Termijtelen, Jan Willem (1893-1977)

 
English | Nederlands

TERMIJTELEN, Jan Willem (1893-1977)

Termijtelen, Jan Willem, marineofficier (Soerabaja (Java, Nederlands-Indië) 10-1-1893 - 's-Gravenhage 12-9-1977). Zoon van Jan Willem Termijtelen, marineofficier, en Aaltje Maria Catharina Wijnveldt. Gehuwd op 29-9-1925 met Margaretha Klazina Wilhelmina Keij (1905-1976). Uit dit huwelijk werden 2 dochters geboren. Na echtscheiding (8-10-1936) gehuwd op 19-6-1939 met Alida Wilhelmina Hendrika de Heer (1903-1966). Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

afbeelding van Termijtelen, Jan WillemJan Termijtelen stamde uit een Europese familie die reeds geruime tijd banden met 'Indië' had en al eerder diverse officieren bij zee- en landmacht had voortgebracht. Hij groeide met zijn zuster op in een liberaal georiënteerd gezin. Na de vijfjarige HBS in Den Haag te hebben doorlopen ging hij in 1910 naar het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord. Dat hij waardering vond bij zijn medeleerlingen, blijkt daaruit dat hij in 1912/1913 optrad als president van de senaat van het Korps Adelborsten. Op 23 augustus 1913 volgde zijn benoeming tot adelborst der eerste klasse. Kort daarna werd hij uitgezonden naar Nederlands-Indië. Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Termijtelen meestentijds in Nederland. Hij was toen vooral betrokken bij het 'mijnenvisschen' en het onschadelijk maken van aangespoelde mijnen. Bij de uitvoering van dit bijzonder riskante werk liep hij in november 1918 ernstige verwondingen op, die overigens geen blijvende gevolgen hadden.

In 1919 kwam Termijtelen bij de Onderzeedienst; hij voerde er onder meer het bevel over twee onderzeeërs: de 'K 1' en de 'K IV'. In september 1923 werd hij adjudant van de minister van Marine, een post die hij drieënhalf jaar later verruilde voor een andere typische vertrouwensfunctie. Van 16 februari 1927 tot 15 maart 1934 was hij adjudant van prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina. Over zijn relatie tot de Prins is weinig bekend. Termijtelen placht ook tegenover intimi de episode uit zijn loopbaan waarin hij deel uitmaakte van het 'cordon sanitaire' rond Hendrik met uiterste discretie te omgeven. Ook in deze jaren bleef hij bij zijn eigenlijke werk bij de marine, zowel in theoretisch als in praktisch opzicht, betrokken. Hij hield de vakliteratuur serieus bij en commandeerde bijvoorbeeld ook in 1933 enige tijd een divisie mijnenvegers. Na zijn vertrek van het hof voerde hij van 1934 tot 1936 in Nederlands-Indië het bevel over de mijnenlegger 'Prins van Oranje'.

Van oktober 1936 tot juli 1938 bekleedde Termijtelen - sinds 1935 kapitein-luitenant-ter-zee - de functie van souschef van de Marinestaf onder schout-bij-nacht J.Th. Furstner in Den Haag. Het was symptomatisch voor de toenmalige schaarste aan personeel dat hij op die post werd benoemd, terwijl hij de daarvoor eigenlijk gewenste opleiding aan de Hoogere Marine Krijgsschool ontbeerde. Niettemin heeft Termijtelen als souschef uitstekend voldaan. In de zomer van 1939 werd bij belast met het bevel over de nieuwe flottieljeleider 'Tromp', waarmee hij in augustus 1939 naar Indië voer. Een maand later kwam zijn bevordering tot kapitein-ter-zee af.

Begin augustus 1941 - enkele maanden voor het uitbreken van de oorlog met Japan - reisde Termijtelen met zijn tweede echtgenote, die hij omstreeks 1936 in Nederlands-Indië had ontmoet, naar Groot-Brittannië. Hij deed dit op verzoek van Furstner, van 1941 tot 1945 minister van Marine in het tweede kabinet-Gerbrandy. Deze was hem bij de Marinestaf gaan waarderen en wenste hem opnieuw als naaste medewerker. Van 16 oktober 1941 - de dag waarop hij tijdelijk schout-bij-nacht werd - tot 1 september 1945 fungeerde Termijtelen als chef van de Marinestaf bij het departement in Londen. Tevens trad hij op als Commandant der Marine in Groot-Brittannië, een overigens louter administratieve functie, aangezien de operationele leiding was overgedragen aan de Royal Navy.

