Dantzig, Maurits Michiel van (1903-1960)

 
English | Nederlands

DANTZIG, Maurits Michiel van (1903-1960)

Dantzig, Maurits Michiel van, pictoloog (Rotterdam 4-6-1903 - Amsterdam 19-1-1960). Zoon van Machiel Emmanuel van Dantzig, bankdirecteur, en Adèle Hilsum. Gehuwd op 12-4-1927 met Ella Rosy Celestine van den Bergh. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. afbeelding van Dantzig, Maurits Michiel van

Van Dantzig leek aanvankelijk de door zijn ouders uitgestippelde levensloop te gaan volgen. Hij doorliep de HBS, volgde sinds 22 september 1921 een tweetal jaren een studie aan de Nederlandsche Handels-Hoogeschool en werkte vervolgens enige jaren bij de bankiersfirma S. van Dantzig & Co. In 1928 ontdekte hij evenwel dat zijn belangstelling voor kunst die voor bankzaken ver overtrof. Hij besloot - tot verontwaardiging van de familie - het schilderen als beroep te kiezen en ging lessen aan de Haagse Akademie voor Beeldende Kunsten volgen, speciaal om inzicht in allerlei technieken te verwerven. Toen hij in die verwachting teleurgesteld werd vertrok hij in 1929 naar Berlijn en volgde daar lessen bij prof. Kurt Wehlte (Kunstgewerbeschule) en aanvullend praktisch onderricht bij Helmut Ruhemann (restauratieatelier van het Kaiser Friedrich Museum). In laatstgenoemde instelling werd Van Dantzigs belangstelling voor echtheidsproblemen opgewekt door een aldaar uitgevoerd onderzoek op een veronderstelde Vlaamse primitief, de 'Madonna in de rosenhof ', die van recente datum bleek te zijn. Ook liet het in Berlijn gevoerde Wackerproces, rond een aantal Van Gogh-vervalsingen, niet na indruk op hem te maken. Aan de andere kant werden hij en zijn vrouw sterk gestimuleerd door het intensieve kunstleven in Berlijn aan het einde van de Weimarrepubliek.

Na een studiereis door Italië vestigde hij zich in 1932 als schilder te Amsterdam en werd er lid - en later tot 1941 bestuurslid - van 'De Brug'. Als zodanig exposeerde hij enige malen en verwonderde zich daarbij over de subjectiviteit waarmee critici schreven over het werk van hem en zijn kunstbroeders: de definitieve aanleiding tot zijn wens en pogingen om het kunstoordeel te objectiveren. Het eerst legde hij zijn ideeën vast in het vroeg in 1937 gepubliceerde boek Schilderkunst, maakwerk, vervalsching. Nog in hetzelfde jaar verscheen de eerste toepassing op de 116 aan Frans Hals toegeschreven werken in de Haarlemse Halstentoonstelling, Frans Hals, echt of onecht, die onder meer inhield dat er slechts 33 onaanvechtbare originelen hingen. In 1939 kwam Van Dantzig na grondige studie tot de bevinding dat het twee jaar te voren ontdekte en als Vermeer bejubelde schilderij 'De Emmaüsgangers' een vervalsing was, maar hij was door het uitbreken van de oorlog niet in staat dit te publiceren.

