Perquin, Lambertus Hendricus (1865-1938)

 
English | Nederlands

PERQUIN, Lambertus Hendricus (1865-1938)

Perquin, Lambertus Hendricus, r.-k. priester, lid van de orde der Dominicanen. Grondlegger van de Stichting Katholieke Radio Omroep (Voorburg 15-7-1865 - Rotterdam 4-8-1938). Zoon van Stephanus Theodorus Perquin, metselaar, en Johanna van Zutphen. afbeelding van Perquin, Lambertus Hendricus

Na zijn gymnasiale opleiding gevolgd te hebben in Nijmegen, trad hij op 29-9-1884 in de orde der Dominicanen. Op 15-8-1891 werd hij tot priester gewijd. Hij werd aangewezen voor de zielzorg en werkte 8 jaar in Schiedam en 20 jaar in Rotterdam. In 1919 werd hij benoemd tot pastoor van de St. Dominicus-parochie in Amsterdam. Pastoor Perquin, zoals hij sindsdien bekend staat in de geschiedenis van katholiek Nederland, koesterde van het begin af grote belangstelling voor de publiciteit vooral in het kader van de sociale en politieke emancipatie der katholieken. Zijn activiteiten op dit gebied vonden hun wortel in de tradities van zijn orde, die zich sinds haar stichting in 1216 bezig hield met geloofsverkondiging en -verdediging. In de periode die aan zijn verblijf in de hoofdstad vooraf ging, spande hij zich, naast zijn pastoraal werk, in voor de uitbouw van de katholieke pers, die hij een zeer belangrijke factor achtte in de geestelijke en maatschappelijke ontwikkeling van zijn geloofsgenoten. De katholieke dag- en weekbladpers moest samenwerken voor de 'belangen van de godsdienst, de staat en de maatschappij', zoals de aartsbisschop van Utrecht, mgr. H. van de Wetering het op 11 november 1896 in een brief aan de redacties had geformuleerd. Pater Perquin was 20 jaar lang bisschoppelijk censor van het dagblad De Maasbode, dat in eigen kring nogal eens moeilijkheden had veroorzaakt. Hij moest erop toezien dat aan de gewenste eenheid geen schade zou worden berokkend. Omdat hij in een landelijk katholiek dagblad een goede en nodige tegenhanger zag van 'neutrale' kranten, ijverde hij ervoor dat De Maasbode naast een avond- ook een ochtendeditie kreeg. Het is niet duidelijk of hij ook de opvattingen van de hoofdredacteur, de priester J.W. Thompson, t.a.v. het zg. 'Modernisme' deelde. Gezien Perquins latere werkzaamheid in de hoofdstad is echter aan te nemen dat dit niet het geval is geweest. In het algemeen ging de lectuurverspreiding hem ter harte, niet enkel tot voorlichting van zijn geloofsgenoten, maar ook ter informatie van andersdenkenden. Dit kreeg in Amsterdam zijn concrete vorm toen hij in 1922 hoofdredacteur werd van het door hem totaal vernieuwde apologetische weekblad De Bazuin. Populair Godsdienstwetenschappelijk en Apologetisch Weekblad voor Nederland en Koloniën. Hieraan paarde zich ook het gesproken woord; hij was de eerste pastoor in Amsterdam die in zijn kerk 'conferenties voor niet-katholieken' organiseerde, die veel toehoorders trokken. Al zijn activiteiten droegen, theologisch gezien, duidelijk het stempel van het Thomisme; in alles was hij gezagsgetrouw aan de kerkelijke hiërarchie. In het verlengde daarvan deelde hij ook de staatkundige en maatschappelijke opvattingen van de R.K. Staatspartij zonder dat zijn principes hem verleidden tot starre of extreme opvattingen. Daarvoor was hij te verdraagzaam.

