Zondervan, Arie Johannes (1910-1983?)

 
English | Nederlands

ZONDERVAN, Arie Johannes (1910-1983?)

ZONDERVAN, Arie Johannes, politiek activist (Berlijn (Duitsland) 21-10-1910 – Berlijn (Duitsland)? 1983?). Zoon van Johannes Pieter Zondervan, bediende bij een expeditiebedrijf, en Elise Martha Lutter. Gehuwd op 2-3-1940 met Johanna Vermeer. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren.

afbeelding van Zondervan, Arie Johannes

Arie Zondervan bracht de eerste jaren van zijn leven door in Berlijn, waar hij opgroeide als enig kind in een eenvoudig protestants gezin. Zijn vader was om den brode van Nederland naar Duitsland geëmigreerd en daar met een Duits meisje getrouwd. In 1918, kort voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, toen er in Berlijn honger werd geleden, ontvluchtte het gezin de ellende door naar Nederland te emigreren. Hier vond Zondervan senior werk als bediende bij de Noord-Hollandsche Electriciteits-Maatschappij, eerst in Alkmaar en in 1922 in Bloemendaal. Het gezin verhuisde toen naar Haarlem, waar Arie de lagere school bezocht. Vanaf 1924 volgde hij de HBS-opleiding op het Kennemer Lyceum in Bloemendaal. Nadat hij de tweede en de vijfde klas had overgedaan, behaalde hij in 1931 eindelijk het eindexamen.

Al tijdens zijn schooltijd was het Zondervans ambitie marineofficier te worden, maar tot zijn verdriet werd hij – als brildrager – vanwege zijn slechte ogen afgewezen. Tijdens de vervulling van zijn militaire dienstplicht – van oktober 1931 tot juli 1932 – bracht Zondervan het tot sergeant bij het Korps Motordienst in Haarlem. Een verzoek om te worden toegelaten tot de opleiding tot reserve-officier bij de landmacht werd afgewezen, ook dit keer vanwege zijn ogen. Hij besloot zich daarop te laten inschrijven voor de studie Nederlands-Indisch recht aan de Rijksuniversiteit te Leiden, het eerste jaar nog als spoorstudent.

Al vrij vroeg koesterde Zondervan fascistische sympathieën. In 1927, op zestienjarige leeftijd werd hij, na een bezoek van Duitse vrienden aan zijn ouders, geaccepteerd als gastlid van de buitenlandse organisatie van de Duitse NSDAP in Nederland. Verder werd hij voor korte tijd lid van de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond van J.A. Baars. Omdat het hem bij deze rauwe ‘Bezem’-groep niet erg beviel, bedankte hij spoedig weer. In het eerste jaar van zijn studie maakte hij bij zijn ouders thuis kennis met de chef van zijn vader, ingenieur F.A. Smit Kleine, die juist een afdeling van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) in Haarlem had opgericht.

Met zijn vader, die Smit Kleine erg bewonderde, bezocht Zondervan een propagandabijeenkomst van de NSB, waarna het hele gezin zich in maart 1933 bij die partij aansloot. Omdat hij spoorstudent was, kon Zondervan actief worden bij de afdeling in Haarlem. Hij bracht het tot ‘luitenant’ van de Weer Afdeling (WA), belast met politieke vorming en sporttraining. Toen hij in Leiden op kamers ging wonen, wierp hij zich vol enthousiasme op zijn studie. Op 5 mei 1938 studeerde Zondervan af, maar daarna moest hij opnieuw een teleurstelling verwerken. Als gevolg van de economische crisis werden pas afgestudeerden Indisch recht niet meer zoals gebruikelijk direct in Nederlands-Indië aangesteld. De NSB bood hem echter een alternatief.

In de zomer van 1938 werd hij voor de halve werktijd aangesteld als secretaris van S.L.A. Plekker, de districtsleider van de NSB in Haarlem. Hij voldeed blijkbaar zo goed, dat de landelijke partijleider, A.A. Mussert, hem in februari 1939 tot zijn ‘adjudant’ benoemde. Voortaan vergezelde Zondervan zijn leider op propagandatochten en op enkele reizen naar het buitenland, onder meer bij een bezoek aan de Italiaanse regeringsleider Benito Mussolini. Eind augustus 1939 kwam Zondervan, in het kader van de algemene mobilisatie, onder de wapenen bij het Eerste Auto Bataljon in Bodegraven, later in Leidschendam. Kort voor de Duitse inval trouwde hij met een dochter van een partijgenoot, van wie de gehele familie tijdens de bezetting in de NSB actief zou worden. In de meidagen van 1940 werd hij belast met de bewaking van autobussen die bestemd waren voor het vervoer van gearresteerde NSB-leden.

