Lutkie, Wouterus Leonardus (1887-1968)

 
English | Nederlands

LUTKIE, Wouterus Leonardus (1887-1968)

Lutkie, Wouterus Leonardus (tijdelijk Pseudoniem Exspectans), priester en publicist ('s-Hertogenbosch 23-2-1887 - Nuland 23-1-1968). Zoon van Leonardus Henricus Christoffel Lutkie, importeur van huiden en leder, en Maria Cornelia Josephine van den Heuvel. afbeelding van Lutkie, Wouterus Leonardus

Wouter Lutkie volgde te Nijmegen enige jaren middelbaar handelsonderwijs, kon deze studie echter niet voltooien, omdat vaders zaken wegens langdurige ziekte niet goed gingen. Hij moest gaan verdienen en was tot 1912 te Rijen werkzaam in de handel. Reeds in die jaren deed hij zich kennen als een sociaal bewogen katholiek, vervuld van idealen. Hij werd geheelonthouder, werkte mede aan het tijdschrift Sobriëtas van de priester Alfons Ariëns, met wie hij ook in briefwisseling stond. In zijn geboortestad hielp hij een katholieke werkliedenvereniging oprichten en was er ook betrokken bij de stichting van de katholieke esperantisten-Bond.

Reeds vroeg hadden theologie en filosofie Wouter Lutkies belangstelling. Hij ontdekte de katholieke schrijvers Ernest Hello en Léon Bloy. Hun vurig geloof, alsmede hun politieke en maatschappelijke denkbeelden, gaven een nieuwe richting aan Lutkies leven. Hello, de diep overtuigde, maar bedachtzame katholiek, gaf er aristocratische allure aan, het gloeiende getuigenis van de visionair Bloy doordrenkte Lutkie met diens felle hunkering naar een groots, volstrekt en onburgerlijk christendom, dat stellig verwantschap had met het integralisme, de katholieke geloofsvorm, die in geen enkel opzicht wenste te transigeren met de moderne verderfelijk geachte opvattingen inzake geloofsleer, levens- en gemeenschapspraxis. Lutkie schreef aan Bloy: 'Ik wil priester worden' en, 25 jaar oud, deed hij zijn intrede in het klein-seminarie van het bisdom Den Bosch te St. Michielsgestel, om na enige tijd zijn studies voort te zetten aan het groot-seminarie te Haaren. In 1919 werd hij tot priester gewijd. Lutkie werd nog hetzelfde jaar kapelaan te Gemonde bij Boxtel.

Van het begin af aan was de verhouding tot de bisschop van Den Bosch, mgr. A.F. Diepen, stroef. In het najaar van 1919 vroeg en verkreeg hij voor enige tijd vrijstelling van de parochiële taken om behulpzaam te zijn bij het teruggeleiden van transporten van Oostenrijkse kinderen naar hun vaderland. In Wenen ontmoette hij Richard Kralik, een ware polyhistor, auteur van vele boeken op allerlei gebied en naar de geest met het integralisme verwant. Lutkie werd door Kralik zeer geboeid en zag in hem een soort profeet. In het boek "Richard Kralik" (Oisterwijk, 1926), dat Lutkie samen met Vincent Cleerdin publiceerde, werd het integralisme toch afgewezen, omdat de auteurs Ariëns bewonderden, die door de Nederlandse integralist van enige betekenis, rector Thompson, bekritiseerd was. Na zijn Oostenrijkse reis gaf Lutkie, met verkregen toestemming van mgr. Diepen, gehoor aan de oproep van metropoliet Sjepticzki, het hoofd der Oekraiense katholieken, om priester te zijn in diens ambtgebied. Lutkie verbleef geruime tijd in Poznan en leerde daar het Oosteuropese christendom kennen en waarderen.

Omstreeks deze tijd verscheen Lutkies Christen-Synthese (Helmond, [1921]), een bundel opstellen, eerder verschenen in De Nieuwe Eeuw, het tijdschrift, waarvan P. van der Meer de Walcheren toen redacteur was. Lutkie geraakte echter in conflict met zijn bisschop, toen hij zich met het ontslag van dr. H.W.E. Moller als directeur van de R.K. Leergangen te Tilburg in een brochure Dokter Moller (Tilburg, 1921) bemoeide en spoedig daarna de uitgave van Vreugde, weekbrief voor idealisten aankondigde, waaraan ook dr. Moller bijdragen zou leveren. Bisschop Diepen verbood Lutkie iedere vorm van medewerking aan deze 'weekbrieven', omdat de inhoud ervan gevaren zou inhouden voor de katholieke leer en eenheid.

