© Huygens ING - Amsterdam. Bronvermelding: G.W.B. Borrie, 'Wibaut, Florentinus Marinus (1859-1936)', in Biografisch Woordenboek van Nederland. URL:http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/wibaut [12-11-2013]
WIBAUT, Florentinus Marinus (1859-1936)
Wibaut, Florentinus Marinus, houthandelaar en politicus (Vlissingen 23-6-1859 - Amsterdam 29-4-1936). Zoon van Florentinus Wibaut, winkelier in levensmiddelen en brandstoffenhandelaar, en Wilhelmina Maria Slaat. Gehuwd sinds 6-5-1885 met Mathilde Berdenis van Berlekom. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 2 dochters geboren.
Opgevoed in een vroom rooms-katholiek gezin, bezocht hij na de lagere school in Vlissingen de bekende R.K. kostschool te Rolduc. Hoewel Wibaut zelf er de voorkeur aan gaf een priesteropleiding te volgen, besloten zijn ouders hem te doen inschrijven aan de Openbare Handelsschool te Amsterdam, waar hij in de zomer van 1876 slaagde voor zijn eindexamen. Onder invloed van het lezen van het werk van Multatuli verloor hij in deze Amsterdamse jaren zijn katholieke geloof. In zijn memoires, die in 1936 - kort na zijn dood - onder de titel Levensbouw. Memoires verschenen, beschreef hij de achtergronden van zijn geloofscrisis.
In 1877 trad Wibaut in dienst bij de houthandel van de firma G. Alberts Lzn. en Co. te Middelburg, voor welk bedrijf hij diverse grote zakenreizen maakte naar Rusland en Amerika. Na in 1881 deelgenoot in de firma te zijn geworden en enige jaren later directeur, ontwikkelde hij zich in de jaren negentig tot een succesvol zakenman, en verwierf hij een aanzienlijk vermogen.
Naast werkzaamheden in de houthandel toonde Wibaut grote belangstelling voor sociale en politieke vraagstukken en voelde hij zich aanvankelijk aangetrokken tot de radicaal-liberale richting. In 1891 volgde zijn Nederlandse vertaling van Fabian Essays in Socialism onder de titel Socialisme (Amsterdam, 1891). In de voorrede tot deze uitgave noemde hij zich 'socialist' en vanaf die tijd zou hij zeer actief in het openbaar optreden. Hij nam in 1893 het initiatief tot de oprichting van het zg. Honger- en Schrikcomité, dat financiële bijstand verleende aan arbeiders op het Friese platteland die door de economische crisis in moeilijkheden verkeerden. Deze actie organiseerde Wibaut als medewerker van het Sociaal Weekblad - het vooruitstrevend liberale weekblad van M.W.F. Treub -, waarin hij in de jaren 1892 tot 1898 vele artikelen schreef over sociaal-economische en politieke onderwerpen. Maar ook in De Nieuwe Gids en later in De Kroniek verschenen vele bijdragen van zijn hand over politieke aangelegenheden. Zijn opvattingen ontwikkelden zich steeds meer in de richting van het democratisch-socialisme, maar het duurde tot 1897 alvorens hij zich aansloot bij de SDAP. Deze late toetreding werd door hem gemotiveerd met het argument, dat de oprichters van deze partij in 1894 te weinig aandacht hadden getoond voor de betekenis van de vakorganisatie. In 1904 verhuisde hij naar Amsterdam en wijdde een steeds groter deel van zijn tijd aan de socialistische beweging. Bij de interne conflicten in de SDAP speelde Wibaut een belangrijke rol. Hij kon tot de 'marxistische' vleugel in de partij gerekend worden. Ondanks zijn op eenheid gerichte bemiddelingspogingen vóór en tijdens het partijcongres van Deventer in 1909 kon een scheuring in de SDAP niet voorkomen worden.