De oorlogsjaren waren voor het hele gezin, ondanks positieve ervaringen, een lange, lange nachtmerrie. Aanvankelijk mocht Van Dantzig, als jood, niet meer publiceren of aan tentoonstellingen deelnemen; later, in 1942, moest hij met de zijnen onderduiken. Enige tijd vervalste Van Dantzig, expert in vals en echt, persoonsbewijzen, totdat de zaak ontdekt werd. Gelukkig wist hij zich tijdig in veiligheid te brengen. De ontstellende ervaringen uit deze tijd waren ongetwijfeld oorzaak van Van Dantzigs latere belangstelling in de psychologie, die ook in zijn kunsttheorieën ging doorwerken. Na de oorlog had Van Dantzig gedurende een twintigtal jaren, samen met W. Tinbergen, een bureau voor het testen van handschriften en tekeningen volgens zijn methode, die hij pictologie noemde. Ondertussen lieten zijn financiën het hem toe - hij wist voordelig en veilig te beleggen - ook door te werken aan de toepassing van de pictologie op kunstwerken. In 1947 publiceerde hij Johannes Vermeer, de ,,Emmaüsgangers" en de critici, een pictologische analyse van het werk van Vermeer, van Han van Meegeren en van de 'Emmaüsgangers'. In 1952 zette hij zijn ideeën uiteen in een tentoonstelling Vals of echt? in het Amsterdamse Stedelijk Museum, die later te zien was in Bazel, Zürich, Düsseldorf en diverse plaatsen in de Verenigde Staten - hetgeen resulteerde in een televisie-voordracht (1954) op uitnodiging van de Ford Foundation 'from coast to coast' - die daar veel succes had. Zijn laatste publikatie in boekvorm was Vincent?... (1953), een Engels boek met een summiere, maar heldere uiteenzetting van de theorieën en een toepassing op werken van Van Gogh en op enkele imitaties. Latere manuscripten bleven onvoltooid: een over Frans Hals, in het Engels, waarin hij zijn pictologische studie van 1937 verder uitdiepte en met kunsthistorische analyses ondersteunde, en een over Leonardo da Vinci. Wel publiceerde hij later nog in tijdschriften en vooral in kranten. Van Dantzig, die socialistische sympathieën had, hechtte er namelijk veel waarde aan dat een groot publiek kunst en het oordeel over kunst kon begrijpen en besprak zijn theorieën regelmatig in Paraat en, later, Het Vrije Volk, doorgaans naar aanleiding van een grote tentoonstelling. Na zijn dood in 1960 vormden zijn echtgenote en een aantal vrienden een stichting, de M.M. van Dantzig Foundation, die als doel had en heeft het verbreiden van Van Dantzigs ideeën in het bijzonder, en het stimuleren van het meer objectieve kunstoordeel in het algemeen. De Stichting kon in 1973, o.a. uit diverse manuscripten, een overzicht publiceren van de essentialia van Van Dantzigs theorieën Pictology. An analytica lmethod for attribution and evaluation of pictures (Leiden, 1973).

Van Dantzigs methode en de resultaten ervan werden tijdens zijn leven enerzijds door kenners en kunsthistorici doodgezwegen of fel aangevochten, anderzijds toegejuicht door wetenschapsmensen buiten de kunstgeschiedenis. Tegenwoordig zijn de algemeen gebruikte methoden bij het beoordelen van kunstwerken en de pictologie meer naar elkaar toegegroeid. Het kan niet ontkend worden dat de methode, die veel gemeen heeft met de grafologie, menig waardevol element bevat. De basis is het onderzoek van kunstwerken op vele specifieke fenomenen. Het gaat hierbij vooral om karakteristieken die door de kunstenaar onbewust teweeg zijn gebracht en veel meer typerend voor hem zijn dan bijv. de stijlfenomenen. Deze karakteristieken kunnen steeds ondergebracht worden in groepen, die als zodanig bestudeerd kunnen worden en pictoriële elementen genoemd zijn. Van Dantzig constateerde dat sommige van die elementen vooral betrekking hebben op de identiteit van de maker, andere mede of meer speciaal op de kwaliteit. Dit maakte het hem mogelijk hanteerbare normen voor de kwaliteit van kunstwerken aan te geven, die hij evenwel niet aan andere kwaliteitscriteria relateerde, en die daarom vooral opgaan wanneer het gaat om vals, namaak, kopie of echt.

Van Dantzig was een grote oorspronkelijke geest, een vrijdenker, die de joodse orthodoxie van zijn ouders niet volgde, tegen hun zin zijn eigen weg ging en - ondanks veelvuldig en fel verzet - strijd bleef voeren voor zijn theorieën en voor een wetenschappelijk gefundeerd kunstoordeel.

A: Collectie-Van Dantzig onder berusting van mw. D.A. van Dantzig te Amsterdam.

P: Lijst van publikaties van Van Dantzig in genoemd boek Pictology, 110-111.

L: 'M.M. van Dantzig (1903-1960). "Enfant terrible" van kunstwereld, pictoloog', in Haagse Post, 30-1-1960; J. Storm van Leeuwen, 'The concept of pictology and its application to works by Frans Hals', in Authenticity and visual arts, a multidisciplinary symposium (Amsterdam, 1979) 57-92.

I: Website Vincent van Gogh en Plaggenhut met stokken: http://www.trimtrack.com/2science.html [6-2-2008].

J. Storm van Leeuwen


Bovenstaande biografie weerspiegelt de stand van het onderzoek tot aan het jaar van publicatie in het gedrukte deel van het BWN. Dit jaar is hieronder weergegeven. Alle daarna verschenen literatuur is niet in de tekst verwerkt en wordt evenmin vermeld in de literatuuropgave (onder L).

Oorspronkelijke versie opgenomen in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2 (Den Haag 1985)
Laatst gewijzigd op 12-11-2013