Meijboom, Margaretha Anna Sophia (1856-1927)

 
English | Nederlands

MEIJBOOM, Margaretha Anna Sophia (1856-1927)

Meijboom, Margaretha Anna Sophia, (bekend onder de naam Meyboom), sociaal werkster en vertaalster (Amsterdam 29-7-1856 - Voorburg (Z.H.) 26-9-1927). Dochter van Louis Susan Pedro Meijboom, Nederlands-hervormd predikant, en Angenis Henriëtte Frederika Tijdeman.

afbeelding van Meijboom, Margaretha Anna SophiaMargaretha Meyboom werd geboren als de tweede dochter in een vijf jongens en drie meisjes tellend domineesgezin te Amsterdam. Haar vader was als eerste vrijzinnige predikant in de Nederlandsche Hervormde Kerk geliefd en omstreden. Aan hem dankte zij - naar eigen zeggen - haar sociale belangstelling. De dochters Meyboom volgden particulier meisjesonderwijs aan de Keizersgracht. Na haar schooltijd was Meyboom tot haar eigen ongenoegen enige tijd 'meisje-thuis': 'een steekje borduren, bezoekjes maken. We hielden het niet uit, m'n zuster en ik' (Van Itallie-van Embden, 187). Door haar vader leerde zij de Scandinavische letteren kennen en waarderen. Op zeventienjarige leeftijd maakte zij zich het Deens eigen met behulp van vergelijkende bijbelstudie en een woordenboek.

Een sterke behoefte aan verdere ontwikkeling en een zinvolle tijdsbesteding bracht Margaretha Meyboom ertoe lerares te worden aan een zondagsschool, waar jongeren en volwassenen in een christelijke sfeer lezen en schrijven konden leren. Vader Meyboom overleed in 1874. Samen met haar moeder en drie van haar broers en zusters verhuisde Meyboom in juli 1881 naar Den Haag. Het afscheid van Amsterdam en het ouderlijk huis kostte haar moeite. Ook in haar nieuwe woonplaats vond zij snel zondagsschoolwerk en daardoor tevens werk op maatschappelijk gebied.

In 1890 reisde Margaretha Meyboom voor het eerst naar Denemarken om er voor vertaalster te studeren. Zij woonde een half jaar in Kopenhagen en volgde daar lessen bij de taalkundige Otto Jespersen, van wie ze later enkele lesmethoden vertaalde. Zij verwierf hierna de bevoegdheid om als beëdigd vertaalster in het Deens en het Noors op te treden, waardoor ze het recht had om officiële documenten als diploma's, vonnissen en akten te vertalen. In Westerbro, een wijk van Kopenhagen, zag zij voor het eerst het voorbeeld van een coöperatieve huishouding. Na terugkeer in Nederland besteedde zij hieraan aandacht in lezingen en publicaties om te laten zien 'hoeveel wij Hollanders van Deenen, Noren en Zweden konden leeren op het gebied van sociale toestanden, vrouwenbeweging, handenarbeid en onderwijs' ('Skandinavische literatuur', 47-48). Meybooms eerste vertalingen verschenen in het Nieuws van den Dag , onder het pseudoniem Urda. Haar eerste vertaling in boekvorm, die in 1891 onder haar eigen naam verscheen, was Judas, eene passiegeschiedenis van de Zweedse schrijver Tor Hedberg.

Toen moeder Meyboom in november 1892 naar Batavia vertrok, waar verschillende van haar kinderen woonden, verliet ook Margaretha Den Haag. Zij vestigde zich in december van dat jaar in Groningen om haar oudste (half)broer, Hayo Uden, bij te staan. Deze, vader van twee jonge kinderen, was begin 1892 weduwnaar geworden en kort daarna tot hoogleraar in de kerkgeschiedenis benoemd.

In deze jaren reisde Margaretha Meyboom vaak in buiten- en binnenland, onder meer om lezingen te geven, waarbij zij opviel door haar bijzondere, voor een vrouw uitzonderlijk zware stem. Zij verbleef veelvuldig in Den Haag, waar ze direct na de oprichting in 1894 actief werd als bestuurslid van het Damesleesmuseum. Bij het Haagse Damesleesmuseum, een bibliotheek opgericht door en voor vrouwen uit de hogere kringen, bemoeide Meyboom zich intensief met de principes van de boekaanschaf: naast veel literaire werken werd ook een groot aantal publicaties op het terrein van de sociale kwestie verworven. Op haar voorspraak richtte het Damesleesmuseum bovendien enkele 'vrijplaatsen' in voor vrouwen die de hoge contributie niet konden betalen. In 1903 zorgde Meyboom ervoor dat het door haar opgerichte Scandinavisch Leesgezelschap zich bij het Damesleesmuseum aansloot.