Ondertussen was Wibaut in 1907 gekozen tot lid van de gemeenteraad van Amsterdam. Sedert zijn komst in de hoofdstad had hij bijzondere belangstelling aan de dag gelegd voor de gemeentepolitiek. Zijn vriend, de journalist P.L. Tak, had hieraan duidelijk richting gegeven, met name door hem het redacteurschap aan te bieden van De Gemeente, het maandblad van de sociaal-democratische gemeenteraadsleden. In dit tijdschrift, dat een sterke invloed heeft uitgeoefend op de ontwikkeling van het socialistisch denken en handelen op locaal niveau, schreef Wibaut in de loop der jaren een groot aantal artikelen over zeer gevarieerde onderwerpen van gemeentelijk beleid. In 1914 werd hij gekozen tot wethouder van Amsterdam. Als lid van de gemeenteraad had hij een initiatiefvoorstel ingediend tot de bouw van tweeduizend volkswoningen, met een huur beneden 'kostprijs', en toen er zich een mogelijkheid voordeed om dit plan te verwezenlijken door zitting te nemen in het dagelijks bestuur van de gemeente, ging de SDAP uiteindelijk akkoord met het aanvaarden van een wethouderszetel, hoewel hiertegen aanvankelijk - ook bij Wibaut - grote bezwaren bestonden. Hij maakte deel uit van het college van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam van 25-3-1914 tot 1-9-1931. Er waren twee onderbrekingen (21-4-1921 tot 17-6-1921 en 6-9-1927 tot 18-9-1929), toen er geen sociaal-democraten in het stadsbestuur zitting hadden. Op grond van de belangrijkste portefeuilles die hij beheerde kan zijn optreden als wethouder in twee perioden worden verdeeld: van 1914 tot 1919, met het accent op de levensmiddelenvoorziening, volkshuisvesting en arbeidszaken en van 1919 tot 1931 (met uitzondering van genoemde onderbrekingen), waarin hij gemeentefinanciën, gemeentebedrijven en kunstzaken beheerde. Door het uitbreken van de oorlog begon Wibaut zijn werk onder bijzonder moeilijke omstandigheden. Hij kreeg de verantwoordelijkheid voor de levensmiddelenvoorziening in de hoofdstad, hetgeen hem herhaalde malen in conflict bracht met zijn links-georiënteerde vrienden. De woningbouwplannen stagneerden en konden eerst in 1918 in uitvoering worden genomen. Toen er in de jaren twintig in Amsterdam een groot aantal woningen werd gebouwd had Wibaut de portefeuille van volkshuisvesting reeds aan zijn partijgenoot S. Rodrigues de Miranda overgedragen en hoewel zijn latere populariteit voor een deel moet worden toegeschreven aan het 'image' als bouwer van de grote, moderne Amsterdamse woonwijken, was zijn grootste invloed gelegen in het door hem gevoerde financiële beleid. Zijn deskundigheid op financieel en economisch terrein, mede als gevolg van zijn jarenlange ervaring in het bedrijfsleven, verschafte hem in het bestuur van de stad een dominerende positie. In de pers werd hij, met een mengsel van spot en bewondering, 'De Machtige' genoemd. Zijn belastingpolitiek ondervond bij zijn politieke tegenstanders in de gemeenteraad (o.a. de fractievoorzitter van de Roomsch-Katholieke Staatspartij - C.P.M. Romme) vaak ernstige kritiek. Als wethouder van kunstzaken genoot hij grote bekendheid door zijn bemoeiingen met het bespelen van de Stadsschouwburg door het toneelgezelschap van Willem Royaards.
Als lid van de Eerste Kamer (1922-1935) had Wibaut een belangrijk aandeel in de bestrijding van het wetsontwerp-De Geer inzake de financiële verhouding tussen het Rijk en de Gemeenten. Dit wetsontwerp, dat in 1929 door de Staten-Generaal werd aangenomen, was volgens Wibaut een directe aantasting van de autonomie der gemeenten, aangezien daarmee aan de gemeenten de mogelijkheid werd ontnomen door middel van een eigen belastinggebied hun inkomsten bij het uitgavenbeleid aan te passen.
