Vlies, Anke van der (1873-1939)

 
English | Nederlands

VLIES, Anke van der (1873-1939)

Vlies, Anke van der (ps. Enka), schrijfster en socialistisch activiste (Sliedrecht 15-1-1873 - Alkmaar 5-7-1939). Dochter van Cornelis van der Vlies, aannemer, en Sophia Muller. Gehuwd sinds 15-11-1917 met Christiaan Johannes Tjaden, reiziger, weduwnaar van Sijtje Jacoba van Beem. Uit dit huwelijk waren geen kinderen. afbeelding van Vlies, Anke van der

Enka groeide op in Schiedam en studeerde te Rotterdam voor onderwijzeres. Vervolgens was ze in die zelfde plaats werkzaam bij het bijzonder onderwijs, tot haar onvrijwillige ontslagneming in 1911 als gevolg van haar propagandistische activiteiten voor het socialisme. Als betaalde propagandiste voorzag zij hiermee verder in haar levensonderhoud.

Haar eerste bekendheid verkreeg Enka als christelijk schrijfster en medewerkster (van 1897-1910) aan het maandblad Ons Tijdschrift. Haar letterkundige arbeid is voor de christelijke letterkunde van belang geweest omdat zij deze bewust wilde doen aansluiten bij de niet-christelijke eigentijdse letterkunde van na tachtig. De jonge Enka kwam al in haar letterkundige arbeid naar voren als een sterke persoonlijkheid, die onconventionele standpunten durfde in te nemen, en, die hoogst ongebruikelijk in orthodox christelijke kringen, met waardering schreef over vrouwenemancipatie en socialisme.

Een grote verandering in haar leven bracht haar overgang tot het socialisme, waardoor er een volledig einde aan verdere letterkundige arbeid kwam, omdat ze van die tijd af al haar energie in dienst wilde stellen van de strijd voor het socialisme. De neerslag hiervan vinden we in haar roman Het komt (Nijkerk, [1905]), waarin beschreven werd hoe een orthodox-protestantse dominee uit christelijke overtuiging socialist werd. Deze roman veroorzaakte in protestants Nederland veel deining. Het vervolg hierop vormde de in het begin van 1907 gepubliceerde brochure Kan een rechtzinnig christen socialist zijn? (Baam, 1907). Enka antwoordde hierop met een krachtig 'ja'. Zij was hiermee de eerste uit het orthodox-protestantse kamp die zich publiekelijk 'socialist' durfde noemen. Deze brochure waarin ze aan het eind een oproep deed om een socialistische studie- en propagandaclub te stichten, leidde in 1907 tot het oprichten van de Bond van Christen-Socialisten (BCS), die tot 1921 bestond. In de eerste fase van het bestaan van de Bond was zij de grote inspirerende en stimulerende kracht van deze organisatie.

In 1912 verliet zij de BCS na een diepgaand meningsverschil over de te volgen koers. Enka was er tegen om de Bond als zelfstandige politieke partij aan de verkiezingen te laten deelnemen en ze pleitte voor het stemmen op SDAP-kandidaten. Toen haar voorstel hierover in de BCS verworpen werd, stapte zij over naar de SDAP en vormde in deze partij met enkele geestverwanten een kleine orthodox-protestantse werkgroep - met een eigen blad Voortgaan. Vooral tussen 1914-1918 kreeg zij landelijk grote bekendheid als de revolutionaire socialiste. Zij nam deel aan talrijke dienstweigeringsacties, manifestaties tegen de mobilisatie en andere betogingen. Ze behoorde o.a. tot de initiatiefnemers van het dienstweigeringsmanifest in 1915 en had zitting in het uitvoerend comité van het grote paascongres tegen de oorlog in 1916. Met Rudolf Kuyper behoorde Enka tot de felste critici van het officiële partijbeleid, van de SDAP tot haar bedanken voor de partij in 1917 toen al haar hoop om van de SDAP weer een revolutionaire partij te maken, vervlogen scheen.