In de eerste helft van de jaren negentig publiceerde Margaretha Meyboom enkele geruchtmakende artikelen over vrouwen en de organisatie van huishoudelijk werk in het Sociaal Weekblad . In de verhalenbundel Vrouwenwerk uit 1895 wordt dit thema verder uitgewerkt. Meyboom mengde zich ook nadrukkelijk in de discussie die ontstond over de in 1897 verschenen feministische tendensroman Hilda van Suylenburg van Cecile Goekoop-de Jong van Beek en Donk.

In 1897 ontmoette Margaretha Meyboom de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf, van wie ze veel werk zou vertalen. Verder vertaalde ze onder meer werk van de Noorse schrijvers Henrik Ibsen en Björnsterne Björnson. De laatstgenoemde was haar favoriet. Meyboom was de vaste vertaalster voor de Scandinavische talen van uitgeverij 'Wereldbibliotheek'. Bij het vertalen ging zij overigens tamelijk eigengereid haar gang. Passages die haar niet aanstonden, liet zij eenvoudig weg. Van Lagerlöfs Gösta Berling bijvoorbeeld sloeg zij een heel hoofdstuk met natuurbeschrijvingen over.

Margaretha Meyboom was betrokken bij de organisatie van de Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid die in de zomer van 1898 in Den Haag werd gehouden. Zij maakte deel uit van de rubriekcommissie Industrie, en tijdens de Tentoonstelling was ze een van de spreeksters op het Onderwijscongres. In september 1898 trok ze in Den Haag in bij Clara Bokkes, de gezelschapsdame van haar overleden moeder. Tot het eind van haar leven hebben zij samengewoond.

Op de Tentoonstelling werd het idee voor de oprichting van de Coöperatieve Vereeniging 'De Wekker' geboren. Dit textielbedrijfje, in 1899 in Den Haag als particuliere onderneming gestart, werd in 1901 een productiecoöperatie, waar alle arbeidsters een vast loon ontvingen, een aandeel hadden in de winst en een pensioen zouden krijgen. Margaretha Meyboom was presidente van de Raad van Beheer. 'De Wekker' vervaardigde en verkocht - naast voorwerpen van kunstnijverheid en kleine meubels - vooral kledingstukken. Daarbij ging men steeds vaker reformkleding verkopen, waarvoor Meyboom in enkele brochures ook propaganda maakte. De reformbeweging was erop gericht vrouwen te laten afstappen van de 'gruwelmode' - zoals het zeer strakke korset - en hen te doen kiezen voor eenvoudige, natuurlijk vallende onder- en bovenkleding. Op het hoogtepunt van de onderneming werkten er ongeveer zestig vrouwen. De coöperatie ging vermoedelijk in 1924 over de kop, hoewel Meyboom en enkele andere idealisten in financieel moeilijke jaren heel wat privé-geld in de onderneming hadden gestoken.

In 1903 breidde Margaretha Meyboom haar coöperatieve activiteiten verder uit. Samen met haar vriendin Clara Bokkes en haar zuster, Antonia Bokkes, richtte ze de Coöperatieve Huishoudvereeniging 'Westerbro' op. De algemene werkstaking van 1903 en de daaropvolgende reacties tegen de arbeiders sterkten hen in hun overtuiging dat de samenleving op verkeerde grondslagen rustte. In 1904 kocht ze anderhalve hectare grond in Rijswijk, waar vier huizen werden gebouwd. Meyboom en Bokkes zouden er twintig jaar wonen. 'Westerbro' startte met zes leden. De coöperatie bestond uit verschillende bedrijfjes: een bakkerij, een tuinderij, een 'spijskokerij', een imkerij, en een atelier waar naai- en breiwerk kon worden besteld. Geen van de bedrijfjes heeft het uiteindelijk financieel kunnen bolwerken: de grond bleek voor tuinbouw ongeschikt, en de meeste medewerkers waren onvoldoende geschoold, al waren het volgens Meyboom 'heerlijke idealisten'.

Meer succes had het herbergen van betalende gasten. Men exploiteerde enkele jaren een rusthuisje voor zieken. De gasten moesten zich schikken naar de democratische leefwijze, waarbij 'bourgeois en arbeiders' gezamenlijk de maaltijd gebruikten. De sfeer was over het algemeen goed, al was er weleens onderlinge wrevel: 'tante Greet' was dan degene die vrede moest stichten. Volgens Frederik van Eeden ('Westerbro') lag het mede aan 'de beschavende invloed van een hoogstaande vrouw' dat het op 'Westerbro' goed liep. Zo organiseerde Meyboom elke vrijdagavond discussieavonden over wetenschap en kunst, recht en naastenliefde, wijsheid en vroomheid.

Meyboom was zestien jaar lang secretaris van de in 1900 opgerichte Nederlandsche Coöperatieve Vrouwenbond, waarbij vooral verbruikscoöperaties waren aangesloten. Als mederedactrice verzorgde zij de vrouwen- en jeugdrubriek in het blad van de Nederlandsche Coöperatie Bond, De Coöperator . In 1918 werd op initiatief van Meyboom de Broederschapsfederatie opgericht, waarin verschillende productieve associaties en levensbeschouwelijke groepen, als theosofen, spiritisten, esperantisten, geheelonthouders, vegetariërs en Rein-Levenden, waren verenigd. Toen in 1924 het Internationaal Coöperatieve Vrouwengilde werd opgericht, werd ze hiervan bestuurslid.