Begin 1942 zag het er even naar uit dat aan Termijtelens plaatsing in Londen alweer een einde zou komen. Hij vertoefde toen enige tijd in Washington voor besprekingen met Amerikaanse autoriteiten. Aanvankelijk was het de bedoeling dat hij daar de Nederlandse marine zou gaan vertegenwoordigen bij de Combined Chiefs of Staff, maar door de 'onverwacht snelle ineenstorting' - aldus Termijtelen na de oorlog - van de verdediging van de Maleise archipel zou Nederland zich moeten vergenoegen met een secundaire rol in dit geallieerde orgaan. Furstner zag hem daarom liever terug in zijn Londense functie.

Eind juli 1944 werden Termijtelens werkzaamheden uitgebreid door zijn benoeming tot directeur der Luchtstrijdkrachten. Dit was een voor de marine zeer belangrijke post, omdat er plannen bestonden de Nederlandse luchtstrijdkrachten naar Brits model te reorganiseren, wat de marine waarschijnlijk haar eigen luchtwapen zou hebben gekost. Het is stellig mede aan Termijtelen te danken dat dit niet doorging.

Op 28 augustus 1945 legde Termijtelen de functie van directeur der Luchtstrijdkrachten en die van Commandant der Marine in Groot-Brittannië neer in verband met zijn vertrek naar het bevrijde vaderland. Hij bleef chef van de Marinestaf met standplaats Den Haag tot 15 januari 1947. In dit laatste anderhalve jaar, waarin ook met betrekking tot de Nederlandse zeemacht belangrijke beslissingen moesten worden genomen, was hij de 'tweede man' onder de militairen in de marineleiding. Hij stond direct onder de bevelhebber der Zeestrijdkrachten, een functie die gedurende het grootste deel van deze periode werd bekleed door admiraal C.E.L. Helfrich. Doordat deze ouder in rang en leeftijd was en bovendien graag op de voorgrond trad, kwam Termijtelens invloed toen voornamelijk intern tot gelding.

Op 1 mei 1947 ging de 54-jarige Termijtelen met pensioen als vice-admiraal, de rang die hij sinds september 1944 had bekleed. Hij trad toen in dienst bij het Koninklijk Nederlands Metereologisch Instituut (KNMI) in De Bilt als adjunct-directeur van de afdeling Oceanografie en Maritieme Meteorologie. Waarschijnlijk was deze benoeming mede het gevolg van contacten die hij aan het einde van de oorlog te Londen had gelegd, toen daar bij het directoraat Luchtstrijdkrachten werd gesproken over een na de bevrijding op te richten nationale meteorologische dienst. Begin december 1948 werd hij directeur van deze afdeling. Na zijn 'tweede' pensionering bij het KNMI vervulde hij hier nog enige tijd de speciaal voor hem gecreëerde functie van directeur in algemene dienst.

Termijtelen bleef tot op hoge leeftijd een imponerende verschijning, die opviel door zijn stijlvolle omgangsvormen en zijn brede belangstelling, in het bijzonder voor de natuur in diverse verschijningsvormen. 'Mensen' waren voor hem steeds meer dan 'nummers', en mede daardoor gelukte het hem - in opvallende tegenstelling tot Furstner - soepel om te gaan met lieden van allerlei slag. Door deze souplesse is het functioneren van de marineleiding in Londen zeker gunstig beïnvloed. Dat hij in de geschiedschrijving betreffende zijn tijd niet meer geprofileerd naar voren komt, is waarschijnlijk vooral terug te voeren op het feit dat veel van wat hij na 1941 deed zich min of meer achter de schermen afspeelde en dat hij geenszins gebrand was op publiciteit. Daarom is de precieze draagwijdte van zijn invloed op het marinebeleid tijdens en na de Tweede Wereldoorlog voorshands moeilijk te schatten. Dat zijn arbeid in de marineleiding zeer gewaardeerd werd blijkt overigens alleen reeds uit zijn lange aanblijven als chef Marinestaf onder zeer verschillende politieke 'regimes'.

A: Particulier archief-J.W. Termijtelen in familiebezit.

L: Verhoor van J.W. Termijtelen, in Verslag houdende de uitkomsten van het onderzoek [der] Enquêtecommissie Regeringsbeleid, 1940-1945 VIIIc-1 ('s-Gravenhage 1956) 557-564; Ph.M. Bosscher, De Koninklijke Marine in de Tweede Wereldoorlog I (Franeker 1984). Een carrièreoverzicht in: Gedenkboek honderd jarig bestaan der adelborsten-opleiding te Willemsoord, 1854-1954 . Samengest. door P.S. van 't Haaff en M.J.C. Klaassen (Bussum [1954]) 228.

I: Luc Eekhout, Het admiralenboek. De vlagofficieren van de Nederlandse marine, 1382-1991 (Amsterdam 1992) 98 [Termijtelen in de eerste helft van de jaren veertig].

Ph.M. Bosscher


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2002)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013