Biografisch Woordenboek van Nederland: 1780-1830

 
English | Nederlands

BRONKHORST, Steven van, politicus en journalist (Arnhem 24-5-1763 - Arnhem 6-10-1826). Zoon van Herman (of Herwen) van Bronkhorst, bode bij het Hof van Gelre, en Johanna van Spankeren. Gehuwd op 15-7-1789 met Anna Sophia van Riemsdijk(1762-1826). Dit huwelijk bleef kinderloos.

Of Steven wel de zoon is van Herman van Bronkhorst is twijfelachtig. Volgens de Nijmeegse regent Arend Anthony Roukens althans zou de ongehuwd gebleven raadsheer van het Hof van Gelre en oud-burgemeester van Arnhem Willem Reinier (1701-1789) de echte vader zijn.

Van Bronkhorst verscheen in Arnhem voor het eerst op het politieke toneel door op 1 februari 1785 met zijn vriend Willem Carel Pieter van Riemsdijk en enkele anderen het initiatief te nemen tot de oprichting van het Patriots 'Genootschap ten spreuk voerende: Aan 't nut van 't algemeen, aan 't heil van stad en land, zij steeds deez' broedrenkring door trouw en deugd verpand'. Uit onvrede met het oligarchisch beleid van de magistraat en met de geringe invloed van de Gezworen Gemeente - bestaande uit 48 voornamelijk uit de Arnhemse gilden afkomstige leden - werd het genootschap opgericht, waarvan ruim tweehonderd burgers lid werden. De beide vrienden vervulden de functies van directeur en secretaris van het genootschap, dat zich bezighield met politieke discussies en agitatie, met briefwisseling met soortgelijke genootschappen in den lande, met een oefenschool voor de 'wapenhandel', een fonds ter ondersteuning van Patriotten, en andere soortgelijke zaken

Daarnaast trad Van Bronkhorst ook op als correspondent van De Post van den Neder-Rhijn, het Patriotse weekblad, te Utrecht verschijnend onder redactie van Pieter 't Hoen. Een van zijn anonieme artikelen, de 'Aanspraak aan eene openlijk onregtdoende Regeering', bracht het Arnhemse stadsbestuur ertoe het desbetreffende nummer 433 van De Post op 22 april 1786 door de beul op het schavot te laten verbranden en 100 zilveren ducatons te zetten op de ontdekking van de schrijver; dit laatste overigens zonder resultaat.

In juni 1787 besloten Van Riemsdijk en Van Bronkhorst - inmiddels respectievelijk kapitein en luitenant van de 'eerste compagnie Arnhemsche schutters' - met zeventig stadsgenoten het door de troepen van stadhouder Willem V bedreigde Utrecht te hulp te snellen. Na hun vertrek sloeg de Orangistische contrarevolutie in Arnhem toe, waarvoor tientallen stedelingen moesten vluchten. Uit Utrecht konden de Arnhemse schutters nu niet meer naar hun vaderstad terugkeren. Processen werden aangespannen tegen een groot aantal Patriotten, onder wie Van Bronkhorst en Van Riemsdijk, die met drie anderen door levenslange verbanning uit stad en gewest het zwaarst werden gestraft. Na de ineenstorting van de Utrechtse democratie bij de nadering van Pruisische troepen, in september 1787, vluchtten de beide vrienden naar Antwerpen. Daar vond Steven in juli 1789 de gelegenheid in de hervormde kerk 'op den Brabantschen Olijfberg' in het huwelijk te treden met Anna Sophia van Riemsdijk, de zuster van zijn vriend.

Begin april 1790 trokken de oud-Arnhemmers uit Antwerpen naar Bergen op Zoom, waar zij het poorterschap verwierven en een drukkerij en uitgeverij startten onder de firmanaam Van Riemsdijk en Van Bronkhorst. Bij deze firma zagen uitgaven van vooral Verlichtingsadepten zoals dominee Bernardus Bosch en Petronella Moens het licht, en periodieken zoals het Nuttig en vermaaklijk weekblad voor burgers en landlieden (8 maart 1794 - 29 september 1795) en de Courier van Bataafsch-Braband (mei 1795 - augustus 1796). Deze weekbladen verschenen in samenwerking met de Bredase drukker Willem van Bergen.

