 commentaren onder frivole titels als 'Hollandse Hollanditis' en 'Soep van spliterwten'. Het uitblijven van een veroordeling door het hoofdbestuur van de andere koers, die na 1967 in een aantal jongerenkringen verscheidene keren werd bepleit, rekenden veel behoudende partijleden Abma zwaar aan. De 'bezwaarden', die zich in 1977 in een Landelijke Stichting tot Handhaving van de Staatkundig Gereformeerde Beginselen verenigden, vormden evenwel een minderheid: het grootste deel van de partij schaarde zich achter zijn voorzitter.

In de Tweede Kamer voerde Abma vooral het woord bij de beraadslagingen over justitie, binnenlandse zaken en volksgezondheid. Ofschoon hij vaak een minderheidsstandpunt innam, werd goed naar hem geluisterd, speciaal wanneer hij - zacht, soms haperend sprekend, met een nooit helemaal verdwenen licht-Friese tongval, de blik steevast schuin omhooggericht en de hand op de rechter revers van colbert of vest - op de ethische kanten van een onderwerp inging.

In spraakmakende debatten - zoals die over de voorgestelde vrijlating van de drie in Breda gedetineerde Duitse oorlogsmisdadigers in februari 1972 of in dat over het oorlogsverleden van W. Aantjes, de fractieleider van het Christen-Democratisch Appèl, in november 1978 - oogstte Abma ook bij politieke opponenten veel waardering vanwege het pastorale karakter van zijn bijdragen. Zwangerschapsafbreking om andere dan medische redenen wees hij, onder verwijzing naar de bijbel, af. Toen het eerste kabinet-Van Agt (1977-1981) in 1979 in een wetsontwerp een verruiming van de bestaande abortuspraktijk voorstelde, kwam Abma samen met zijn collega A.J. Verbrugh van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) terzelfder tijd met een initiatiefwetsontwerp, waarvan de titel, Levensbescherming menselijke vrucht , reeds duidelijk maakte welke opvattingen de indieners huldigden. Het voorstel van SGP en GPV werd overigens in december 1980 met ruime meerderheid verworpen en dat van het kabinet met nipt verschil aangenomen.

In 1981 stelde Abma zich vanwege zijn leeftijd niet meer beschikbaar voor een nieuwe termijn, en op 9 juni van dat jaar verliet hij de Tweede Kamer. Wel maakte hij nog de stap naar de overzijde van het Binnenhof: van 10 juni 1981 tot 27 mei 1986 zou hij de SGP in de Eerste Kamer vertegenwoordigen.

Als partijvoorzitter trad Abma - na die functie bijna 25 jaar te hebben uitgeoefend - in 1985 terug, omdat hij het met de overige leden van het hoofdbestuur niet eens kon worden over de persoon van de lijsttrekker voor de Kamerverkiezingen van 1986. Ten gevolge van dit twistpunt legde Abma ook het hoofdredacteurschap van De Banier neer, terwijl hij een jaar later tevens bedankte als voorzitter van het wetenschappelijk instituut van de SGP.

In het verlengde van deze strubbelingen - die veel met de onderscheiden groepen binnen de SGP te maken hadden - moet ook de 'kwestie Putten' worden gezien. Sinds 1982 combineerde Abma het lidmaatschap van de Eerste Kamer met dat van de Putter gemeenteraad. Na enige tijd traden er spanningen tussen hem en de plaatselijke SGP-kiesvereniging aan het licht, die onder meer betrekking hadden op de door Abma bepleite samenwerking met de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). Deze spanningen deden Abma en zijn medestanders eind 1985 besluiten een eigen politieke groepering te vormen: Gereformeerde Gezindte Putten (GGP). Gedurende een jaar leidde Abma vervolgens - feitelijk als 'SGP-dissident' - de gecombineerde raadsfractie van GGP en RPF. Hoewel nooit uitgevoerd, is een royement van de voormalige voorzitter in het hoofdbestuur van de SGP wel ter sprake gekomen.

Op het eerste gezicht beantwoordde 'de dominee' - zoals men in politiek Den Haag gewoon was over Abma te spreken - geheel aan het karikaturale beeld van de SGP'er: gekleed in driedelig donker kostuum, dikwijls de tale Kanaäns gebruikend en ten aanzien van juridische en ethische vraagstukken een behoudend standpunt vertegenwoordigend. Anderzijds nam hij soms van de officiële partijlijn afwijkende standpunten in. Daarnaast was hij, meer dan anderen in zijn partij, verdraagzaam ten opzichte van andersdenkenden. Abma was niet voorschrijvend, maar 'voor-levend', strijdbaar, maar niet dogmatisch. Dat sommigen uit eigen kring hem gebrek aan ware bevindelijkheid verweten en een antithetische opstelling bij hem misten, deed hem pijn. Het mag als Abma's grote verdienste gelden dat hij zijn geloofsovertuiging steeds in praktische politiek probeerde om te zetten.

A: Particulier archief-H.G. Abma in familiebezit.

P: Behalve bijdragen in het SGP-blad De Banier en Zicht. Studieblad voor Gereformeerd Zicht op Politiek en Maatschappij o.a.: Macht van God en macht van de draak (Veenendaal 1968); Eenheid in verscheidenheid (Benthuizen z.j.); Een bestemde tijd ('s-Gravenhage 1972); Obediëren (gehoorzamen) in gerechtigheid ('s-Gravenhage 1977); Tien woorden ethiek (Kampen z.j.). Een overzicht van de inhoud van Abma's partijredes in de onder L genoemde publicatie van Holdijk, 72-143.

L: Behalve necrologieën in o.a. de Volkskrant , 3-1-1992, Trouw , 3-1-1992, De Banier , 9-1-1992 en 6-2-1992, Zicht 18 (1992) 1-2: interview door Bert van Duyn, in Hervormd Nederland , 8-11-1969; interview door Rik Valkenburg, in Koers. Reformatorisch Opinieblad , 12-9-1970; interview door René de Bok, in Elseviers Magazine , 13-11-1976; interview door Alice Oppenheim, ibidem , 12-1-1980; Dominee in de politiek. Het Tweede-Kamerlidmaatschap van Ds. H.G. Abma, 1963-1981 . Onder red. van G. Holdijk ('s-Gravenhage 1982); A.H.M. Dölle, 'De Staatkundig Gereformeerde Partij', in Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 1981 (Groningen 1982) 158-187; C.S.L. Janse, Bewaar het pand. De spanning tussen assimilatie en persistentie bij de emancipatie van de bevindelijk gereformeerden (Houten 1985); A.A. van der Schans, Kuyper en Kersten. IJveraars voor herkerstening van onze samenleving ('s-Gravenhage [etc.] 1992) 116-124; Jan Zwemer, In conflict met de cultuur. De bevindelijk gereformeerden en de Nederlandse samenleving in het midden van de twintigste eeuw (Kampen 1992); W.Chr. Hovius [e.a.], Van goedertierenheid en trouw. 75 jaar Staatkundig Gereformeerde Partij, 1918-1993 ('s-Gravenhage 1993); M. van Manen, 'Uit de nalatenschap van ds. H.G. Abma', in In het Spoor 18 (1994) 73-75, 102-103; M. de Bruyne, 'De gave van het woord', in Sterkte bij alles! Opstellen voor M. Dankers... Onder red. van J. Kol en H.F. Massink ('s-Gravenhage [etc.] 1995) 37-43.

I: W.Chr. Hovius [e.a.], Van goedertierenheid en trouw ('s-Gravenhage 1993) 52 [Foto: Ned. Dagblad].

W. Slagter


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013