© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: J.H.W. Veenstra, 'Perron, Charles Edgard du (1899-1940)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/perron [12-11-2013]
PERRON, Charles Edgard du (1899-1940)
Perron, Charles Edgard du (ps. o.a. Duco Perkens) schrijver (Meester Cornelis in Nederlandsch-Indië 2-11-1899 - Bergen (N.H.) 14-5-1940). Zoon van Charles Emile du Perron, landheer, en Marie Mina Madeline Bédier de Prairie. Gehuwd op 26-11-1928 met Simonne Elise Sechez, van wie hij op 18-3-1932 is gescheiden. Uit dit huwelijk werd 1 zoon geboren. Opnieuw gehuwd op 17-5-1932 met Elisabeth Geertruida de Roos, uit welk huwelijk ook 1 zoon werd geboren.
Zijn jeugd in Nederlands-Indië werd gekenmerkt door ziekte, verhuizingen en mislukking op school. Zijn vader, vermogend en behorend tot het dan al een eeuw in de kolonie gevestigde patriciaat van Franse oorsprong met vertegenwoordigers in de hoogste rangen van leger, bestuur en rechtspraak, besloot in 1906 bij wijze van lucratief avontuur een rijstpellerij op te zetten aan de nauwelijks bewoonde zuidkust van West-Java. Met tussenpozen bleef het gezin er tot 1911, waardoor de enige zoon maar weinig regelmatig onderwijs kreeg. Nadat de onderneming was mislukt, keerde het gezin naar Meester Cornelis terug. In die randgemeente van het toenmalige Batavia doorliep Eddy met moeite de lagere school. Na een kort verblijf op een HBS aldaar kon hij door een lange tijd van ziekte de lessen niet volgen. Het gezin verhuisde in 1913 naar Bandoeng. Ook daar bezocht hij nog één jaar zonder succes de HBS. Omdat hij een literaire aanleg had, kreeg hij enkele jaren privaatlessen in moderne talen, voordat hij in 1919 in Batavia redacteur werd van Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië. Ook daar kon de schrijver in de dop, die door de vertaling van een roman en door weekbladartikelen over koloniale en Franse literatuur te meer blijk gaf van zijn literaire interesses, niet aarden. Hij nam er algauw ontslag, bereisde Java nog en vertrok met zijn ouders in 1921 naar Europa. Het gezin vestigde zich in Brussel, waar de zoon zijn weinig schoolse opvoeding op Europese leest zou moeten afronden. Met een bohémien-bestaan voor ogen vestigde Du Perron zich in maart 1922 op Montmartre. Hij maakte er kennis met jonge Franse schrijvers en schilders en via hen met alles wat de toen fel beleden 'Esprit Nouveau' vertegenwoordigde, zoals kubisme, futurisme, dadaïsme en surrealisme. Van zowel zijn verbijstering als zijn bereidheid tot navolging gaf hij blijk in een in het Frans geschreven geschrift. Manuscrit trouvé dans une poche. Weer terug in Brussel, gaf hij het 1923 uit en het bracht hem in contact met de Belgische Franstalige schrijver Franz Hellens. In diens kring ontmoette hij o.a. de jonge in het Frans schrijvende dichter Odilon-Jean Périer, wiens dood hem in 1928 zou inspireren tot het zo bekend geworden vers 'Gebed bij den harden dood'. Begin 1924 maakte hij in Antwerpen kennis met de redacteur van het aan de moderne kunst gewijde tijdschrift Het Overzicht, de constructivistische schilder Jozef Peeters. Via hem knoopte hij ruim een jaar later vriendschapsbanden aan met Paul van Ostaijen, erkend leider van de Vlaamse expressionistische schrijvers. Du Perron is dan al definitief in het Nederlands gaan schrijven, had in Het Overzicht gepubliceerd onder het pseudoniem Duco Perkens en in eigen beheer zowel proza- als poëziewerkjes in 1924 uitgegeven (Het roerend bezit. Kwartier per dag).