In het begin van 1918 keerde ze terug in de in politiek opzicht onder leiding van Bart de Ligt, geradicaliseerde BCS. Maar ook toen geraakte zij spoedig in een individualistische kritische positie: scherpe kritiek op de politieke koers van de BCS in de richting van een door Tolstoj beïnvloed religieus anarchisme en pacifisme enerzijds en anderzijds ook oppositie tegen het BCS-kamerlidmaatschap van ds. J.W. Kruyt binnen de fractie van de Communistische Partij in Nederland. Enka besefte heel duidelijk dat van de oorspronkelijke doelstelling waarvoor de BCS was opgericht om arbeiders de ogen te openen voor het socialisme niets meer terecht kon komen. Met een aantal uitgetreden orthodox-prot. BCS-leden stichtte zij ten slotte in november 1920 een nieuwe partij: de Christelijke Volkspartij, voorloopster van de Christen Democratische Unie. Toen dit bekend raakte, werd ze uit het bestuur van de BCS gezet en dit werd voor haar de aanleiding om de partij voor de tweede maal (1920) te verlaten. Haar lidmaatschap van de Christelijke Volkspartij (CVP) duurde overigens ook weer niet lang, omdat haar radicale denkbeelden niet overeenkwamen met het gematigde karakter, dat de andere oprichters de CVP wilden geven: in juni 1922 werd ze geroyeerd omdat zij een uitspraak over de noodzaak van een dictatuur van het proletariaat niet wilde herroepen. Daarop trok zij zich, teleurgesteld, grotendeels uit het publieke leven terug en vervulde alleen nog regelmatig spreekbeurten voor het Religieus Socialistisch Verbond, waarvan zij in 1914 een van de oprichters was geweest. Ze hield evangelisatiediensten in een kapel achter haar huis in Bergen en werkte enige tijd mee aan het orgaan van de Bond getiteld De Nieuwe Samenleving.

Enka was een in haar eigen tijd onbegrepen persoonlijkheid. In socialistische kringen werd ze gewantrouwd om haar orthodox-protestantse geloof (mystiek-piëtistisch van karakter). Haar geloof weerhield haar er ook van, ondanks grote sympathie, ooit lid te worden van de in 1909 opgerichte SDP van Wijnkoop c.s., omdat ze het 'vulgair-materialisme' dat in deze partij overheerste, verwierp. In protestantse kringen werd ze veroordeeld om haar marxistische opvattingen. Bij beide groepen leefde sterk de gedachte dat diepzwart en fel rood niet samen konden gaan. Toch is de relatie christendom socialisme bij Enka minder inconsequent dan het haar tijdgenoten moest lijken. Zij moet geplaatst worden in de traditie van 'het revolutionaire calvinisme' en was sterk beïnvloed door de geschriften van de 'jonge' Abraham Kuyper. De strijd voor 'de ere Gods' die op alle levensterreinen nagestreefd moest worden, ging Enka die een zuiver voorbeeld is van wat Kierkegaard 'het religieuse type' noemde, boven alles. Een christen mocht ook op maatschappelijk terrein geen concessies doen en moest een anti-christelijk stelsel als het kapitalistische principieel verwerpen. Herhaaldelijk veroordeelde ze in profetische verontwaardiging het conservatieve, verburgerlijkte christendom uit haar dagen dat deze taak naar haar overtuiging verwaarloosde. Deze strijd voor het socialisme, die ze zag als de eigentijdse navolging van Christus, moest met inzet van alle krachten en met gebruik van ook geweld en revolutie, als alle andere middelen uitgeput waren, nagestreefd worden. Karakteristiek is wel dat Enka niet optimistisch was over de resultaten. Een socialistische heilstaat bleef ook een samenleving van zondige mensen en mocht niet verward worden met het koninkrijk Gods dat van een geheel andere dimensie was. Haar radicale opvattingen maakten dat ze weinig aanhang kreeg: al is ze voor een jongere generatie christen-socialisten wel het inspirerend voorbeeld geweest van hoe het christendom ook maatschappelijk gestalte kon krijgen.

A: Collectie-mevr. Tjaden-van der Vlies. Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam.

P: Enka heeft behalve in de tekst genoemde tijdschriften gepubliceerd in o.a. Opwaarts en De Samenwerking. Geselecteerde bibliografie achter biografie van Enka door P.J. Meertens, in Mededelingenblad der Sociaal Historische Studiekring I (1953) 2 (september) 7-9.

L: B. Bymholt, 'Over religieus-socialistische stroomingen in ons land', in De Socialistische Gids 8 (1923) 726-740; 935-952; P.J. Meertens, 'Enka. Pionierster van het christen-socialisme", in De Vlam van 21-7-1951; J.J. Buskes, 'Uit de geschiedenis van het socialisme in Nederland", in Tijd en Taak 59 (1963) 13 (30 maart) 6-7; 14 en 15 (6 en 13 april) 2 en 4; A. van der Poest Clement, 'Enka. Een strijdbare figuur; een "bliksemsch wijf..."" in De Schiedamse Gemeenschap 17 (1965), (september) 136-138; R. Verwoerd, 'Enka, een ortodox socialistische Kassandra in het ortodox protestantse Nederland uit het begin van deze eeuw. Doctoraalscriptie van 1976 in IISG; R. Verwoerd, ['Anke van der Vlies'] in Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis [6 (1980) 271-282].

I: Herman Noordegraaf en Rokus Verwoerd, Anke van der Vlies. Een bliksems wijf (Aalsmeer 1987) 8 [Van der Vlies kort voor haar dood].

R. Verwoerd.


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013