Samen met andere naar Bergen op Zoom gevluchte oud-Patriotten als dominee Bosch en Andries Koster richtten Van Riemsdijk en Van Bronkhorst hier in juli 1791 het eerste departement (: afdeling) van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in Brabant op, die zich zeer verdienstelijk maakte door stimulering van kunst, industrie, handel en volksontwikkeling. Zo kwam in 1794 onder meer een spin- en breischool voor arme kinderen tot stand. Van 12 maart 1795 tot 6 oktober 1796 was Van Bronkhorst bestuurslid van de Bergse Nutsdepartement.

Bij de binnenkomst van de Fransen in Bergen op Zoom op 30 januari 1795 namen Van Bronkhorst en Van Riemsdijk respectievelijk als voorzitter en secretaris van de Burgersoci&eeuml;teit 'De Eendracht' ook de politieke touwtjes in handen. Onder toezicht van de sociëteit ging het plaatselijk bestuur, de municipaliteit, aan het werk, waarvan Bronkhorst bovendien voorzitter werd. Daarnaast was hij al voorzitter van het Bergse Comité révolutionnaire en - van 11 juni tot en met 31 december 1795 - provisioneel representant van Bataafs Brabant. In juni 1795 was hij lid en secretaris van de commissie die naar Den Haag werd gezonden om daar de toelating van Brabant tot de Generaliteit te bepleitten. In het pamflet Aan het Bataafsche Volk kwamen zij op voor de rechten van het achtergestelde Brabant, een geliefd thema ook in de Courier van Bataafsch-Braband.

Op 21 december 1795 werd Van Bronkhorst - ondanks enig gemor in de loop van het jaar over de invloed ter plaatse van 'niet-inboorlingen' - tweede secretaris van Bergen op Zoom. Een jaar later, in september 1796, werd hem de post van secretaris in zijn geboortestad Arnhem aangeboden: een volledige rehabilitatie na het vonnis van levenslange verbanning. In maart 1797 trad hij officieel in dienst van de Gelderse stad, waar hij zich toen metterwoon vestigde.

Dat was overigens niet voor lang. Na de staatsgreep van Pieter Vreede in januari 1798 werden de Staten van de oude gewesten van hun soevereiniteit vervallen verklaard en werd een nieuw Intermediair Administratief Bestuur in elk gewest aangesteld. Bij dit bestuur in Gelderland werd Van Bronkhorst op 20 februari 1798 benoemd tot provinciaal secretaris, een promotie waaraan zijn goede relatie met Pieter Vreede niet vreemd zal zijn geweest.

Ook na de tweede staatsgreep van juni 1798 bleef Van Bronkhorst in functie als secretaris, en in november 1798 werd hij zelfs benoemd tot voorzitter van dit college. Ter voorbereiding van de verkiezingen voor een nieuw gewestelijk bestuur stichtte Van Bronkhorst met enkele medestanders in Arnhem het 'Constitutioneel Gezelschap', waarvoor hij op 26 oktober 1798 de inwijdingsrede hield. In deze toespraak deed hij een dringend beroep op zijn medeburgers zich met kennis, kunde en verantwoordelijkheidsgevoel in te zetten voor de zaak van de volkssoevereiniteit. Bij de verkiezingen in december 1798 veroverde Van Bronkhorst een zetel in het Intermediair Administratief Bestuur.

Na de reorganisatie van de gewestelijke indeling van de Bataafse Republiek werd op 30 maart 1799 het Bestuur van het Departement van de Rijn geïnstalleerd. Dit departement omvatte, met Arnhem als hoofdstad, een groot deel van het voormalige Gelderland, van Utrecht en een stuk van Holland. Van Bronkhorst werd voorzitter van het bestuur en Pieter 't Hoen secretaris. Bij de Orangistische inval in het najaar van 1799 kondigden zij samen, in opdracht van het Uitvoerend Bewind in Den Haag, in in elke plaats in de Achterhoek de staat van beleg af, die na de mislukking van de invasie vervolgens door hen op 6 december 1799 voor opgeheven werd verklaard.