Op 60-jarige leeftijd maakte pastoor Perquin kennis met het fenomeen radio, toen dit, nauwelijks het experimentele stadium ontgroeid, ontdekt was als middel voor massacommunicatie. Nadat enkele pogingen elders gestrand waren, startte in 1924 in Hilversum de eerste omroep die levensvatbaar bleek: de Hilversumsche Draadlooze omroep (HDO) o.l.v. Willem Vogt. Het was een neutrale organisatie die onderdak bood aan alle geestesstromingen die zich via dit medium wilden uiten. Zoals een aantal protestanten en een groepje socialisten, ieder op de bres voor het eigen ideaal, zag ook pastoor Perquin ongekende mogelijkheden voor de katholieken. Onkundig van het beraad dat een aantal katholieke intellectuelen binnenskamers hadden over het gebruik van het nieuwe medium, richtte hij, praktisch en doortastend als hij was, een 'radio-comité' op om te komen tot een eigen katholieke omroep. Een korte oproep in de katholieke pers op 4 februari 1925 had een stroom van sympathisanten tot gevolg. Maanden van intensieve voorbereiding liepen erop uit dat op 24 november van dat jaar de Katholieke Radio Omroep officieel met haar uitzendingen begon. Volgens de wens van het episcopaat moest de KRO een 'nationaal instituut op brede basis' worden. Op 12 april 1926 werd in Utrecht de Stichting Katholieke Radio Omroep opgericht en pastoor Perquin tot haar voorzitter benoemd. Op 7 juli 1926 werd de notariële akte gepasseerd. In het bestuur van de Stichting werden vertegenwoordigers opgenomen van alle katholieke landelijke standsorganisaties en instituten op cultureel en wetenschappelijk gebied, alsook afgevaardigden van de landelijke bond van R.K. Radiovereenigingen waarin de luisteraars verzameld waren. De stichter van de KRO was niet enkel de bezielende inspirator van zijn omroep, maar toonde zich in de vergroting ervan ook een uitstekend organisator. Begin maart 1927 nam Perquin ontslag als parochiepastoor om zich helemaal aan zijn radiowerk te wijden. Voor hem was de radio 'een vervolmaking van het apostolaat', 'een middel tot ontwikkeling en beschaving op religieus en maatschappelijk gebied', 'een ongehoord middel om elkaar te leren kennen en waarderen'. In de befaamde radiostrijd waarin hij zij aan zij vocht met de NCRV, eiste hij de plaats in de ether, waarop, naar zijn oordeel, het katholieke volksdeel (1/3 van de bevolking) recht had, naar analogie van de eigen pers, de school en de organisaties. Het zendtijdbesluit van 1930 gaf hem waarom hij had gevraagd. Toen de omroep in rustiger vaarwater terecht kwam, richtte pastoor Perquin zijn beleid op de uitbreiding en de consolidering van de KRO die op alle gebieden van het leven zijn stem liet horen. Ook hijzelf had eigen rubrieken in het programma, speciaal in de religieuze sector, zoals zijn 'Godsdienstige Halfuurtjes' en 'Conferenties voor ouden-van-dagen'. Hij was bovendien hoofdredacteur van de Katholieke Radio-Gids, het programmablad waarin hij de achterban informeerde en stimuleerde om het radiowerk steeds intensiever mogelijk te maken, afhankelijk als een omroeporganisatie toen nog was van de vrijwillige bijdragen van haar aanhangers. Toch bleef de KRO niet geïsoleerd werken, want zodra zich samenwerkingsmogelijkheden aandienden met andere omroepen, was Perquin erbij. Ondanks de crisisjaren wist hij met extra financiële steun van de luisteraars aan de Hilversumse Emmastraat een modern studiogebouw neer te zetten, dat in 1938 feestelijk werd geopend.

De 'radiopastoor' werkte ook op internationaal terrein. Hij was in 1928 een van de oprichters en de eerste voorzitter van het Internationaal Katholiek Radio Bureau, thans nog werkend onder de naam UNDA. Zijn activiteiten werden gehonoreerd met diverse binnen- en buitenlandse onderscheidingen. Toen de 73-jarige pastoor Perquin na een kortstondige ziekte op 4 augustus 1938 overleed, bleek hoe zijn persoon en zijn werk werden gewaardeerd, ook door de collega's van de andere omroepen. Een van de beste profieltekeningen was de schets door de secretaris van de VARA, de heer A. Pleysier, die hem in zijn rede van 4 augustus 1938 herdacht als één van 'de pioniers die de structuur van de Nederlandse Radio Omroep in zijn prille jaren hebben bepaald en geleid' (Katholieke Radio-Gids van 13 augustus 1938). Hij schetste de mens Perquin: 'In het algemeen was hij kort van stof; lange redevoeringen lagen hem niet. Hij sprak zijn mening onomwonden uit, zonder bitsheid evenwel, maar ook zonder uiterlijke vriendelijkheden die vaak gebezigd worden om een afwijking te maskeren. Daarvoor was hij inderdaad te vriendelijk, te eenvoudig en te rechtuit. Doch juist deze eenvoud die bij hem gepaard ging met een grote kennis van zaken, gaf zijn persoonlijkheid het markante dat gewaardeerd werd door allen die met hem samenwerkten.'

P: Artikelen in de dagbladen De Maasbode in de jaren 1899-1938, De Tijd in de jaren 1921-1938; in de weekbladen De Bazuin van 1922-1927, Katholieke Radio-Gids van 1925-1938.

L: P.J. Reymer, mr. A. v.d. Deure e.a., in de Katholieke Radio-Gids 7 (1931) 33 (15 augustus) 2-25; P. de Waart, ibidem 11 (1935) 29 (20 juli) 3; G.W. Kampschoër, dr. Th. Verhoeven e.a., ibidem 14 (1938) 33 (13 augustus) 2-24; Redactie, ibidem 23 (1950) 47 (19 november) 14-15; KRO 1925-1950... [Door L. Lutz en T. van Tomputte. Hilversum, 1950)].

I: Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld. Onder hoofdred. van H.P. van den Aardweg (Amsterdam 1938) 1143.

H.W.A. Joosten


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013