In september 1924 verhuisde Meyboom in verband met de slechte gezondheid van haar vriendin Clara Bokkes naar Voorburg, waar zij getweeën 'Nieuw Westerbro' stichtten. Alhoewel het in de bedoeling lag dat er door deze verhuizing nieuwe activiteiten - gelegenheid voor retraite en een woningcomplex voor gehuwden - zouden worden gestart, betekende Meybooms overlijden, drie jaar later, uiteindelijk het einde van beide Westerbro's.

Het leven en werk van Margaretha Meyboom waren een zuivere uitbeelding van haar idealen. Als vertaalster liet zij het Nederlandstalige publiek kennismaken met de vernieuwende literaire en maatschappelijke opvattingen van auteurs als Ibsen, Björnson en Lagerlöf. In woord en geschrift verzette zij zich tegen de heersende opinie dat er voor iedere vrouw maar één mogelijke roeping was, namelijk die van huisvrouw. In haar coöperatieve werk zocht Meyboom naar mogelijkheden om vrouwen een economisch zelfstandig bestaan te verschaffen. Daarmee gaf zij het coöperatieve ideaal van de Nederlandse koloniebeweging een geheel eigen dimensie. Onder het motto 'Allen voor elkander' streefde ze in 'Westerbro' zowel de samenwerking tussen vrouwen als de samenwerking tussen klassen na.

A: Archief-Margaretha Meyboom in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Briefwisseling (in het Zweeds) tussen Margaretha Meyboom en Selma Lagerlöf in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage.

P: Behalve de in de tekst genoemde publicaties en artikelen in Nieuws van den Dag , Sociaal Weekblad , De Groene Amsterdammer , De Gids , Eigen Haard , Opwaarts. Orgaan van den Bond van Christen-Socialisten , De Vrouw , De Coöperator , De Pionier, Scandia en Scandinavië-Nederland : Handleiding bij het zelfonderricht van 't Deensch (Noorsch) (Leiden 1896); 'De vrouwenbeweging in Nederland en ''Hilda van Suylenburg''', in De Gids 16 (1898) IV, 475-485; Open brief aan Anna de Savornin Lohman naar aanleiding van haar brochure De liefde in de vrouwenkwestie (Amsterdam 1899); Leercursus Deensch met spreekoefeningen in geluidschrift (Groningen 1907); 'Henrik Ibsen en het huwelijk', in De Gids 27 (1909) II, 274-297; 'Skandinavische literatuur in Nederland', in De Boekzaal 5 (1911) 45-49; Van en over de liefde (Amsterdam 1924). Tussen 1891 en 1927 vertaalde en bewerkte Meyboom meer dan 55 titels uit het Deens, Noors, Zweeds en Engels.

L: F. van Eeden, 'Westerbro', in De Pionier , 16-6-1906; H.G. Cannegieter, 'Karakterschets. Margaretha Meyboom', in Morks-Magazijn 27 (1925) 1-9; Claudine Bienfait, in Leven en Werken. Maandblad voor Meisjes en Vrouwen 12 (1927) 831-838; W.S. Cannegieter, in De Groene Amsterdammer , 8-10-1927; In herinnering aan Margaretha Meyboom. Door haar vrienden . Onder red. van Claudine Bienfait ('s-Gravenhage z.j.); W. van Itallie-van Embden, 'Margaretha Meyboom', in Vrouwenjaarboek 1929 (Amsterdam z.j.) 183-189; Ger Harmsen, Blauwe en rode jeugd. Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nederlandse jeugdbeweging tussen 1853 en 1940 (Assen 1961); Frans Becker en Johan Frieswijk, Bedrijven in eigen beheer. Kolonies en produktieve associaties in Nederland tussen 1901 en 1958 (Nijmegen 1976); Saskia Poldervaart, Tegen conventioneel fatsoen en zekerheid. Het uitdagend feminisme van de utopisch socialisten (Amsterdam 1993); Diederik C. Grit, Driewerf zalig Noorden. Over de literaire betrekkingen tussen de Nederlanden en Scandinavië (Maastricht 1994); Saskia Poldervaart, 'Margaretha Meijboom en Westerbro. Coöperatieve huishouding als feministisch ideaal', in Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 14 (Amsterdam 1994) 46-60; Lizet Duyvendak, Het Haags Damesleesmuseum, 1894-1994 ('s-Gravenhage 1994); idem, 'Honderd jaar ''Hilda''. Een negentiende-eeuwse feministische bestseller', in Literatuur. Tijdschrift over Nederlandse letterkunde 15 (1998) 17-23.

I: Lizet Duyvendak, Het Haags Damesleesmuseum, 1894-1994 ('s-Gravenhage 1994) 179 [Meyboom omstreeks 1904; foto Archief IISG].

Lizet Duyvendak


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013