Na de machtswisseling van 1801 werden de oude gewesten grotendeels hersteld en namen de regentenfamilies hun oude posten weer in. Een homo novus als Van Bronkhorst werd nu geplaatst in een ondergeschikte functie, namelijk commies 'voor Policie [: bestuur] en Oeconomie' bij het departementale bestuur. In deze functie verzorgde hij bijvoorbeeld in 1808 de plechtige inbezitneming van Huissen voor Gelderland van Huissen, een oude Kleefse enclave.

Ook buiten zijn functie was Van Bronkhorst maatschappelijk actief. In 1802 behoorde hij tot de medeoprichters van de 'Tekenschool, genaamd Kunstoefening', de latere Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem. Van deze school werd hij directiesecretaris. Daarnaast was hij sinds januari 1802 lid van de plaatselijke schoolcommissie. In 1809 stichtte hij met enkele medestanders te Arnhem een afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, die zich onder andere bezighield met armenzorg, prijsuitreikingen aan verdienstelijke medeburgers, nuttige en stichtelijke voordrachten en de oprichting van een leesbibliotheek.

Na de inlijving bij Frankrijk werd Van Bronkhorst op 6 juli 1811 door Regnerus Livius van AndringaAndringa de Kempenaer, de prefect van het departement van de Boven-IJssel - Gelderland boven de grote rivieren - gepromoveerd tot 'chef der Eerste Divisie van Policie'. Aan hem werd vervolgens, samen met de taalmeester van het Stadsinstituut te Arnhem, de Zwitser Jean Louis Rapin de Thoyras, de taak opgedragen het officiële, tweetalige Journal du Département de l'Issel Supérieur - Dagblad van het departement van den Boven-IJssel uit te geven. Vanaf 3 september 1811 verscheen dit blad driemaal per week.

Medewerkers waren voornamelijk departementale ambtenaren. Vanaf 1 januari 1812 waren bovendien redacteur dominee Hendrik Herman Donker Curtius en de Arnhemse onderwijzer van Engelse afkomst James Day. Met ingang van diezelfde datum werden Van Bronkhorst en Rapin ook belast met de uitgave van het officiële advertentieblad Annonces et Avis divers, pour supplément à la Feuille Politique du Département de l'Issel Supérieur - Bekendmakingen en Berigten tot Bijvoegsel van het Staatkundig Dagblad van het Departement van den Boven-IJssel. Uit de naam van dit bijvoegsel blijkt ook al de naamswijziging die het Journal tegelijkertijd onderging. Op het eind van de maand januari werd Van Bronkhorst weer bevorderd, nu tot 'chef van de Divisie van Binnenlandsche Zaken'.

De beide bladen floreerden in het geheel niet en stonden onder strenge censuur. Per 1 januari 1813 besloot Rapin naar Zwitserland terug te keren en nam Van Bronkhorst ontslag bij de prefectuur. Hij werd met onmiddellijke ingang door de prefect tegen een jaarsalaris van 2000 franken weer in dienst genomen voor uitsluitend de directie en redactie van het Staatkundig Dagblad en het advertentieblad.

In augustus 1813 werd Van Bronkhorst op bevel van de directeur-generaal van politie te Amsterdam, Paul-Etienne burggraaf de Villiers du Terrage, gearresteerd wegens een onverantwoordelijke publicatie inzake een mogelijke Oostenrijkse oorlogsverklaring aan Frankrijk. Mede dank zij de steun die de prefect hem verleende werd Van Bronkhorst na enkele dagen vrijgelaten en in zijn functie hersteld.

Na de verdrijving van de Fransen uit Arnhem eind november 1813 werden de twee kranten door Van Bronkhorst samengevoegd tot het geheel Nederlandstalige Staatkundig Dagblad van het Departement van den Boven-IJssel. Op 1 januari 1814 kreeg hij van de commissaris-generaal van het departement toestemming voor eigen rekening de krant voort te zetten als Arnhemsche Courant.