Na het verdwijnen van Het Overzicht richtten Peeters en Du Perron in 1925 het tijdschrift annex uitgeverij De Driehoek op. Du Perron leverde bijdragen in proza en poëzie aan het blad en korte verhalen van hem verschenen in de door de uitgeverij verzorgde Cahiers, waarvoor de toen ook modernistische en met hem bevriend geraakte schilder A.C. Willink illustraties maakte. Begin 1926 sloot Du Perron zijn zg. Duco Perkens-periode af met de bundeling van zijn dan verschenen verzen en verhalen onder de titel Bij gebrek aan ernst. Voorjaar 1926 voltooide hij een al op Montmartre begonnen roman met autobiografische inslag. Een voorbereiding (1927). Najaar 1926 maakte hij in Parijs kennis met André Malraux, dan al bekend als een van de begaafdste onder de jonge Franse schrijvers, als revolutionair activist en als Nietzscheaans prediker van de zelfverwerkelijking door de daad. In warme vriendschap zal Du Perron jarenlang met hem omgaan, zoals hij het ook deed met de literatuurhistoricus en journalist Pascal Pia, die hij al in 1922 op Montmartre had leren kennen. Vriendschap met de dichter Jan Greshoff, die in 1927 ook in Brussel was komen wonen, met A. Roland Holst, Slauerhoff, Bloem, Van Vriesland. Marsman, Ter Braak en vele anderen, bezorgde hem allengs contacten met de Noordnederlandse jongerenliteratuur. Hij had er te meer houvast aan na de dood van Van Ostaijen in maart 1928 en het verdwijnen van het tijdschrift Avontuur, dat hij even eerder met hem en de Vlaamse expressionist Burssens had opgericht. Op het tussen Brussel en Namen gelegen buitengoed Gistoux, in het gelijknamige dorp, was de vriendenkring, waartoe ook de Vlaamse dichter Jan van Nijlen was gaan behoren, regelmatig te gast. De familie Du Perron bewoonde het sinds 1926 in de Indische landherentrant en de door geen werkkring geplaagde zoon bewoog er zich in die tijd als een zich alleen om de literatuur bekommerend lettré.
Door publikaties in De Gids van o.a. in 1928 'Het gebed bij den harden dood' en in 1930 van een verhaal 'Het drama van Huize-aan-Zee', dat was geïnspireerd door de zelfmoord van zijn vader in 1926, alsook in De Vrije Bladen van 1930 van het essay 'Gesprek over Slauerhoff, manifesteerde Du Perron zich als een van de belangrijkste jongeren met een gerijpt talent en een uitgesproken standpunt ten aanzien van de normen waaraan literatuur moest voldoen. Dit anti-retorische standpunt, dat in de poëzie leidde tot het simpel gesproken vers ('parlando'), raakte dat van de meer filosofisch georiënteerde Menno ter Braak. Met hem en de Vlaming Maurice Roelants richtte Du Perron eind 1931 het maandblad Forum op. Daarin poneerden hij en Ter Braak de waarde van de persoonlijkheid als bepalend voor het niveau van het kunstwerk en zij bestreden fel de vormcultus, waarbij het esthetische vermogen van de kunstenaar norm voor de kwaliteit van kunst is. 'Vorm of vent' was de leuze volgens de formulering van J.C. Bloem. Du Perron publiceerde in 1932 als een programmatische polemiek in Forum zijn 'Uren met Dirk Coster', een afrekening met wat hij als ethische halfzachtheid en esthetisch bedrog in onze literatuur zag. Hierdoor en door Ter Braaks Démasqué der schoonheid was een frontpositie gemarkeerd, die moraliserend was in de trant van de 18de-eeuwse Franse encyclopedisten en zowel individualistisch als anti-totalitair. Hoewel Forum maar vier jaar bestond, had het door zijn positie kiezen voor zuiverheid en eerlijkheid van een mens die buiten religieuze voorschriften om als 'honnête homme' voor zijn zelfontplooiing verantwoordelijk is, een grote invloed tot ver na de Tweede Wereldoorlog.
