Collem, Simon van (1919-1989)

 
English | Nederlands

COLLEM, Simon van (1919-1989)

Collem, Simon van, journalist en omroepmedewerker (Amsterdam 27-3-1919 - Amsterdam 21-6-1989). Zoon van Salomon van Collem, diamantslijper, en Anna Roselaar. Gehuwd op 12-7-1950 met Angèle Marie Turfkruijer (wijziging geslachtsnaam op 6-11-1978 in Herzet) (geb. 1930), eigenares van een restaurant. Uit dit huwelijk werden 2 zoons geboren.

afbeelding van Collem, Simon vanSimon van Collem groeide, samen met zijn drie jaar jongere zusje, op in een joods sociaal-democratisch gezin in de Amsterdamse Plantagebuurt. Al jong geïnteresseerd in film - vooral de thrillers van Alfred Hitchcock waren favoriet - voelde hij zich aangetrokken tot het regisseursvak. Maar zijn wensdromen werden abrupt verstoord door de plotselinge dood van zijn vader in september 1933. Van Collem kon weliswaar de driejarige HBS afmaken, maar moest daarna zijn moeder helpen de kost te verdienen. Zijn eerste baantjes vond hij bij textielfirma's, waar hij steeds snel om zijn onhandigheid en onoplettendheid werd ontslagen. Door een gelukkig toeval kwam Van Collem omstreeks 1935 als jongste bediende terecht bij een filmverhuurkantoor, zodat hij van zijn hobby zijn beroep kon maken. In deze vooroorlogse jaren kreeg hij ook zijn eerste artikelen over film gepubliceerd.

Aan het begin van de Duitse bezetting werd Van Collem als jood ontslagen bij het filmverhuurkantoor. Hij wist daarop een baan te bemachtigen als regieassistent in de Hollandsche Schouwburg, maar toen dit voor en door joden gedreven theater in maart 1942 door de Duitsers werd gesloten, kwam ook hieraan een einde. Vier maanden later kreeg Van Collem de oproep zich te melden voor transport en dook hij onder op het West-Friese platteland. Hij werkte er met een vals persoonsbewijs als boerenknecht, zonder dat de bezetter hem ontdekte.

Na de bevrijding probeerde Van Collem zijn leven weer op te bouwen, als enig overgeblevene van zijn familie: zijn zusje was al in 1938 overleden, en zijn moeder kwam in 1942 om nabij Auschwitz. Hij trad in dienst bij filmverhuurkantoor 'Nova-Nederland' en trouwde in 1950 met de elf jaar jongere Puck Herzet, de zuster van een van zijn collega's. Ook ging hij verder met het schrijven over film voor allerlei bladen. Naast interviews met internationale sterren bevatten deze artikelen informatie over de beginjaren van de film en bioscoop in Nederland. De laatstgenoemde publicaties trokken de aandacht van B.J. Bertina, de filmredacteur van de Volkskrant , die Van Collem vroeg zijn kennis van de filmgeschiedenis in deze krant naar een breed publiek uit te dragen. Aldus verschenen vanaf 24 december 1954 met wisselende frequentie afleveringen van 'Uit de oude draaidoos', zoals de door hoofdredacteur J.M Lücker bedachte titel van de serie luidde.

Van Collems artikelen in de Volkskrant waren een succes. Voor uitgeverij De Bezige Bij bewerkte hij deze bijdragen later tot een boek, dat in 1959, eveneens onder de titel Uit de oude draaidoos , verscheen. Van Collem schreef daarmee de eerste geschiedenis van de Nederlandse film. Het is een rijk geïllustreerd boek vol anekdotes, roddels en vooral bloemrijk verwoorde sfeerbeschrijvingen, waarvoor hij zich, bij gebrek aan bestaand onderzoek, in belangrijke mate baseerde op eigen interviews met een honderdtal bioscoopexploitanten en filmsterren. Maar omdat Van Collem verzuimde zijn informatie te verifiëren, ondervond het boek later nogal wat kritiek vanwege de onjuistheden die het bevat, kritiek die hij overigens slecht verdroeg.

Van Collems feuilleton in de Volkskrant had nog een ander gevolg, want naar aanleiding hiervan vroeg regisseur Jack Dixon hem voor de VPRO een televisieprogramma over dit onderwerp te maken. Zo vond op 14 februari 1958 de eerste uitzending plaats van wat opnieuw De oude draaidoos ging heten. In maandelijkse, rechtstreekse uitzendingen van een half uur doorliep hij hierin, aan de hand van oude filmfragmenten en interviews, de filmgeschiedenis, aanvankelijk alleen van Nederland, maar later ook die van het buitenland. Van Collem was daarmee de eerste die op de televisie aandacht besteedde aan film, terwijl ook zijn vraaggesprekken met de sterren van het witte doek een primeur betekenden. Het programma genoot een grote populariteit. Van Collem werd voor het kijkerspubliek de filmdeskundige bij uitstek, iemand die - aldus recensent Jan Blokker in 1967 - de suggestie opbouwt 'dat hij er, van de Lumières af, zonder onderbreking met z'n neus bovenop heeft gestaan' (...). 'Wat hij vertelt, hoeft lang niet altijd zo gebeurd te zijn, maar je hebt altijd de indruk dat het zo best had kunnen gebeuren, en soms zelfs, dat het zo eigenlijk had moéten gebeuren'.