Na de capitulatie raakte Zondervan in Duitse krijgsgevangenschap, waaruit hij na enkele weken werd ontslagen. Mussert belastte zijn vertrouweling toen met de heroprichting van de in 1933 verboden WA en benoemde hem tot commandant van deze geüniformeerde partijmilitie. De NSB-leider was zich er wel van bewust dat deze ‘onzekere, allerminst martiale jurist’ (De Jong IV, 241) fysiek en qua ervaring niet heel erg geschikt was voor deze paramilitaire functie, maar ging toch tot deze benoeming over, omdat hij wist dat Zondervan hem te allen tijde zou steunen, ook bij interne partijstrijd.

Zondervan richtte onmiddellijk het landelijke WA-blad De Zwarte Soldaat op, waarvan hijzelf gedurende de gehele bezettingsperiode de hoofdredactie zou voeren. Hij maakte met zijn vele routineus geschreven hoofdartikelen dit blad tot de voornaamste spreekbuis van de ‘Dietsche’ stroming van de NSB, die zich scherp verzette tegen de ‘Groot-Germaansche’ richting van de Nederlandsche SS, die streefde naar ‘Anschluߒ bij het Derde Rijk. Zondervan kreeg echter geen greep op de inmiddels in de grote steden heropgerichte WA-groepen, die overal relletjes veroorzaakten. Toen hij in 1940 het dragen van wapens door de WA verbood, wekte dat slechts de lachlust op bij de meer gewelddadig ingestelde personen die toen bij de WA de dienst uitmaakten, waaronder nogal wat voormalige officieren uit het Nederlandse leger. Hoewel de Duitse rijkscommissaris A. Seyss-Inquart hem eens typeerde als een ‘durchaus guter Mannschafstführer’ (Fraenkel-Verkade, 91), waren zijn in 1941 ondernomen pogingen zijn ondergeschikten tot matiging te bewegen vergeefs.

Zondervan slaagde er evenmin in een substantieel deel van de WA dienst te laten nemen bij het Nederlandsch Legioen aan het Oostfront. Om zelf het goede voorbeeld te geven nam hij in december 1941 dienst bij het Legioen in de rang van Untersturmführer (: luitenant). Hij werd geplaatst bij de regimentsstaf, waar hem werd opgedragen een oplossing te vinden voor de voortdurende moeilijkheden tussen de Nederlandse vrijwilligers en hun Duitse officieren. Zondervan nam een aparte positie in, want als commandant voor de WA bleef hij rechtstreeks onder bevel van Mussert staan. Bij uitzondering nam hij deel aan verkenningspatrouilles aan het Wolchov-front in noordoost-Rusland, waar het Legioen toen was gestationeerd. Op één van die tochten wist hij onder vijandelijk vuur een gewonde soldaat te redden, waarvoor hij het IJzeren Kruis tweede klasse ontving.

In maart 1942 werd Zondervan door Mussert tijdelijk met verlof gestuurd om verslag uit te brengen over de vele klachten die de Nederlandse soldaten bij hem hadden ingediend over hun behandeling. Tijdens zijn verlof protesteerden enkele Nederlandse vrijwilligers tegen het verlenen van het IJzeren Kruis, omdat Zondervan niet aan gevechtshandelingen had deelgenomen. Toen dit de Duitse SS-leider H. Himmler ter ore kwam, zorgde deze ervoor dat Zondervan bij terugkeer aan het front daadwerkelijk aan de strijd deelnam. Hij zou dit bevel zonder morren opvolgen. Later zou hij dit overigens tijdens zijn proces na de bezetting ontkennen om zo minder straf te krijgen. In ieder geval diende hij van eind april tot augustus 1942 weer bij het Legioen.

Bij zijn definitieve terugkeer in Nederland werd Zondervan opnieuw daadwerkelijk belast met het oppercommando over de WA. Nadat in de loop van 1943 door het verzet verscheidene moordaanslagen op vooraanstaande collaborateurs waren gepleegd, richtte Mussert in november 1943 de Nederlandsche Landwacht op, een met jachtgeweren bewapende partijmilitie ter bescherming van de NSB-leden. Inspecteur-generaal van de Landwacht werd C. van Geelkerken, de tweede man van de NSB, met Zondervan en J.A. Feldmeijer als inspecteurs onder zich. Ook tegen deze taak bleek Zondervan niet opgewassen. Hij was zo’n passieve figuur, dat wat hij dacht of deed niet het geringste gewicht in de schaal legde (In ’t Veld, 393, 397). Door Feldmeijer werd hij volledig overspeeld.