Inmiddels had Wibaut in 1928 een eredoctoraat van de Amsterdamse Universiteit, als waardering voor zijn publikaties op het gebied der economische wetenschappen, ontvangen. Naast bijdragen in de reeds vermelde tijdschriften betrof het hier artikelen in De Nieuwe Tijd, De Socialistische Gids, 'Economische Kronieken' in het dagblad Het Volk van 1904 tot 1936, diverse preadviezen voor de Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek, alsmede zijn boek over Trusts en Kartels (Amsterdam, 1903).
In zijn latere jaren behoorde Wibaut weer tot de 'oppositionele richting' in de socialistische beweging. In de Socialistische Arbeiders Internationale (S.A.I.) bepleitte hij de Volksfrontgedachte, in de Nederlandse politiek nam hij stelling tegen het in 1931 door de SDAP uitgebrachte rapport Nieuwe Organen .... In 1932, toen de SDAP een ernstige crisis doormaakte en er wederom een scheiding der geesten dreigde, vervulde hij (evenals in 1909) de rol van 'verbindingsofficier' - echter zonder succes. Ondanks het feit dat vele van zijn vrienden uit de SDAP traden, bleef hij de partij trouw.
Wibaut was een non-conformist. Een getuigenis van deze levenshouding vindt men ook in het boek Wordend Huwelijk (Haarlem, 1932), dat hij samen met zijn echtgenote uitgaf en waarin een pleidooi werd gehouden voor seksuele hervormingen in en buiten het huwelijk. Politiek behoorde hij tot de linkervleugel van de SDAP en hij noemde zich bij voorkeur 'marxist'; verschillende van zijn partijgenoten zagen in hem echter meer de Fabian-socialist dan de 'marxistische revolutionair'. In het bijzonder als gemeentebestuurder wist hij steeds weer te boeien door zijn strijd voor de autonome plaats der gemeenten in ons staatsbestel en de zelfstandigheid op het terrein van hun financiën. Als een rode draad loopt door zijn optreden een groot vertrouwen in het gemeentelijk beheer als instrument van democratische bestuursopbouw. Een Belgisch geestverwant, senator Emile Vinck, zei eens van hem: 'De gemeente was zijn geloof.'
A: Het archief-Wibaut (gedeeltelijk geordend) is aanwezig in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.
P: Behalve de bovengenoemde boeken en artikelen in de vermelde tijdschriften heeft Wibaut ook nog gepubliceerd in Het Weekblad (1909-1919; orgaan van de marxistische vleugel in de SDAP) en het Haagsch Maandblad. Diverse artikelen verschenen afzonderlijk als brochure. Voor een overzicht van zijn publikaties wordt verwezen naar G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut. Mens en Magistraat. Ontstaan en ontwikkeling der socialistische gemeentepolitiek (Assen, 1968) 284-301. Proefschrift Universiteit van Amsterdam.
L: W.H. Vliegen, Die onze kracht ontwaken deed (Amsterdam, [1921]) II, 226-236; S.R. de Miranda, 'Wibaut als magistraat', in De Socialistische Gids 21 (1963) 369-378; W. van Ravesteyn, 'Herzien. Herdenken. Een gelukkig leven uit een vroeger optimisme', in Critisch Bulletin I (1937) 544-549; S. de Wolff, Voor het land van belofte. Een terugblik op mijn leven (Bussum, 1954) 165-170; W. Drees, F. Wibaut e.a., 'Wibaut honderd jaar geleden geboren', in Socialisme en Democratie ... 16 (1959) 350-377; G. van den Bergh, Ed. Polak e.a., 'Florentinus Marinus Wibaut...' in De Gemeente 14 (1959) 9-10 (Juni/ juli) 105-127; G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut. Mens en Magistraat... (Assen, 1968).
I: G.W.B. Borrie, F.M. Wibaut. Mens en Magistraat... (Assen, 1968) 337.G.W.B. Borrie
Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).
Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979)Laatst gewijzigd op 12-11-2013