De samenstelling en presentatie van De oude draaidoos deed Van Collem naast zijn werkzaamheden als verkoopleider bij 'Nova-Nederland'. Op freelance basis schreef hij ook voor verschillende bladen over film, waaronder het weekblad TeleVizier . In 1964 verhuisde Van Collem met zijn gezin - dat inmiddels twee zoons telde - van Amsterdam naar Zandvoort. In deze plaats dreef zijn vrouw Puck aanvankelijk een antiekwinkeltje, maar in 1971 begon zij hier een geheel in filmsfeer ingerichte bistro, die uiteraard als naam 'De oude draaidoos' kreeg.

Het gelijknamige televisieprogramma was toen al van het scherm verdwenen. De progressieve en maatschappelijk geëngageerde koers die de VPRO aan het einde van de jaren zestig was ingeslagen, maakte dat er voor de bedaagde filmrubriek eigenlijk geen plaats meer was. Anderzijds voelde ook de freelancer Van Collem zich steeds minder thuis bij de VPRO, terwijl ook de gedachte dat men hem daar liever kwijt wilde, hem griefde. Zo kwam er in december 1969, na 119 afleveringen in twaalf jaar, een einde aan het programma.

Omstreeks 1970 verruilde Van Collem zijn baan bij het filmverhuurkantoor voor een vaste betrekking als redacteur van TeleVizier . Daarmee kwam hij in dienst van de AVRO, omdat deze omroepvereniging haar eigen programmablad in 1967 met dit familietijdschrift had laten fuseren. Voor de AVRO-televisie presenteerde hij vanaf september 1970 AVROskoop , wederom een filmrubriek, maar met een geheel andere opzet. Van Collem besteedde hierin niet langer aandacht aan de filmgeschiedenis, maar gaf informatie over de films die op dat moment in de bioscopen draaiden. Al na drie seizoenen, in september 1973, maakte de AVRO-leiding echter een einde aan de rubriek, omdat zij niet in de programmering zou passen. Van Collem bleef zijn journalistieke werk doen voor TeleVizier en benutte verder zijn status als 'Mister Movie' om klanten te trekken naar de bistro van zijn vrouw. Nadat hij twee jaar lang niet op het televisiescherm was verschenen, keerde hij daar begin oktober 1975 terug met een sterk op AVROskoop lijkende filmrubriek. Dit door de TROS uitgezonden programma kreeg als titel Simonskoop .

Voor de AVRO en de TROS maakte Van Collem televisieprogramma's die - overeenkomstig de doelstelling van deze omroepverenigingen - een zo breed mogelijk publiek moesten aanspreken. Het verstrekken van informatie raakte daarbij weldra ondergeschikt aan het brengen van amusement. 'Moeilijke' artistieke of experimentele films buiten beschouwing latend besteedde hij in AVROskoop en Simonskoop vrijwel uitsluitend aandacht aan de grote kassuccessen uit Hollywood. Over deze Amerikaanse publieksfilms vertelde Van Collem bovendien op weinig kritische wijze. Voor het vertonen van fragmenten hieruit was hij immers aangewezen op de medewerking van de productiemaatschappijen, en die waren niet gediend van negatieve publiciteit. Daarnaast speelde ook zijn beperkte taakopvatting als presentator een rol: 'Ik ben nooit een echte filmcriticus geweest. Ik vond het altijd veel leuker om gewoon wat simpele informatie door te geven over films, acteurs, regisseurs, zonder nou direct de ''grote boodschap'' achter de film te analyseren of te willen uitleggen' (Zandscholten).

Vooral in Simonskoop ging het amusementsaspect overheersen. Steeds vaker introduceerde Van Collem de films met eigen stunts en persiflages, die extra komisch waren door zijn volstrekt glamourloze voorkomen en de veelal onbeholpen wijze waarop hij ze uitvoerde. De kleine dikke presentator met het kogelronde en grotendeels kale hoofd, aanvankelijk getooid met een forse donkere bril en vanaf 1973 met een baardje, schrok niet terug voor geënsceneerde valpartijen, vuistgevechten en achtervolgingen of voor een imitatie van de brullende leeuw uit het logo van de MGM-studio. Deze acts streelden Van Collems ijdelheid, evenals de foto's waarop hij zich liet afbeelden naast de grote filmsterren of de kleine rolletjes die hij van regisseur Dick Maas mocht spelen in Flodder (1986) en Amsterdamned (1988).