Lutkie kreeg in 1922 op eigen verzoek van mgr. Diepen verlof om zich terug te trekken uit de rechtstreekse pastorale zorg. Als ambteloos priester vestigde hij zich in het huisje 'Soli Deo' bij Nuland, op zeer korte afstand van het landgoed (annex boerderij) der echtelieden Cees en Maria Ras- van den Eerenbeemt, die hem jarenlang tot grote steun zouden zijn en met wie hij steeds lief en leed heeft gedeeld. Lutkie is zijn gehele verdere leven in Nuland blijven wonen. Hij bleef steeds een vruchtbaar auteur, diende zich gaarne aan als 'priester-publicist'. In politiek opzicht kon hij spoedig gerekend worden tot de vele katholieke malcontenten, die de Roomsch-Katholieke Staatspartij fel bekritiseerden. Bevlogen van de geest van Bloy, spraken Lutkie de denkbeelden van Maurras' 'Action Française' sterk aan en kwam hij weldra nog meer onder de indruk van de woorden en daden van de Italiaanse fascistenleider Benito Mussolini. Binnen de zg. rechtse 'Herstelbewegingen' van de jaren '20 en '30, speelde Lutkie een grote rol.

Reeds in 1922 begon Lutkie medewerking te verlenen aan het tijdschrift Katholieke Staatkunde van dr. E.G.H. Verviers, waarin hij zich in het eerste artikel 'Beginselen' op 7-12-1922 duidelijk ten gunste van het Italiaans fascisme uitsprak. Zijn bijdrage 'De leugen der democratie' in het nummer van 8-11-1923 schijnt de volle instemming van Verviers te hebben gehad, maar leidde kort daarna tot het bisschoppelijk verbod aan het tijdschrift om nog langer de aanduiding 'katholiek' in de naam te voeren. Ook een voorzitterschap van een op 13-1-1924 opgericht Genootschap voor Opbouwende Staatkunde, dat het tijdschrift Opbouwende Staatkunde zou begeleiden, werd Lutkie door bisschop Diepen ontzegd. In de hierop volgende jaren vervulde Lutkie geen bestuursfuncties meer, maar hij bleef publicistisch actief en nam ijverig deel aan verschillende autoritair-gezinde of fascistische verenigingen. In 1924 reisde hij naar Italië en ontmoette te Milaan de vagabonderende Nederlandse fascist van het eerste uur: Erich Wichmann, met wie hij vrienschap sloot. Bij Wichmanns vroege dood nam hij de taak op zich diens jonge en moeilijk opvoedbare zoon onder zijn hoede te nemen. Ook in de schilder Jan Toorop vond Lutkie een hem geestverwante vereerder van Mussolini. Op 11-5-1927 kon de priester Lutkie, op audiëntie bij Mussolini, enige door Toorop geschilderde portretten van deze fascistenleider aanbieden. In 1928 verscheen van Lutkies hand het boek Van Toorop naar Mussolini (Oisterwijk, [1928]), waarin aan de Duce mystieke eigenschappen werden toegekend. Hoezeer de bewondering voor Mussolini Lutkie bleef bezielen, bleek ook uit de herhaalde bezoeken aan de Duce (in 1929 en verscheidene keren in 1933) en daarmee samenhangende publikaties, o.a. een vertaling van Mussolini' s geschrift over diens broer Amaldo (1933) en Italië dat mijn hart heeft. Gesprekken met Mussolini (Oisterwijk, 1934). Bijzonder boeide hem de corporatieve idee. In 1934 behoorde hij tot de oprichters van het 'Istituto Universale di Studi Corporativi', een centrum voor fascistische theoretici.