Na ‘Dolle Dinsdag’ – 5 september 1944 – speelde de Landwacht als NSB-organisatie geen rol van betekenis meer, omdat de leden in het gehele land op de vlucht waren geslagen. Ook Zondervan en Van Geelkerken zochten met hun gezinnen een goed heenkomen, en wel in Assen. Voor de Duitse bezetters was dit aanleiding de Landwacht voortaan als apart Nederlands onderdeel bij de Ordnungspolizei te plaatsen. Op 28 maart 1945 hieven de Duitsers het instituut van de Landwachtinspecteurs op. Het commando over de Landwacht berustte sindsdien nominaal alleen bij Van Geelkerken. Deze benoemde daarop Zondervan in de niets betekenende functie van verbindingsofficier tussen de Landwacht en partijleider Mussert. Op dat moment bevond Zondervan zich in Groningen, waar hij op zijn vlucht met vrouw en kinderen ten slotte terecht was gekomen. Begin april ging hij alleen naar Hoorn, waar zijn vader sinds kort als NSB-burgemeester optrad.

Bij de bevrijding in mei 1945 dook Zondervan onder in Amsterdam. Vandaar vluchtte hij naar Den Dolder, waar hij zich onder de naam van ‘Albert Lütter’ als Duits soldaat in Canadese krijgsgevangenschap begaf. Vervolgens werd hij met een groep Duitse krijgsgevangenen naar Duitsland gevoerd. Net over de grens in Leer werd hij door een gevangen Nederlandse SS’er herkend en aangegeven, waarna hij aan de Nederlandse autoriteiten werd overgedragen. In Winschoten stelde de plaatselijke commandant van het Militair Gezag hem publiekelijk te kijk, waarbij hij door de omstanders werd uitgejouwd en bespuwd.

Op 25 juni 1945 werd Zondervan opgesloten in de strafgevangenis in Scheveningen, waar hij wekenlang op beestachtige wijze door de Nederlandse bewakers werd mishandeld en vernederd (De Jong XII, 511-514). Op 27 januari 1949 hoorde hij bij de Utrechtse kamer van het Amsterdams Bijzonder Gerechtshof de doodstraf tegen hem eisen. Op 10 februari werd hij daar veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar met aftrek van voorarrest en levenslange ontzetting uit het recht ambten te bekleden en te dienen bij de gewapende macht. Een poging strafvermindering te verkrijgen vanwege de bewezen zware mishandelingen die Zondervan had ondergaan, leek aanvankelijk succesvol. Op 12 december 1949 werd het vonnis door de Bijzondere Raad van Cassatie omgezet in vijftien jaar gevangenisstraf met aftrek en ontzetting uit de rechten. Tevens werd de zaak voor herbehandeling terugverwezen naar de Utrechtse Kamer, die op 16 januari 1950 besloot het oorspronkelijke vonnis te handhaven. Vervolgens werd dit vonnis op 6 augustus 1951 in cassatie opnieuw bevestigd, omdat mishandeling rechtens niet tot strafvermindering kon leiden. In 1959 werd Zondervan vroegtijdig vrijgelaten, waarna hij zich in Duitsland vestigde. Daarna is niets meer van hem vernomen, zelfs een overlijdensbericht is niet bekend.

Arie Zondervan was een ijverige, ambitieuze, maar nogal zwakke persoonlijkheid. Met zijn magere, slungelachtige uiterlijk en zijn uilenbril straalde hij geen charisma uit. Zijn trouw aan Mussert was spreekwoordelijk en bepaalde de rol die hij speelde in de NSB. Zondervan zorgde ervoor dat de WA als apparaat voor de ‘Dietsche’ stroming behouden bleef. Maar hij droeg ook medeverantwoordelijkheid voor de misdrijven die de als ‘Jan Hagel’ berucht geworden Landwacht pleegde.

A: Strafdossier-A.J. Zondervan in het Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging in het Nationaal Archief te ’s-Gravenhage; documentatiedossier-A.J.Zondervan en persdocumentatie in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam.

P: Vele artikelen in De Zwarte Soldaat.

L: Correspondentie van mr. M.M. Rost van Tonningen. I: 1921-mei 1942. Ingel. en uitgeg. door E. Fraenkel-Verkade (’s-Gravenhage 1967); L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog IV, V, VI, VII, Xa, Xb en XII (’s-Gravenhage 1972, 1974, 1975, 1976, 1980, 1982; Leiden 1988 ); Koos Groen, Landverraad. De berechting van collaborateurs in Nederland (Weesp 1984) 64-65, 122, 158; Peter E.M. Hammann, De Nationaal-Socialistische Beweging in Haarlem en omgeving (Haarlem 1996) 81-93.

I: Foto uit de collectie van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam [Zondervan in het officiersuniform van de WA in 1941].

G.R. Zondergeld


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 6
Laatst gewijzigd op 12-11-2013