Du Perron was in 1932, na voor de tweede keer te zijn getrouwd, in Parijs gaan wonen. In Frankrijk schreef hij het boek waardoor hij het meest bekend werd, zijn autobiografische roman Het land van herkomst (1935). Hij roept er zijn Indische jeugd in op en vlecht door zijn herinneringen verslagen van gesprekken en voorvallen die zich in het Parijs van zijn dagen hadden voorgedaan. Het was het in beeld brengen van een persoonlijke ontwikkeling en tegelijk het getuigenis van een generatie die zich te weer stelde tegen de dreigende totalitaire machten. Kritisch-essayistisch gaf Du Perron van deze instelling blijk in zijn bundels De smalle mens (1934) en Blocnote klein formaat (1936); zoals hij het eerder aan de hand van zijn lectuur had gedaan in zijn periodiek gepubliceerde Cahiers van een lezer.
Afkeer van de politieke verwikkelingen, materiële nood door verlies van het familievermogen en heimwee deden hem in 1936 weer naar Nederlands-Indië trekken. Tegenslag en teleurstellingen achtervolgden hem ook daar. Hij werkte er even op het Landsarchief, ontdekte belangrijke stukken met betrekking tot Multatuli's ambtenarentijd en schreef over hem twee biografische studies: De man van Lebak (1937) en Multatuli. Tweede pleidooi (1938). Als mederedacteur van het vooruitstrevende tijdschrift Kritiek en Opbouw publiceerde hij er artikelen in, als ook een geruchtmakende polemische aanval op de toen bekende journalist H.C. Zentgraaff, die de aandacht trokken van jonge Indonesische intellectuelen. Zij vonden in hem een even onbaatzuchtig als oprecht leidsman, die zij later ook als vriend dankbaar zouden herdenken.
Omdat hij zijn vrienden in Nederland miste en daar archiefstudies wilde doen voor een reeks historische romans, vertrok hij uit Indië in 1939. Kort na zijn terugkeer verscheen het eerste boek van de reeks, de documentaire roman Schandaal in Holland, die handelt over de door een geruchtmakende affaire getroffen Friese staatsman en dichter Onno Zwier van Haren. Zijn plotselinge dood op 14 mei 1940, als gevolg van angina pectoris liet dit plan onvoltooid. Eerst na de oorlog, toen veel van zijn werk werd herdrukt, bleek ten volle hoe richtinggevend het was geweest voor tijdgenoten en jongeren.
P: Bibliografie in deel 7 van het Verzameld werk (Amsterdam, 1954-1959. 7 dln). Du Perrons correspondentie met Ter Braak is gepubliceerd in Briefwisseling, 1930-1940 (Amsterdam, 1962-1967. 4 dln.); die met andere correspondenten in E. du Perron, Brieven (Amsterdam, 1977-. dln.).
L: G.H. 's-Gravensande, E. du Perron. Herinneringen en bescheiden (Den Haag, 1947); H.A. Gomperts, 'E. du Perron', in Jagen om te leven (Amsterdam, 1949) 145-205; Jan van Nijlen, Herinneringen aan E. du Perron (Amsterdam, 1955); H.A. Gomperts, in De schok der herkenning (Amsterdam, 1959) 127-145; Ada Deprez, E. du Perron, 1899-1940. Zijn leven en zijn werk (Brussel [enz.], 1960); J.H.W. Veenstra, D' Artagnan tegen Jan Fuselier. E. du Perron als Indisch polemist (Amsterdam, 1962); E. du Perron. [Samengest. door E. du Perron-de Roos e.a.]. (Amsterdam, [1969]). [Schrijvers prentenboek: 13]; Pascal Pia, Parler de Du Perron - Praten over Du Perron. Met een toel. door J.H.W. Veenstra (Utrecht, 1979); J.H.W. Veenstra, Multatuli als lotgenoot van Du Perron (Utrecht, 1979); In voorbereiding J.H.W. Veenstra, Het leven van E. du Perron.
I: W.L.M.E. van Leeuwen, Drie vrienden. H. Marsman, Menno ter Braak, E. du Perron. Studies en herinneringen (Zeist [etc.] 1963) afbeelding 41. [Foto: R Parry, Du Perron in 1935].
J.H.W. Veenstra
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013