In september 1814 verhuisde Van Bronkhorst met de krant van drukkerij Moeleman naar de drukker A. van Goor en per 1 februari 1816 naar de uitgeverij en drukkerij C.A. Thieme, die de krant overnam van Van Bronkhorst en er geleidelijk aan het toonaangevende liberale blad van Nederland van zou maken, daarmee de lijn van het Patriottisme voortzettend waar Van Bronkhorst zolang voor had gevochten. Deze stapte uit de journalistiek en trad weer in dienst van de stad Arnhem, en wel als commissaris van politie, welke positie hij behield tot zijn dood op 63-jarige leeftijd in 1826.

Archivalia:
Een persoonlijk archief van Van Bronkhorst is niet bewaard gebleven. In de Gelderse Bibliotheek te Arnhem bevinden zich twee manuscripten: Ms. 50, notulenboek van het Patriottisch Genootschap (1785-1787) en Ms. 51, inwijdingsrede van het Constitutioneel Gezelschap (1798).

Publicaties:
Behalve Van Bronkhorsts bijdragen aan de in de tekst genoemde kranten en de cantate De liefde tot het vaderland (Arnhem [1813]) - aanwezig in de pamflettenverzameling van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage - zie de publicaties, vermeld in het onder 'Literatuur' genoemde artikel van Beekelaar in de Bijdragen en Mededelingen van Gelre (1981).

Literatuur:

  • M.C. Sigal jr., 'De Vaderlandsche Sociëteit voor Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap te Arnhem', in Bijdragen en Mededelingen van Gelre 21 (1918) 145-162.
  • C.J.F. Slootmans, 'Bergen op Zoom op het einde der XVIII eeuw', in Taxandria 36 (1929) 241-249, 289-291.
  • J.G.A. van Hogerlinden, 'De eerste redacteur van de Arnhemsche Courant' in Arnhemsche Courant, 7-1-1939.
  • A.R.M. Mommers, Brabant van Generaliteitsland tot gewest. Bestuursinrichting en gezagsuitoefening in en over de landen en steden van Staats-Brabant en Bataafs Braband, 14 september 1629 - 1 maart 1796 (Utrecht [etc.] 1953).
  • H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Streven naar sociale verheffing in een statische stad. Een kwart eeuw arbeid van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Bergen op Zoom, 1791-1816 (Nijmegen, 1963).
  • Th.N. Eijsink, Restauratie en revolutie in Arnhem, 1 juli 1787 - 6 mei 1795 ([Arnhem] 1967).
  • G.A.M. Beekelaar, 'Van Staatkundig Dagblad tot Arnhemsche Courant. Mensen en achtergronden', in Bijdragen en Mededelingen van Gelre 72 (1981) 191-224.
  • G.A.M. Beekelaar, 'Steven van Bronkhorst', in Arnhem de Genoeglijkste 2 (1981) 2 (dec.) 4-7.
  • Ch.C.M. de Mooij, Over aristocraten, Keezen en preekstoels klimmers. Voorgeschiedenis en totstandbrenging van de omwenteling van 1795 te Bergen op Zoom (Tilburg 1981).
  • G.A.M. Beekelaar [e.a.], Maar wat is het toch voor eene courant? De Arnhemsche? Opstellen over de Arnhemsche Courant, 1830-1850 (Arnhem 1981).
  • H. Bekkers en M. Hommerson, Spiegel van Arnhem (Arnhem 1989).
  • Homines novi. De eerste volksvertegenwoordigers van 1795. P. Brood [e.a.] ed., (Amsterdam 1993) 650-651.
  • P.W. van Wissing, lemma in: Biografisch Woordenboek Gelderland 1 (Hilversum 1998) 24-28.
  • P.J.H.M. Theeuwen, Pieter 't Hoen en De Post van den Neder-Rhijn (1781-1787) Een bijdrage tot de kennis van de Nederlandse geschiedenis in het laatste kwart van de achttiende eeuw (Hilversum 2002).

G.A.M. Beekelaar [Aangepast en aangevuld door de redactie (2010)]

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)

laatst gewijzigd: 08/11/2022