Zoals voorheen in De oude draaidoos waren ook in AVROskoop en Simonskoop - in een abominabel Engels gevoerde - vraaggesprekken met de sterren van het witte doek Van Collems grootste troef. Als interviewer van filmberoemdheden verwierf hij zich een bijzondere reputatie. Die was in hoofdzaak gebaseerd op zijn vermogen een keur aan coryfeeën voor zijn microfoon en camera te krijgen. Van Collem kon daarbij profiteren van de vele contacten die hij in de loop der jaren in de filmwereld had opgebouwd: 'Saaimun' werd op den duur een begrip in Hollywood. Maar ook zijn schlemielige voorkomen, zijn bewust naïeve gedrag en zijn nimmer diepgravende vragen openden deuren die voor andere journalisten gesloten bleven. Van Collem zocht steeds naar een originele manier om de sterren voor een interview te strikken - bijvoorbeeld met Zeeuwse babbelaars en Deventer koek -, maar ontkende met klem dat hij zich, zoals kwade tongen beweerden, voorstelde als 'the President of Royal Dutch Television'. Over zijn ontmoetingen met de filmgroten schreef Van Collem in 1965 het boekje Sterren kijken . Het kreeg in 1988 een vervolg in De sterren kunnen me nog meer vertellen , met op het omslag een - even karikaturale als symbolische - foto van de corpulente auteur op schoot bij de Amerikaanse filmactrice Shirley MacLaine.

Hoewel Van Collem erin slaagde met zijn enthousiaste presentatie het kijkerspubliek voor zich in te nemen, haalde hij zich tegelijkertijd de spot en hoon van de kritische filmrecensenten op de hals. Zij verweten Van Collem zich tot de marionet van de bioscoopexploitanten te hebben gemaakt en een van de weinige informatieve filmprogramma's op de televisie te hebben gedegradeerd tot een ordinaire 'personality show'. Deze aantijgingen kwetsten hem diep, en enkele rancuneus volgehouden ruzies met zijn criticasters waren hiervan het gevolg.

In 1984 bereikte Van Collem de pensioengerechtigde leeftijd. Er kwam toen een einde aan zijn redacteurschap bij TeleVizier , hoewel hij ook daarna nog, op freelance basis, voor dit blad over film bleef schrijven. Met zijn televisierubriek Simonskoop ging hij evenwel op dezelfde gedreven wijze verder, tot hij er vijf jaar later letterlijk bij neerviel. Tijdens een receptie in de Amsterdamse bioscoop 'Tuschinski', na afloop van de Nederlandse galapremière van de 'James Bond'-film Licence to kill , overleed Van Collem aan een hartaanval.

Gedurende bijna dertig jaar was Simon van Collem de verpersoonlijking van de film op de Nederlandse televisie. Zijn optreden was overigens niet vrij van ironie, want in feite waren het de thuisblijvers aan wie hij vertelde wat er in de bioscoop te zien was: 'tv-kijkers zijn geen filmkijkers', constateerde hij berustend. Niettemin wist Van Collem decennialang bij een breed publiek belangstelling te wekken voor film, het filmbedrijf en de filmsterren. Door de populariserende benadering waarvan hij zich in zijn televisieprogramma's welbewust bediende, moest Van Collem noodgedwongen een deel van zichzelf verloochenen, aangezien hij niet alleen een hartstochtelijk filmliefhebber, maar ook een groot filmkenner was. Zijn filmhistorische pionierswerk Uit de oude draaidoos is daarvan, ondanks de tekortkomingen, het blijvende bewijs.

A: Persdocumentatie betreffende Simon van Collem in de bibliotheek van het Nederlands Filmmuseum te Amsterdam en bij de afdeling Bibliotheek en Documentatie van het NAA Omroepmuseum te Hilversum.

P: De drie in de tekst genoemde publicaties.

L: Behalve necrologieën o.a. door Henk van Gelder, in NRC Handelsblad , 22-6-1989, door Theodor Holman, in Het Parool , 22-6-1989, Eric van 't Groenewout, in Film en TVmaker (sept. 1989) 11: interview door Bibeb, in Vrij Nederland , 14-3-1964; interview door Hans Wierenga, in Trouw , 1-7-1968; interview door Bill Slinkert, in Accent , 4-10-1975; Maud Ravensbergen, 'Uit het fotoalbum van Simon van Collem', in Libelle , 22-4-1977; interview, in Noordhollands Dagblad , 30-4-1985 (Bijlage); interview door Berry Zandscholten, in De Telegraaf , 27-4-1985 (Weekeinde); Ab van Ieperen, 'De vele raadsels rondom de bekende Nederlander Simon van Collem', in Vrij Nederland , 1-7-1989.

I: Marjan Ippel, 'De stille liefde van Simon van Collem", in Skoop 25 (sept. 1989) 42 [Foto: NOS].

A.J.C.M. Gabriëls


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013