Hiertegenover had hij voor de opkomst van het nationaal-socialisme in Duitsland geen sympathie. De 'Duitse geest' lag hem niet, het zg. Germaanse element in de cultuur was hem innerlijk vreemd. Misschien is hier ook het gebrek aan belangstelling voor de Vlaamse beweging uit te verklaren. Voor andere politieke stromingen en sociale problemen had Lutkie aanzienlijk meer belangstelling en bleef hij maatschappelijk en publicistisch actief. In 1928 had A.G. van den Boogaard, directeur-eigenaar van de uitgeverij 'Oisterwijk', een maandblaadje Oisterwijk laten verschijnen, waarin recensies van uitgaven bij deze firma werden herdrukt en aan een beperkte lezerskring toegezonden. Lutkie voerde de redactie; in het zevende en laatste nummer werd de spoedige verschijning aangekondigd van een nieuw, algemeen maandblad. Inderdaad kwam in juni 1930 de eerste aflevering van Aristo- uit, een initiatief van Lutkie en Van den Boogaard, maar vooral een echt geesteskind van de eerste. Aristo - wilde een forum zijn, waarop ieder, van welke overtuiging dan ook, zich zou kunnen uitspreken. Het bevatte bijdragen van politieke strekking, maar hun aantal nam geleidelijk af, om na de oorlog geheel te verdwijnen. Het blad had een sterk literaire inslag en stond open voor vele schrijvers en dichters. De éénhoofdige redactie was aanvankelijk door anderen gevoerd, maar in 1933 kwam een redactieraad tot stand, waarin Lutkie zitting nam. In dit Aristo - kon Lutkie veel eigen werk publiceren, o.a. 'Fascisme is Synthese' 3 (1932-1933) 261-264, 'De Partijen en de nieuwe Orde' 4 (1933-1934) 24-28 en 'Het Joodsche Probleem' 7 (1936-1937) 159-161. Tijdens de bezetting kenmerkte de houding van Aristo - zich door een zekere koelheid jegens de Duitsers, al toonde men zich bewust gedwongen te zijn tot aanvaarding van het feit van de bezetting. In 1943 werd het blad door de bezettende overheid verboden. Na de oorlog herrees de periodiek, doch met nieuwe medewerkers, omdat het in veler ogen te zeer 'besmet' werd geacht. Begin 1965 moest het tijdschrift ophouden te verschijnen, wegens gebrek aan abonnees. In hoeverre Lutkie en zijn Aristo - fascistisch of zelfs nationaal-socialistisch waren geweest, bleef een onderwerp van veel discussie. Tegenover de grote bewondering voor Mussolini's fascisme kon Lutkie wijzen op de distantie die hij altijd tegenover het Duitse nationaal-socialisme en ook de NSB had bewaard.

Lutkie was een vroegtijdig Nederlands vertegenwoordiger van het fascisme, onmiskenbaar door Mussolini geïnspireerd, nochtans stellig niet gespeend van waardigheid en een zekere grandeur. Van het nationaal-socialisme heeft hij zich steeds gedistantieerd. Echt vuile handen heeft Lutkie nooit gemaakt.

A: Het Lutkie-archief bevindt zich in het Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen; in de Collectie-Arnold Meijer c.a. in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) te 's-Hertogenbosch, treft men ook verscheidene stukken van en over Wouter Lutkie aan.

P: Behalve de reeds genoemde publikaties: Wereld-taal ('s-Hertogenbosch, 1909); Nooddruft en Liefdedrang (Tilburg, [1920]); De Weelde verdedigd ('s-Hertogenbosch, [S.a.]); Esperanto (Amsterdam, 1921); Herleving (Oisterwijk, 1923); Leekenreligio (Oisterwijk, 1927); De man 'n man (Oisterwijk, 1927); Dwazen (Oisterwijk, [1931]); Het Derde Stadium en De Partijen en de Nieuwe orde opgenomen in F.C. Gerretson, Charter van het Nederlandsche volksfascisme (Oisterwijk, [1934]); Van boven af (Oisterwijk, 1935); Brood en Woord (Oisterwijk, 1937); Onze rol spelen... (Nuland, 1963).

L: H. van Lieshout, Onze onevenwichtige jongeren (Tilburg, 1934); L.J. Rogier, Katholieke Herleving ('s-Gravenhage, [1956]); L.M.H. Joosten, Katholieken en fascisme in Nederland 1920-1940 (Hilversum [enz.], 1964); A.A. de Jonge, Crisis en Critiek der Democratie (Assen, 1968); W. Zaal, De Nederlandse fascisten (Amsterdam, 1973).

I: Katholiek Documentatie Centrum te Nijmegen, Collectie personen: afb. 2a19505.

L. Buning †


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013